Les 5 -ASS Flashcards
clusters van ASS in de dsm
- Sociale interactie & communicatie
- Beperkte, repetitieve gedragspatronen
Classificatiecriteria A
Persisterende deficiënties in de sociale communicatie en sociale interactie in uiteenlopende situaties, zoals blijkt uit volgende actuele of biografische kenmerken
classificatiecriteria a - onderverdeling
- deficiënties in de sociaal-emotionele wederkerigheid
- deficiënties in het non-verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor sociale interacties
- deficiënties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties
classificatiecriteria B
Beperkte, repetitieve gedragspatronen, interesses of activiteiten, zoals blijkt uit minstens twee van de volgende actuele of biografische kenmerken
Classificatiecriteria B - onderverdeling
- stereotiepe of repetitieve motorische bewegingen, gebruik van voorwerpen of spraak
- hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, inflexibel gehecht zijn aan routines of geritualiseerde patronen van verbaal of non-verbaal gedrag
- zeer beperkte, gefixeerde interesses die abnormaal intens of gefocust zijn
- hyper-of hyporeactiviteit op zintuiglijke prikkels of ongewone belangstelling voor de zintuiglijke aspecten in de omgeving
Classificatiecriteria C
De symptomen moeten aanwezig zijn in de vroege kindertijd (maar kunnen soms pas merkbaar worden wanneer sociale eisen de beperkte capaciteit overstijgen of gemaskeerd worden door aangeleerde strategieën in het latere leven)
Classificatiecriteria D
De symptomen leiden tot klinisch significante beperkingen in het sociaal, beroepsmatig functioneren of andere belangrijke terreinen van het huidig functioneren.
Classificatiecriteria E
De stoornissen worden niet beter verklaard door verstandelijke beperking (intellectuele ontwikkelingsstoornis) of algemene ontwikkelingsvertraging. Verstandelijke beperking en ASS komen frequent samen voor. Om comorbide diagnoses van ASS en verstandelijke handicap te maken, moet de sociale communicatie lager zijn dan te verwachten voor het algemeen ontwikkelingsniveau.
Niveaus van ernst
niveau 3: vereist zeer substantiële ondersteuning
niveau 2: vereist substantiële ondersteuning
niveau 1: vereist ondersteuning
Savant syndroom
een conditie waarin een persoon met een ontwikkelingsstoornis een buitengewone vaardigheid of capaciteit heeft.
Prevalentie ASS
0,7-1,7%
4:1
Autisme komtveel vaker voor bij jongens dan meisjes: 3 à 4 jongens tegen één meisje
Mindblindness
gebrek aan inzicht in andermans gevoelens
Disharmonisch profiel in cognitieve mogelijkheden
performaal › verbaal
Mijlpalen ASS per leeftijd
˂ 2 jaar alarmsignalen in sociaal en communicatief gedrag met ouders
˃ 2 jaar sociale-, spraaktaal- en spelontwikkeling
stereotiepe gedragingen
˃ 4 jaar externe observaties op school: gedrags- en cognitieve opvallendheden
Mijlpalen - schoolleeftijd
vriendschappen, vooral vanaf 9 jaar, moeilijkheden met indelen huiswerk
Mijlpalen - middelbare school
vriendschappen, ‘nerd’gedrag, onhandig naar andere sekse, oriëntatieproblemen in het gebouw
Mijlpalen - volwassen leeftijd
problemen op het werk, vooral in het samenwerken, geen relatie, weinig vrienden
Comorbiditeit - ASS gaat vaak samen met
- Verstandelijke beperking
- Structurele taalstoornis
- Leerstoornissen
Andere meer voorkomende comorbiditeiten met ASS:
Slaapproblemen
Depressie
Angst
Gedragsproblemen
Lichamelijke problemen
Zelfbeschadiging
Ook medische en lichamelijke “comorbiditeit” ASS
Immuunziekten
Gastrointestinale ziekten
Epilepsie (11-39%)
Slaapstoornissen (50-80%)
Genetische stoornissen
Kanner (1943) - ASS etiologie
= Extreem autistisch eenzaam
Beschrijft 11 kinderen met problemen in sociale interactie, taalproblemen en extreme voorkeur voor het behouden van dezelfde toestand
Asperger (1945)
= ‘Autistische psychopaten’
Beschrijft vergelijkbare kenmerken, zonder taalproblemen. Benoemt het als persoonlijkheidsstoornis
Bettelheim (1967):
= ‘Refrigerator mothers’
“Mijn hele leven, heb ik gewerkt met kinderen van wie de levens verwoest zijn omdat de moeders hen verafschuwden” – ‘Empty Fortress: Infantile Autism and
the Birth of the Self’
transactionele model van Sameroff
- GEN: ROL VAN DE-NOVO MUTATIES
- OMGEVING:
*prenatale en perinatale factoren
*social modelling
Neurocognitieve verklaringen
- Theory of Mind
- Executief disfunctioneren
- Zwakke centrale coherentie
- Sociale ontw
ToM
= Theory of mind
= het vermogen om je te verplaatsen in het perspectief, de gedachten en gevoelens van anderen.
Theory of mind - aspecten
3 aspecten van perspectief nemen:
- Visueel: afleiden wat iemand ziet uit waar hij naar kijkt
- Affectief: afleiden wat iemand voelt
- Conceptueel: afleiden wat iemand weet, denkt of wil
executief disfunctioneren
Hogere orde cognitieve functies
= processen die nodig zijn voor doelgericht gedrag zoals planning, organisatie, zelf-regulatie.
domeinen executief disfunctioneren
werkgeheugen, verbale zelf-regulatie, zelf-monitoring, inhibitie van gedrag, emotionele regulatie en motor controle
Centrale coherentie
= De vaardigheid om een algemene betekenis te kunnen afleiden uit een grote hoeveelheid details
= Informatie integreren tot een hoger niveau van betekenis
centrale coherentie bij ASS
Het betekenisvol geheel of de ‘coherentie’ wordt niet waargenomen; Letten meer op de details dan het grotere geheel
contextblindheid
- het begrijpen van de situatie aan de hand van de context
- In één oogopslag zien wat er aan de hand is in een sociale situatie
-> bij ASS
- De sociale situatie begrijpen aan de hand van de context is moeilijker
- Mogelijks ook o.w.v. eerder locale bias
- Kunnen het wel als ze expliciet op de context gewezen worden
Bij ASS - sociale ontwikkeling
- Zwak(ker) in empathiseren: niet goed aanvoelen van gedachten en gevoelens van anderen -> kan problemen geven in communicatie
- Sterk(er) in systematiseren: als gevolg van drang tot het ontwikkelen of analyseren van systemen
ADOS - Observaties op 5 domeinen:
- Taal en communicatie
- Wederkerige sociale interactie
- Fantasie
- Stereotiepe gedragingen en beperkte interesses
- Andere afwijkende gedragingen
Gelijkende diagnoses moeten uitgesloten worden - differentiaal diagnose
- Doofheid
- Hechtingsstoornis
- Schizofrenie en persoonlijkheidsstoornis
- Taalstoornissen
- ADHD
- Ticstoornissen
- Angst- of dwangstoornissen
- Trauma
behandelingen - strategieën
- Creëren van omgeving die ontwikkeling ondersteunt
- Behandeling van het kind/jongere/volwassene
- Individuele behoeften
Behandeling – teach
= Treatment and education for autistic children and children with communication handicaps
Behandeling – ABA
= Applied behaviour analysis
- Gebaseerd op leertheoretische principes van gedragsmodificatie
- Leerprincipes zoals operante conditionering, om nieuwe gedragingen aan te leren
- Discrete trial training (DTT) (Dawson & Bernier, 2013; Schreibman et al., 2015).
- aanleren van nieuwe gedragingen te vereenvoudigen door instructies te simplificeren en het gewenste gedrag op te splitsen in kleinere stappen (Smith, 2001).
NDBI
= naturalistic developmental behavioral interventions
PRT
= Pivotal response treatment (crucuale responsen aanpakken)
JASPER
= Joint Attention, Symbolic Play, Engagement & Regulation
= een wetenschappelijk onderbouwde, toegankelijke, gebruiksvriendelijke en speltherapie-gebaseerdeinterventie om kinderen met autisme te ondersteunen in hun ontwikkelingvia spel.
ImPACT
= improving parents as communication teachers
Behandeling – wat helpt?
- Duidelijkheid en structuur
- Visuele ondersteuning
- Korte heldere opdrachten en één opdracht gelijkertijd
- Pas uw taalgebruik aan (taalbegrip ligt lager dan taalgebruik!)
- Wees concreet in uw taalgebruik
- Wees inventief!
onderwijs type 9
= voor kinderen met een autismespectrumstoornis en die geen verstandelijke beperking hebben
neurodiversiteitsparadigma
- verschil, accommoderen
- interactie met samenleving
- ervaringsdeskundige kennis
stoornis-paradigma
- Tekortkoming, remediëren
- individueel probleem
- professionele expertise