Les 5: Stofwisselingsstoornissen Flashcards

1
Q

ontstaan degeneratief celoedeem?

A
  • Osmose: water kan passief door membranen diffunderen o.i.v. osmotische concentratiegradiënten (semipermeabel)
  • Elektrolyten worden door actief transport tegen gradiënt ingepompt. (Water volgt elektrolyten)
  • Stoornissen in waterhuishouding
    o Extra-cellulair
     Watertekort (dehydratatie), overaanbod (oedeem), elektrolytentekort (hyponatriëmie)
    o Intra-cellulair
     Stoornissen in energieproductie (hypoxie): Na-pomp! Stilvallen intracellulaire osmotische druk. Niet-gebonden water uit weefsels stroomt de cel binnen + retentie  oedeem
     Membraanbeschadigingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Celoedeem macro en microscopisch + degeneratievormen

A

 Macroscopisch: zwelling organen, week tot broos, bleek, weinig bloed
 Microscopisch
• Acuut degeneratief celoedeem
o TEM: uitzetten van RER met loslaten van ribosomen
o LM: mitochondriën als zandkorrels.
o Reversibel
• Vacuolaire degeneratie
o Reversibel
o LM: Vacuoles gevormd, grotere blaasjes. Zullen aantal cellen afsterven = single cell necrosis (zeker hoogactieve cellen (lever)).
• Hydropische degeneratie
o Ergste vorm van degeneratief celoedeem
o Irreversibele celbeschadiging
o Membraansystemen scheuren en lossen op (vettige substanties scheuren en zoeken elkaar op). Structuren als mitochondriën en ER vloeien samen tot grote, met water gevulde ruimtes = confluetievacuoles
• Ballonerende degeneratie
o Extreme vorm van hydropische degeneratie. Cellen gaan openscheuren, grote blazen/aften. Vaak door virussen.
o Pijn, cellen vormen blaas en scheuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

twee types diabetes mellitus

A

Type I: Absoluut insulinetekort, er wordt geen insuline meer geproduceerd, dit kan ontstaan door
ernstige beschadiging/vernietiging van de β-cellen van de eilandjes van Langerhans in de
pancreas (staan in voor productie van insuline). Er kan ook algemene destructie van de
pancreas (inclusief de eilandjes) zijn. Er is hier dus een primair insuline probleem.
Type II: Relatief insulinetekort (ook dit kan door beschadiging vd β-cellen), hierbij wordt er nog wel
insuline geproduceerd, maar blijft het glucosegehalte in het bloed toch nog te hoog. Insuline
in een te lage concentratie, insuline te traag uitgescheiden na hyperglycemische prikkel, of er
is insulineresistentie doordat perifere receptoren minder gevoelig zijn voor insuline of er zijn
insuline-antagonisten (progesteroninvloed doet groeihormoon STH stijgen, of steroïd
diabetes door functionele tumor adenohypofyse/bijnierschors of Cushing) aanwezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

symptomen en letsels diabetes mellitus

A

Symptomen:
▪ Hyperglycemie (teveel glucose in bloed).
▪ Glucosurie (nierdrempel overschreden, ‘mellitus’ = zoete urine, teststrips).
▪ Polyurie/Polydipsie (klinisch heel belangrijk symptoom bij tal van endocriene ziekten).
▪ Toxische keto-acidose (door gluconeogenese, want te weinig intracellulair).
▪ Coma diabeticum (door de keto-acidose en hyperosmolariteit thv de hersenen).
Mag niet verward worden met een voorbijgaande hyperglycemie!

Letsels bij diabetes mellitus:
▪ Algemene neuropathieën en angiopathieën (oa. atherosclerose): suiker is immers giftig en
tast cellen aan die ermee in contact komen.
▪ Glomerulaire micro-angiopathie verder evoluerend naar diabetische glomerulosclerose →
verhoogde permeabiliteit thv de glomeruli → polyurie (en als reactie hierop polydipsie).
▪ Cataract → lenstroebeling o.i.v. gestegen suikergehalte in de lens (lens versuikert).
▪ Bij insulinetekort → vermindering vd glycogeenreserve in de hepatocyten en finaal
vermageren door aanboren vd vetreserves/lipolyse om energie te creëren + vaak polyfagie.
▪ Bij insulineresistentie met hyperinsulinemie → eerste mogelijk verhoging vd vetreserve.
▪ Bij glucosurie → glycogeenopstapeling in de tubulusepitheelcellen vd nier (glucose wordt
opgenomen door de epitheelcellen vd tubuli gepolymeriseerd tot glycogeen).
▪ Centrolobulaire tot diffuse levercelvervetting, te wijten aan:
o Verhoogde lipolyse → overaanbod van VZ uit de vetdepots → overspoelen de lever
→ enzymen kunnen VZ niet volledig oxideren → overmaat ketonen → diabetische
keto-acidose → diabetisch coma.
o Verminderde eiwitsynthese + relatief tekort aan lipotrope substanties om
lipoproteïnen te maken → vetten kunnen niet uit de hepatocyten worden vrijgesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

oorzaken hyperglycemie

A

▪ Diabetes mellitus *
▪ Stress bij kat* op consultatie → adrenaline maakt glucose vrij (altijd meerdere metingen)
▪ Cushing* (hyperadrenocoticism)
▪ Iatrogeen* door medicamenten of parenterale nutritie
▪ Postprandiaal
▪ Pancreasprobleem; pancreatitis of exocriene pancreatische neoplasie
▪ Nierinsufficientie
Functie van insuline: glycemie doen dalen! Insuline stimuleert processen die glucose opslaan in cellen
(spier, vet, etc..). Let op: lever en hersencellen zijn insuline ONafhankelijk!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cushing syndroom

A

→ geeft stoornissen in de koolhydraten-, eiwit- en vetstofwisseling…
▪ Eiwitkatabolisme; osteoporose en atrofie (van o.a. skeletspieren).
▪ Herverdeling van vet → ‘adipositas’-uitzicht.
▪ Glycogeenopstapeling in de lever → vergroot (hepatomegalie), heeft grauw-bruine kleur →
glucocorticoïde/steroïd hepatopathie, cortico’s stimuleren omzetting van eiwit en vet naar
glucose → in de lever omgezet tot glycogeen (anabool effect van steroïd).
▪ Insulineresistentie (slechts ernstig bij 10% van de Cushing patiënten):
o Verminderd glucoseverbruik in extrahepatische weefsels doordat glucose niet IN de
cellen geraakt → hyperglycemie → in lever (insuline ONafhankelijk) glycogeen opslag.
o Glucosurie door overschrijding terugresorptiecapaciteit vd nier → osmotische
diurese volgt (polyurie met als gevolg polydipsie).
o Hyperinsulinemie (als reactie).
▪ Metastatische verkalkingen (zie andere vraag).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  1. Wat is het belang en het ontstaan van ketonemie? En wat zijn de ermee gepaard gaande letsels?
A

Wanneer lactatiepiek: veel lactose productie nodig (glucose + galactose). Als er geen glucose genoeg is zal de citroenzuurcyclus niet draaien. Het eindproduct van citroenzuurcyclus is oxaalazijnzuur (oxaalacetaat). Kan met Acetyl-COA gaan condenseren. Als citroenzuurcyclus niet draait, is er geen oxaalacetaat dus kan acetyl-CoA niet condenseren tot citraat. Rund gaat oxaalacetaat bypassen en gaat het omzetten tot ketonen: acetoacetaat + B-hydroxybutyraat. Dat zijn ketonlichaampjes, zij veroorzaken het probleem ter hoogte van de lever.
- ¬probleem
o Ketonen door hartspier, hersenen en spier
o NIET door de lever: lever blijft met ketonen zitten. Deze zijn toxisch. Hepatocyten aan periferie (waar ketonen toekomen) kunnen afsterven waardoor normaal metabolisme niet doorgaat: geen vetzuurmetabolisme: leververvetting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly