Les 7: Stofwisselingsstoornissen Flashcards

1
Q
  1. Geef enkele voorbeelden van exogene pigmenten en hun belang in de pathologie
A
  • Pneumokoniosen
    o Stoflong: het binnentreden van fijn stof in de long via luchtwegen tot in alveolen.
    o Pulmonale antracose: zwartverkleuring van het longparenchym door inademing van koolstofpartikels. Zichtbaar als zwarte puntjes, macrofagen in alveolen nemen ze op in fagolysosomen, lymfebanen. Inerte koolstofpartikels veroorzaken geen ontstekingsreactie
    o Longsilicose: inademen van silicaathoudend stof (zandpartikeltjes): doet de macrofagen afsterven: haardvormige, productieve ontsteking (granuloom)
    o Inademen van asbestvezels veroorzaakt ook pneumokoniose + mesotheliomen (tumoren van de pleura). Te groot voor fagocytose. Absestrosis: longmacrofagen worden kapot geprikt. Vezels zijn zo lang, macrofagen nemen ze wel op maar ze zijn te scherp en lang. Macrofagen lopen leeg: vrijkomen DAMS (damage associated molecule pathogens)  ontstekingsreactie  overdrive.
  • Zware metalen
    o Lood, bismut- en kwikzouten, ijzer en zilver.
     Lood: hersenbeschadiging
     Lood, bismut en kwik: bacteriën in mucosae die H2s kunnen produceren: werkt in op lood, bismut en kwik tot sulfides: zwarte afzetting.
  • Pigmenten van alimentaire oorsprong
    o Caroteen (flamingo’s)
  • Farmaca
    o Tetracycline-antibiotica: wordt ingebouwd in dentine + groeischijven: geelverkleuring.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lipofuscine

A

Ceroïd en lipofuscine zijn intracellulaire stapelproducten. Ze ontstaan door binding van amines op
secundaire aldehyden die gevormd worden door inwerking van vrije zuurstofradicalen op vetten 
de complexe reactieproducten worden opgestapeld in lysosomen. Het geeft een licht-beige kleur op
HE-coupes en is autofluorescerend onder UV-belichting. Het is aan te kleuren met lipofiele
kleurstoffen (Sudan zwart, Oil-red-O, Luxol-fast-blue). Lipofuscine is een typisch ouderdomspigment
opgestapeld in postmitotische cellen en is ± fysiologisch, je ziet het echter ook bij atrofie.
Ceroïdstapeling is pathologisch (er is een onderliggende ziekte).
Lipofuscine:
 Fijndruppelig, lipochroom, geel-bruin tot roestig intracellulair
pigment
 Overbodige, versleten of beschadigde celcomponenten (vnl.
membranen) worden in autofagosomen deels afgebroken en
opgestapeld als residuele lichaampjes = mengeling van VZ en
glycoproteïnes
 Neemt toe met verouderen (vnl. hartspiercellen en neuronen
die postmitotisch gefixeerd zijn, in mindere mate in
skeletspiercellen)
 Aanwezig in lever- en niercellen na reversibele
celbeschadiging (organellen!)
 Veel bij cachexie en seniele atrofie  bruine atrofie =
atrophia fusca
  wear and tear pigment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

time dependence lipofuscine en ceroid

A
  • Time dependence
    o Lipofuscine: duurt lang, ouderdom, voornamelijk autofagie, voornamelijk intracellulair
    o Ceroïd: geen product van ouderdom of veroudering. Kan ook bij jonge dieren voorkomen, voornamelijk heterofagie, voornamelijk extracellulair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

