Les 4 - ADHD Flashcards

1
Q

ADHD - verdeling onder twee hoofdsymptomen

A
  • aandachtstekort 6/9
  • hyperactiviteit-impulsiviteit 6/9
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

DSM-5 criteria ADHD

A

A. Symptomen
B. Leeftijd -> voor twaalfde jaar begonnen – min 6m
C. Situaties -> op meer dan twee terreinen
D. ‘Impairment’-> significante beperkingen
maanden
E. niet tijdens schizofrenie/psychose of te verklaren door andere mentale stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Criteria A - symptomen

A
  • 6/9 Aandachtstekort
  • 6/9 Hyperactiviteit-impulsiviteit
  • duur min 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ADHD verschijningsvormen

A

A. Aandacht
- ADHD - onaandachtig

  • ADHD gecombineerd

B. hyperactiviteit/impulsiviteit
- adhd - hyperactief/impulsief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prevalentie en beloop - kinderen

A

Kinderen: 5-8%

Kleuters: vooral hyperactief, impulsief

Lagere school: vaak gecombineerd beeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

prevalentie adolescenten

A

Prevalentie 2-4%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beloop adolescenten

A
  • Minder hyperactiviteit, meer inwendige onrust
  • Grotere impact op schools functioneren
  • Experimenteergedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

prevalentie volwassenen

A

Prevalentie 3,4% (Fayyad ea, 2007); 40-60% kinderen met ADHD persisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

presentatie ADHD - volwassenen

A
  • minder overbeweeglijkheid, - meer innerlijke onrust
  • Impact op professioneel/relationeel functioneren
  • Aanwezigheid van comorbide stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

comorbiditeit - zeer frequent met

A

= meer dan 50%
- Oppositional defiant or conduct disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

comorbiditeit - frequent met

A

Specific learning disorders, Anxiety disorder, Developmental coordination disorder, ASD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

comorbiditeit - minder frequent

A

Tic disorders, Depressive disorder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

differentiaal diagnose adhd

A
  • Leeftijdsadequate overbeweeglijkheid, impulsiviteit en aandachtsspanne
  • Verstandelijke beperking
  • ASS
  • Angst-en stemmingsstoornissen
  • Reactieve hechtingsstoornis
  • Normoverschrijdend gedragsstoornis, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ADHD model

A

genetische en omgevingsfactoren
->
hersenafwijkingen
-> aandachtsproblemen, hyperactiviteit en impulsiviteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

neurobiologische evidentie

A
  1. Neurochemisch
  2. Genetisch
  3. Elektrofysiologisch
  4. structurele en functionele beeldvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

frequentie van genen <-> adhd

A
  • Dopamine transporter = DAT - I
  • Dopamine receptor = DRD4
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

neurobiologische evidentie - elektrofysiologisch

A
  • grotere theta
  • lagere beta
18
Q

Op basis van EEG-resultaten poging tot interpretatie adhv 2 modellen

A
  • Rijpingsvertraging
  • Ontwikkelingsafwijking
19
Q

Structurele en functionele beeldvorming - bestudeerde structuren

A
  • totaal hersenvolume
  • nucleus caudatus
  • cerebellum
  • amygdala
20
Q

verschillende neuropsychologische theorieën

A
  • Executieve functies
  • Motivationele processen
  • Tijdsprocessen
  • Toestandsregulatie
21
Q

Executieve functies

A
  • Responsinhibitie - interferentiecontrole
  • Werkgeheugen
  • Planning
  • Vloeiendheid
  • ‘Set shifting’
22
Q

ADHD en responsinhibitie

A
  • Rem
  • Vertraagt/pauzeert de beslissing om te reageren op een gebeurtenis:
  • Afremmen van onmiddellijke reactie
  • Onderbreken van een reactie
  • Tegenhouden van storende gebeurtenissen, reacties
23
Q

