Les 5 powerpoint Cognitieve ontwikkeling + boek hfst 4 Flashcards

1
Q

Cognitie is een ander woord voor

A

kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is cognitieve ontwikkeling?

A

leren, onthouden en toepassen van dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 belangrijke cognitieve aspecten en leg ze uit

gochac

A

Geheugen: onthouden en herinneren van informatie
Cognitie: hoe je waarneemt, herinnert, denkt, redeneert, begrijpt
Aandacht: controle hebben waar je op let, concentratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

bruggetjes in je hoofd, leg uit

A

hersenen rekbaar. Leer je iets nieuws -> nieuwe verbinding : synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet de linkerhersenhelft?

A

LOGICA: denkwerk, taal, rekenen, logische taken, stampen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doet de rechterhersenhelft?

A

GEVOEL: zintuigen, kleur, ruimtelijk inzicht (en evt hulp bij het stampen door links ;-)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekent tabula rasa?

A

als ongeschreven blad ter wereld komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het eerste ontwikkelpunt in hersenen?

A

De zintuigen. Kijken, luisteren, voelen, proeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het tweede ontwikkelpunt in de hersenen?

A

taal en motoriek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe leert een kind complexe vaardigheden?

A

Doordat hersengebieden gaan samenwerken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vertel over lange termijngeheugen

A

informatie opgeslagen door synapsen. nieuwe leerervaring maakt n verbinding, die steviger wordt door herhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het korte termijngeheugen?

A

werkgeheugen, slaat kort informatie op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie spreekt over 8 manieren waarop je intelligent kan zijn?

A

Howard Gardner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 8 manieren van intelligentie volgens Howard Gardner?

A

Woordknap, Beeldknap, Rekenknap, Muziekknap, Beweegknap, Zelfknap, Natuurknap, Samenknap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er in puber hersenen

A

ontwikkeling hersenen: cruciale fase
Communicatie tussen verschillende gebieden nog niet in balans
slaappatroon verandert tgv ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Volledige ontwikkeling hersenen loopt van

A

0 tot 25 jaar (ten minste)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Puberhersenen uit balans want

A

emotionele gebieden lopen voor op rationele gebieden
emotionele worden extra geprikkeld door hormonen en rationele zijn nog niet sterk genoeg om hyperactiviteit onder controle te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Kenmerken vroege adolescentie 10-14 jaar

A

invloed hormonen en verandering het grootst.
emoties heftiger, impulsief want minder goed nadenken

losmaken ouders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Kenmerken midden adolescentie 14-16 jaar

A

risicogedrag, pubers experimenteren, emoties nog boventoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Kenmerken late adolescentie 16-22 jaar

A

betere balans hersengebieden, dus ook beter nadenken en afwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

3 groepen in hersenontwikkeling pubers

A

vroege adolescentie 10-14
midden adolescentie 14-16
late adolescentie 16-22

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pubers - moeite met plannen. Waarom?

A

want plannen doet beroep op meerdere cognitieve functies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

pubers - waarom beperkt aanpassingsvermogen?

A

frontale cortex: regels die we geleerd of plannen bijstellen. Bij pubers is frontale cortex nog niet volledig ontwikkeld. ze begrijpen dat iets niet werkt, maar kunnen er toch niets mee. + niet gevoelig voor straf of feedback, dus moeilijker leren van fouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

puber - waarom snel afgeleid?

A

ook het deel van de frontale cortex dat zorgt dat je irrelevante informatie kunt onderdrukken, is nog niet goed ontwikkeld. Pubers zijn snel afgeleid en hebben moeite met uitvoeren van verschillende taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

leren is proberen, waarom?

A

fouten maken mag, dan gaan je hersens op zoek en leren ze iets nieuws.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Behaviorisme 2 namen

A

Pavlov

Skinner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Cognitivisme 2 namen

A

Jean Piaget - 4 fasen

Jerome Bruner

28
Q

Constructivisme 2 namen

A

Lev Vygotsky​

Robert Gagne

29
Q

Wat zijn associaties?

A

Langere tijd informatie onthouden: verbindingen maken

30
Q

Belonen en straffen bij kleine kinderen?

A

belonen werkt bij kleine kinderen beter

31
Q

Wat is Behaviorisme?

A

Kinderen leren door beloning
Conditionering (aangeleerd gedrag)
Skinner (mensen en dieren kun je alles leren, als je ze maar beloont)
Pavlov

32
Q

Wat is Cognitivisme?

A

kinderen leren door te experimenteren

nieuwe kennis komt altijd van buitenaf

33
Q

4 fasen Jean Piaget

A
  1. sensomotorische fase (0-2)
  2. preoperationele fase (2-6)
  3. concreet operationele fase (6-9)
  4. formeel operationele fase (12-15)
34
Q

sensomotorische fase

A

baby ontdekt de wereld door zintuigen, stopt alles in zijn mond.
experimenterend leren door alsmaar licht aan en uit te doen

35
Q

preoperationele fase

A

kinderen leren spreken
besef van volgorde en verschijnselen
nog geen onderlinge verbanden bv bol klei uitrollen. De vorm is dan veranderd, maar dat snapt een kind niet
veel fantasie

36
Q

concreet operationele fase

A
kinderen leren nu ordenen
leren inschatten
leren reflecteren
zelf nadenken over gedrag
begrijpen dat breed glas evenveel water kan bevatten als smal hoog glas (conservatie
37
Q

formeel operationele fase

A

ruimtelijk en abstract denken in ontwikkeling
logisch denken ontwikkeld zich
Niet iedereen bereikt deze fase!!!

38
Q

Constructivisme

A

Leren door samen ervaringen op te doen
Ouders zijn rolmodel
Vygotsky: cognitieve ontwikkeling beinvloed door interactie en omgeving
Kinderen zijn uit zichzelf leergierig
Zone van naaste ontwikkeling - kies iets wat bij ontwikkeling past of daag uit net n stapje verder te zetten.

39
Q

Objectpermanentie, wat is het en wanneer ontwikkelt het zich?

A

Dit ontwikkelt een baby tussen 8-12 mnd.

De baby begrijpt dat een voorwerp blijft bestaan ook al is het uit zicht.

40
Q

Mentale representatie

A

Inbeelden hoe iets eruit zou kunnen zien. (vanaf ca 18 mnd - 2 jaar)

41
Q

Cognitieve ontwikkeling 12-18 mnd

A

experimenteren
Iets laten vallen of gooien om te zien wat er gebeurt
Spel: een blokje in blokkendoos stoppen
Dreumes gaat zoeken als ze voorwerp niet meer zien
Dreumes gaan gedrag imiteren/nabootsen

42
Q

Cognitieve ontwikkeling 4-6

A

Voorlezen: kinderen leren verband
moeite aandacht op meer dan 1 ding te richten
Focus op 1 ding hebben: centratie
Kleuters hebben nog niet door dat een hvh hetzelfde blijft als de vorm verandert

43
Q

Wat is centratie?

A

focus op 1 ding

44
Q

Conservatie

A

vorm verandert, hvh blijft gelijk

45
Q

Cognitieve ontwikkeling 6-10

A

geheugen en concentratievermogen wordt groter
kind wordt minder impulsief
hij leert eerst iets bedenken en dan pas doen

46
Q

Cognitieve ontwikkeling 10-12

A

logisch denken
Abstract denken (nadenken over wat je niet zelf hebt meegemaakt)
Reflecteren

47
Q

Cognitieve ontwikkeling 13-20

A
Pubers denken na over abstracte begrippen als 
Rechtvaardigheid
Waarheid
Leven en relaties
9 uur slaap nodig
48
Q

patroonherkenning in hersenen

A

als iets goed werkt, dan blijven hersenen het zo doen

49
Q

Peuter kan begrijpen dat iets op een foto of een tekening iets echts kan zijn. En kan zich voorstellen hoe iets eruit kan zien.

A

Preoperationele fase (Piaget, cognitivisme)

50
Q

animistisch

A

geloven dat voorwerpen kunnen denken, gevoelens en wensen hebben. bv dat een kind stoute stoel zegt als hij zich stoot. Of dat een knuffelbeer moet huilen.

51
Q

magisch denken

A

2-4: kinderen kunnen moeilijk onderscheid maken tussen fantasie en werkelijkheid

52
Q

In welke fase zitten kleuters die ordenen om te begrijpen van de wereld om hen heen?

A

Preoperationele fase

53
Q

Wat is centratie?

A

kleuters: Het focussen op 1 factor. bijvoorbeeld de hoogte van een glas, waardoor ze denken dat een hoog glas meer water bevat

54
Q

Wat is conservatie?

A

vorm verandert, maar kleuters zien niet dat het eerst een bol was. ze zien het dan als slang.

55
Q

Wat is psychische operatie?

A

eerst dingen in het hoofd bedenken voor de actie komt

56
Q

Wanneer kunnen kinderen logisch nadenken?

A

10-12 jaar. veel kennis opdoen als ze in n boek duiken bv.

57
Q

Wanneer kunnen kinderen abstract denken?

A

het kunnen denken over dingen die je niet zelf hebt meegemaakt (rond 10-12)

58
Q

Wat is reflecteren en wanneer kunnen kinderen dat?

A

nadenken over gevolgen van gedrag (10-12)

59
Q

Wanneer kunnen kinderen strategieën bedenken en wat is het precies?

A

13-20: kenmerkt zich door actief oplossen van problemen. Kinderen gebruiken langetermijngeheugen en zoeken betere strategieen om problemen op te lossen
Zit in formeel operationele fase van Piaget.

60
Q

Leg het begrip geheugen in één zin uit:

A

onthouden en weer herinneren van informatie

61
Q

Leg het begrip cognitie in één zin uit:

A

Hoe je waarneemt, herinnert, denkt, redeneert en begrijpt. Wat heeft derk recht bebreidt?

62
Q

Leg het begrip aandacht in één zin uit:

A

controle hebben over waar je op let en concentratie

63
Q

Cognitief schema

A

Een innerlijke weergave van een onderwerp
fase 1 piaget: ontwikkelen van dat cognitief schema
fase 2: eenvoudige cognitieve schema’s, die afhankelijk zijn van waarnemingen (sinterklaas bestaat, water in breed glas is minder en je kan door n putje)
maakt ook cognitief schema van zichzelf (scheiden), ook magisch denken
fase 3: beseffen zich hoe het zit (sinterklaas, putje, magisch denken). logisch redeneren, dus dingen kunnen anders zijn dan ze lijken
fase 4: cognitieve schema’s van abstracte begrippen

64
Q

Jonge kinderen leren zo

A
sabbelen en imiteren: 0-2
vanaf 3 mnd kraaien en klanken
4-8 mnd aandacht voor omgeving groter
8-12 mnd gebeurtenissen voorspellen
12-18 mnd experimenteren met gedrag 
18-24 mnd kan beeld maken (mentale representatie)
Tussen fantasie en werkelijkheid: 2-4 
De wereld willen begrijpen: 4-6 (ordenen en benoemen)
65
Q

Oudere kinderen leren zo

A

logisch denken en bewust omgaan met kennis krijgen meer aandacht
In de wereld staan: 6-10 (psychische operatie)
Logisch denken: 10-12
Problemen oplossen: 13-20