cercoid

A

Ceroïd:
 Geel-bruin intracellulair pigment
 Ontstaat pathologisch door oxidatie van PUFA’s en binding
van eiwitten en glycoproteïnen  onafbreekbare
lipidecomplexen
 Zuurvast bij Ziehl-Neelsen kleuring
 Kan op 3 manieren ontstaan:
1. Bij ontstekingsprocessen en necrose worden de
vervallen vetten gefagocyteerd door macrofagen
(heterofagosomen)
2. Bij opname van zeer grote hoeveelheden PUFA’s (vis!) en een relatief tekort aan vit.
E. en Se:
 Yellow fat disease bij rat, nerts, konijn, kat, hond en varken
 = opstapeling van ceroïd tegen de plasmamembraan en in het gehele
cytoplasma van adipocyten en fibroblasten
 Bij necrose van adipocyten komt het ceroïd vrij  vreemd voorwerp
reactie  fagocytose door macrofagen (in milt, lnn. lever)
 ‘Brown dog gut’ of ‘brown bowel disease’ of ‘leiomyometaplasie’
 Bij hond en mens
 De gladde spiercellen van de darmwand kleuren bruin, ook bij
chronische enteritis en pancreatitis
 Fuscinenefrose bij het rund: bruin niermerg (zeer zeldzaam)
3. Erfelijke vormen van ceroïdopstapeling: ceroïd-lipofuscinose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  1. Bespreek de pathologie m.b.t. het haemoglobline
A
  • Endogene pigmenten, haemoglobulinogene pigmenten
    o Pigmenten afkomstig van het haemoglobine
     Wanneer haemoglobine vrijkomt uit RBC bij beschadiging of opruiming van versleten RBC’s  fagocytose door macrofagen in de lever en milt  intracellulaire haemoglobine-afbraak
     Erg beschadigde RBC’s  RBC vervallen in de bloedbaan  Haemoglobine komt vrij = haemolyse  haemoglobine in het bloed = haemoglobinaemie: indien ernstig ook in urine: haemoglobinurie
    • Indien EPO stijgt en hemactocriet blijft constant = hyperhaemolyse
    • Indien onvoldoende EPO: haemolytische anemie
     Regeneratieve anemie: indien er activatie is van het beenmerg om anemie op te lossen
     Haemglobinurie =/= haematurie: bloed in de urine bv. bij haemorrhagische cystitis
    • Niertubuli bevatten hyaliene haemoglobinecilinders, het blijft steken.
    • Haemoglobine is opgestapeld in nierepitheelcellen, het wordt opgenomen.
    • Hoe zien we het verschil? Door de urine te centrifugeren, heb je volbloed: rode bloedcellen in urine, die gaan bezinken zodat je bij haematurie echt een bloedplaat krijg. Haemoglobine zelf kan je niet centrifugeren.
     Haemagglutinatie: RBC vormen intravasculaire aggregaten bij sommige septicemieeën (leptospirose) en auto-immuunziekten  acuut levensbedreigend.
     Infectieuze anemie bij het paard, leptospirose, babesiose, intoxicaties zoals kopervergiftiging, look en uien en slangengiften, immunologische aandoeningen
     Oxidatie van het haem-ijzer  zuurstofuitwisseling X
    • Methaemoglobine: Vergiftiging met koper, nitriet, nitraat, chloraat en aniline
    • Bruinverkleuring van de weefsels
    • Carboxyhaemoglobine (CO-intoxicatie)
     Na de dood: haemoglobine komt snel vrij uit de RBC  sijpelt in omgevende weefsels = postmortale bloedimbibitie
    • door vermenigvuldigingen van bacteriën na de dood wordt H2S gevormd  sulfhaemoglobine  postmortale pseudomelanose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  1. Geef een beschrijving van icterus. Deel het op op basis van de etiologie
A
  • Icterus = geelzucht = galpigment. Endogene pigmenten, haemoglobulinogene pigmenten
  • Opstapeling van galpigmenten
    Rode bloedcel leeft ongeveer 120 dagen, daarna afgebroken door hepatocyten (in lever) of macrofagen in de lever, beenmerg of milt (START)  Bilirubine wordt uitgescheiden, gebonden aan albumine en in de bloedbaan getransporteerd als ongeconjugeerd bilirubine. Dit komt binnen in de lever, wordt opgenomen en geconjugeerd. Hierdoor wordt het wateroplosbaar, kan uitgescheiden worden in de gal  darm  Faeces. Of opnieuw in de circulatie  als oplosbaar geconjugeerd bilirubine en dan via de nier uitgeplast.
  • Geelzucht: te veel, bilirubine in je bloedcirculatie = hyperbilirubinaemie
    o Normaal altijd bepaalde hoeveelheid aan het circuleren (altijd RBC aan het afsterven). Bij bepaalde aandoeningen te veel bilirubine in bloed. Dit zal uitlekken uit de bloedvaten in de omliggende weefsels. Weefsels krijgen een geel uitzicht.
     Elastine kleurt het makkelijkste geel aan (grote bloedvaten)
     Wit van het oog kleurt ook geel + vetweefsel…
  • Bilirubinurie: bilirubine via de nier in de urine terecht komen. Moet gaan om geconjugeerde vorm die renale excretie toelaat. Ongeconjugeerd (dat nog niet door de lever is geconjugeerd) dat kan je niet afscheiden via de nier.
  • Prehepatische of haemolytische icterus
    o Etiologie is haemolyse door bv. eencellige parasieten, vergiftigingen (look…) en ook immuun gerelateerd…  haemoglobinanaemie
    o Prehepatisch = ongeconjugeerd bilirubine: onvoldoende nierexcretie  hyperbilirubinaemie maar geen bilirubinurie. Wel toegenomen uitscheiding van bilirubine in de darm en haemoglobinurie.
    o Slechts geringe leverdegeneratie
  • Hepatocellulaire icterus
    o Lever kapot: chronisch alcoholmisbruik
    o Etiologie is een ernstige beschadiging van een groot veel van de hepatocyten  geen glucuronidatie
    o Bij overleven van acute fase van leverdestructie: na 1 week geelzucht
    o Verstoring leverstructuur door de leverschade: galstase  overflow van ongeconjugeerd bilirubine naar de bloedbaan  hyperbilirubinaemie
    o Je kan het niet conjugeren dus je kan het ook niet uitscheiden, blijft ermee zitten.
    o Geen haemoglobinurie (geen haemolyse), noch bilirubinurie (geen conjugatie)
  • Posthepatische of obstructie icterus
    o Duidelijk obstructie van galafvoer, lever is oké (galstenen bv.)
    o Normale hoeveelheid hemoglobine omgezet tot bilirubine ongeconjugeerd, opgenomen in lever, geconjugeerd maar je kan het niet afvoer. Het loopt weer over via ruimte van Disse naar het bloed. Via het bloed kan het wel via de nier uitgescheiden worden: hyperbilirubinaemie en bilirubinurie.
    o Faeces zijn bleek en vetrijk = steatorrhee de galzouten bereiken door de obstructie de darmen niet: geen vetopname/ vertering + verlies van mineralen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Wat is porphyrine?
A

Dit is een zeldzaam erfelijk defect van uroporphyrinogeen III synthase bij rund, varken, kat en aap 
porphyrie. Uroporphyrinogeen III is een voorloper van Hb, als de vorming hiervan wordt verhinderd
wordt Hb dus ook niet goed aangemaakt.

  • Geeft pigmentatie aan botten, sensitisatie t.h.v. de huid: snel verbrand, zie toxicologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  1. Wat is haemosiderine en welke letsels kan je eruit afleiden?
A

De intracellulaire Fe-reserve (macrofagen van lever, milt, beenmerg) is normaal gebonden aan het eiwit
apoferritine als ferritine (want puur Fe is toxisch)  gemakkelijk mobiliseerbaar. De onoplosbare intracellulaire
vorm van Fe = siderine in siderosomen van macrofagen (siderine = aggregatie van ferritine). De stapelvorm van
Fe afkomstig van de afbraak van Hb uit rbc’s = haemosiderine (in macrofagen van lever, milt, beenmerg =
siderocyten-siderofagen).
Haemosiderose = wanneer haemosiderine op verschillende plaatsen/weefselparenchymen (bijv. de
long) voorkomt door overmatige afbraak van Hb (o.a. hemolyse)  opstapeling in macrofagen (bijv.
van de long), maar ook in hepatocyten wanneer de macrofagen in de lever overladen raken. Als je
een Fe-kleuring toepast op een long met veel rbc’s uit de capillairen in de alveolen die worden
opgenomen door macrofagen  blauw gekleurde macrofagen doordat ze Fe bevatten.
Haemochromatose = overmatige opstapeling van Fe in de lever (initieel in macrofagen, later ook in
hepatocyten) bij overdreven aanvoer van Fe in combinatie met het ontbreken van de rem op de
resorptie (bijv. bij fruitetende vogels die een Fe-rijk dieet binnenkrijgen).
Haemoglobinurie: ook haemosiderine in het tubulusepitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly