Les 7 Flashcards

1
Q

Moraal

A

Leer van plichten en deugden. Min of meer overeengekomen afspraken over hoe je als mens zou moeten leven. Alle mensen hebben bepaalde morele opvattingen over goed en kwaad. Die kunnen bewust of onbewust zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Ethiek

A

Reflectie op de moraal.
Systematisch nadenken over moraal.
Redelijke normen en waarden proberen te ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe komen we aan onze moraal?

A

Vanuit onze opvoeding
vanuit levenservaring
uit intermenselijk verkeer
uit biologische processen, emoties uit persoonlijke overtuigingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarden

A

Abstract ideaal, wezenlijk voor kwaliteit van leven

bijv. Gelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Normen

A

Handelingsvoorschrift Bijv. geef mensen gelijke kansen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Deugden

A

Duurzame eigenschap van een specifiek persoon toegepast in het juiste midden. Bijv. zorgzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normatief beroep

A

een beroep waarin je vanuit bepaalde waarden moet werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Feit

A

gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid of betekenis vast staat en maar voor één uitleg vatbaar is (objectief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interpretatie

A

verklaring voor of uitleggen van een gebeurtenis of omstandigheid (subjectief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ethiek

A

Reflectie op onze moraal op de normen, waarden en deugden waaraan wij onszelf en anderen in redelijkheid gehouden achten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dilemma

A

Probleem waarbij je uit twee alternatieven moet kiezen die beide te maken hebben met waarden en normen en waarbij je moet handelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Ethische dilemma’s in het sociaal werk

A

Dubbele loyaliteit (cliënt vs organisatie/samenleving, persoonlijke opvattingen vs clients opvattingen)
Machtsverhoudingen
(ingrijpen of niet ingrijpen)
Systeemwereld vs. leefwereld
(algemeen belang, privacy/vertrouwelijkheid)
Disciplinering vs emancipering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Bronnen van een social worker

A

het persoonlijke geweten
algemene waarden
beroepsethiek
afspraken binnen de organisatie (protocollen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Persoonlijk geweten

A

Wat heb je meegekregen vanuit de opvoeding.
Individueel: geslacht, etniciteit, sexuele geaardheid
cultureel: sociaal-economische achtergrond, politieke opvattingen, religieuze opvattingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Teleologische/gevolg-ethiek

A

Gevolgen (doel) van de handeling.

Streeft naar: maximaal genot voor zoveel mogelijk mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Plichtethiek

A

handeling zelf, intentie

streeft naar: handelen op basis van redelijke morele regels

17
Q

Deugdenethiek

A

Karakter en motieven van de handelende persoon

streeft naar: handelen vanuit goede eigenschappen

18
Q

Beroepsethiek

A

Specifieke gedrags- en/of morele regels voor een bepaalde beroepsgroep

19
Q

Beroepscode

A

Vastgestelde waarden en normen van een beroep die als leidraad dienen voor een goede beroepsuitoefening

20
Q

kernwaarden van beroepsethiek

A

Mensenlijke waardigheid
sociale rechtvaardigheid
collectieve verantwoordelijkheid
Respect voor diversiteit

21
Q

Missie en visie

A

geven kernachtig aan waarvoor de organisatie staat

22
Q

Protocollen

A

Dragen bij aan dat de werknemers weten hoe ze met bepaalde situaties om kunnen gaan.

23
Q

Discretionaire ruimte

A

de ruimte waarbinnen sociaal werkers naar eigen inzicht kunnen handelen.