Werkgeheugenmodel van Baddeley

A

Centraal
Executief:
1. Visuospatiaal Kladblok
2. Episodische
Buffer
3. Fonologische Loop

24
Q

planning

A

= vermogen om verschillende stappen te kunnen zien, beoordelen en kiezen om een doel te kunnen bereiken

25
Q

ADHD- motivationeel

A

=> Kinderen met ADHD kiezen vaker een kleine onmiddellijke beloning dan een grote uitgestelde belonging

=> 2 processen
1. Impulsieve drang naar onmiddellijke beloning
2. Shorter delay of reinfiorcement gradient/afkeer van wachten

26
Q

Shorter delay of reinfiorcement gradient

A

= afkeer van wachten
= Het leereffect van beloning/straf op toekomstig gedrag neemt bij kinderen met ADHD sneller af dan bij andere kinderen wanneer er meer tijd zit tussen het gedrag en de beloning/straf

27
Q

dual pathway model

A
  1. Cognitive/executive pathway
  2. Motivational/affective pathway
28
Q

A TRIPLE PATHWAYHYPOTHESIS

A
  1. CORTICO-VENTRAL STRIATAL LOOP DISTURBANCE
  2. CORTICO-DORSAL
    STRIATAL LOOP DISTURBANCE
  3. CORTICO-
    CEREBELLAR LOOP
    DISTURBANCE
29
Q

ADHD - tijdsprocessen

A
  • Weinig besef van tijd, vnl ‘nu’ en ‘niet nu’
  • Minder goed inschatten van tijd
  • Snellere interne klok, regelmatige mismatch met realiteit
30
Q

ADHD - toestandsregulatie

A
  • Symptomen van ADHD fluctueren sterk door de dag door omgeving, motivatie,…
  • Ideale omstandigheden soms weinig verschil tussen kinderen met en zonder ADHD
  • Vooral verschillen in saaie, monotone situaties
31
Q

Toestandsregulatie - Cognitive-Energetic Model

A

Management/Executive Functioning:
1. effort
2. arousal
3. activation

32
Q

Child Effects

A
  • Longitudinal studies show child ADHD symptoms lead to parenting difficulties
  • Manipulating child medication status changes parenting behavior
  • Manipulating the presence of child ADHD behavior affects parent functioning
33
Q

Parent Effects

A
  • Approximately 65% of children with ADHD also have disruptive behavior (oppositional defiant or conduct disorder)
  • Parenting, and other family difficulties, causally linked to these comorbid problems
34
Q

Parenting Behavior

A
  • Parenting interventions improve child disruptive behavior (and ADHD?)
  • Longitudinally, parenting difficulties predict child disruptive behavior (and ADHD?)
  • Child genetic risks interact with parenting as determinants of both child disruptive behavior and ADHD
35
Q

Parental ADHD symptoms linked to:

A
  • inadequate monitoring
  • poor problem-solving
  • inconsistent parenting
35
Q

Parent Effects: Attributions

A
  • Parents of children with disruptive behavior more likely to blame children for misbehaviour
  • These child-blaming attributions lead to more negative parenting
36
Q

klinisch beeld - symptoom domeinen

A
  • onoplettendheid
  • hyperactiviteit
  • impulsiviteit
37
Q

klinisch beeld - psychiatrische comorbiditeit

A
  • Angst en depressie
  • Gedragsstoornissen
  • Leerstoornissen
38
Q

klinisch beeld - functionele problemen

A
  • Laag zelfbeeld
  • ongelukken
  • Roken, middelenmisbruik
  • Delinquentie
  • School/ work

-schoolproblemen

  • gezinsproblemen
  • Problemen met leeftijdsgenoten
39
Q

behandeling ADHD - pijlers

A
  1. Psycho-educatie
  2. Niet-medicamenteus
  3. Medicamenteus
40
Q

Andere behandelopties?

A
  • ADHD toolkit
  • Werkgeheugentraining
  • Neurofeedback
  • Voeding