les 5+6 Flashcards

1
Q

Klassieke conditionering vs Operante conditionering

A

KC
CS’en maken de omgeving voorspelbaar - wolken kondigen regen aan.
Leerproces door omstandigheden
Respondenten - fysiologische reactie = CR
Biedt VOORSPELBAARHEID

Operante component
Het leren van een verbond tussen eigen gedrag R en de gevolgen ervan Sr.
Responsesn om INVLOED uit te OEFENEN op de OMGEVING (R)
Consequente controle: door wat er op volgt, de Sr.
Biedt CONTROLEERBAARHEID - paraplu meenemen om gevolgen te minimaliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

OPERANTE CONDITIONERING
-Thorndike
Consequenten

A

BELONGING STRAF, MEER GEDRAG.

THORNDIKE EN SKINNER, controle op de omgeving door Trail en Error in puzzleblox.
Leren doelmatig handelen.
Dier hendel -> +S+ (eten)
Eten = bekrachtiger
Het gevolg door de drukrespons (R) zal toenemen door eten (bekr.)

Consequenten
+S+ bekrachtigers, aandacht, complimenten, . - lijdt tot TOENADERINGSGEDRAG
+S- straf + elektrische shock/ straf.

  • S+ Negatieve straf: time -out - iemand geen AANDACHT GEVEN. REPONSE COST = DE KOSTEN VAN HET GEDRAG IN VERGELIJKING MET DE REST.
  • S- Negatieve bekrachtiging = ONTSNAPPINGSGEDRAGvan iets onaangenaams: KLINISCH verminderen van ANGST, NEGATIEVE GEVOELENS, NEGATIEVE SITUATIE - weglopen, weggaan, drugs nemen.

*S+ Negatieve straf - time - out : elke avond melk drinken, mag ze kijken naar serie, maar niet flink, geen serie kijken. uitblijven positiefs.
HET UITBLIJVEN VAN EEN BEKRACHTIGER (UITDOVING) - Uitblijven van sociale steun, MINDER vrije tijd,

  • S - Negatieve bekrachtiging > ACTIEVE VERMIJDING.

We anticiperen een straf, maar dat blijft weg BOETE bv.

WEGLATEN VS WEGNEMEN.
Wegnemen = ANGST = AANWEZIG, = PRIKKEL IS AANWEZIG OP HET MOMENT DAT HET GEDRAG WORDT VERTOOND
Weglaten - verondersteld dat de STIMULUS VERWACHT wordt door VOORAFGAANDELIJK LEREN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ONTSNAPPING en VERMIJDING

A

ONTSNAPPING: gedrag stellen om aan een aversieve stimulus te ontkomen.

ACTIEVE VERMIJDING: gedrag WEL stellen om de CONFRONTATIE met een AVERSIEVE STIMULUS te VERMIJDEN. (aspirine om hoofdpijn te voorkomen.

PASSIEVE VERMIJDING: iets NIET DOEN om de confrontatie met een AVERSIEVE STIMULUS te VERMIJDEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
BEKRACHTIGING
Hoe
Primaire + secundaire bekr.
Cowles experimenten
Algemeen geconditioneerde bekrachtigers
A

+S+ ER WORDT IETS AANGENAAM TOEGEDIEND na bepaald gedrag
+S- Er wordt iets ONAANGENNAAMS TOEGEDIEND na bepaald gedrag
*S-

ONMIDDELIJK belonen = Sr = effectiever is als LOGISCH is in TIJD en RUIMTE volgt op R
Direct & Duidelijk na R moet de BEKRACHTIGER VOLGEN.

Primaire + secundaire bekrachtiger
Wijziging procedure Skinnerbox: dier hendel (R) verschijnt voedsel (Sr) NADAT er eerst een lamp gaat branden. Licht = hier SECUNDAIRE bekrahctiger.

Voedsel = primair + ongeconditioneerd
Lamp = secundaire of ongeconditioneerde bekrachtiger.

De COWLES EXPERI MENTEN
Apen voedsel door MUNT. (MUNT = SECUNDAIRE). ADHV van die munt secundaire bekrachtiger -> aap vindt munt heel belangrijk en wilt veel doen.
Voedsel = positief zolang JE HONGER HEBT - secundaire bekrachtigers kunnen PRIMAIRE ONGECONDTIONEERDE BEKRACHTIGERS heffen DEPRIVATIETOESTANDEN OP.
De munt = EEN VERALGEMEENDE GECONDITIONEERDE BEKRACHTIGER.
{rimaire bekrahctigers = inherent bekrachtigend

Sociale bekrachtiging / verbale conditionering
PP: alle woorden opnoemen die in hem opkomt,
Registratie op band
Elk meervoudig zelfstandig naamword bekrachtigen (hmmm. hmmmmMm)
-> toename van zelfstandige naamwoorden.
BELANG VOOR THERAPEUTISCHE RELATIE.
Secundaire bekrachtigers = omdat ze GELINKD zijn aan de PRIMAIRE BEKRACHTIGER

Veralgemeende GECONDITIONEERDE BEKRACHTIGERS brengen CONDITIONERING tot STAND.
AANDACHT = EEN GECONDITIONEERDE BEKRACHTIGER (V/D OUDERS VAN KIND)
Aandacht KRIJGEN -> GEDRAG CONDITIONEREN STOREND, gedrag (R) waarop AANDACHT (Sr) volgt raakt SNEL GECONDITIONEERD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale bekrachtiging / verbale conditionering
Leerprincipe
Non-bekrachtiging factoren

A

Sociale bekrachtiging / verbale conditionering
PP: alle woorden opnoemen die in hem opkomt,
Registratie op band
Elk meervoudig zelfstandig naamword bekrachtigen (hmmm. hmmmmMm)
-> toename van zelfstandige naamwoorden.
BELANG VOOR THERAPEUTISCHE RELATIE.
Secundaire bekrachtigers = omdat ze GELINKD zijn aan de PRIMAIRE BEKRACHTIGER

SOCIALE BEKRACHTIGERS
Leerprincipe: een RESPONS neemt toe als hij BEKRACHTIGD WORDT
door: AANDACHT
GOEDKEURING
GOEDKEURENDE GELAATSEXPRESSIE

Beinvloedt door factoren die niets met BEKRACHTIGING TE MAKEN HEEFT

  • STATUS EN PRESTIGE - ARTS EN BOUWVAKKER (GEZONDHEID EN BOUWEN)
  • VRIENDELIJKHEID
  • GESLACHT

Of DE PERSOON die bekrachtigd wordt

  • JONGE KINDEREN
  • INTERINDIVIDUELE VERSCHILLEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Selecteren van bekrachtigers
THORNDIKE & SKINNER
selectie
Extrinsiek vs intrinsiek

A

Thorndike: Bekrachtiger = BELONING

Skinnder: Bekrachtigende eigenschappen liggen niet in stimulus zelf, maar in het EFFECT op het gedrag (toename/afname)

Werkzaamheid = BLACKBOX

  • KIND dat zich ziek eet aan snoep - misselijk
  • Stickerchart voor volwassenen

Gepersonaliseerde SELECTIE van BEKRACHTIGERS en het liefst MEERDERE

Extrinsieke vs INTRINSIEKE bekrachtiging
Extrinsiek volgt kunstmatig op de behandeling (van BUITEN) - doe X krijg snoepje -> meer X| BEKRACHTIGER DOOFT UIT NADAT DE EXTRINSIEKE BEKRACHTIGER WEGVALT.
Intrinsiek bekrachtiger is natuurlijkerwijs met de HANDELING VERBONDEN - poker = leuk - poker = bekrachtiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Negatieve bekrachting nader beschouwd.

A

DIEGENE die aversieve stimlui toedient -> context worden -> negatieve CR.

Aanbeveling± GEWENST gedrag BEKRACHTIGEN > IPV ONGEWENSTE BESTRAFFEN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Schema’s bekrachtiging

A

Continu vs onderbroken (elke R -> Sr),..

Onderbroken
Ratio -
Intervalschema: -

Fixed - sprongsgewijs
Variabel - lineair

Fixed Ratio - gevolg -> tempo reageren versnelt
Fixed Interval - Gevolg : reactie neemt af in dode periode
Variabel ratio - gevolg -> reactie = zeer actief
Variabel - Interval -> middel aantal reacties.

Schema’s -> dieren/mentale beperking/ handicap
Volwassenen niet volledig toepasbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Keuzegedrag

Matching LAW

Matching LAW - Klinische relevantie

A

Mensen hebben MEER KEUZE tss GEDRAGALTERNATIEF (elk gedrag = conditioneergeschiedenis)

Dieren - goed voorspellen -> minder keuzes

AANTREKKELIJKHEID van GEDRAGSALTERNATIEF SPEELT EEN ROL

enter the Matching LAW (Relevante paramters die een KEUZE bepalen)

Gedrag kan VOORSPELD worden adhv de volgende PARAMETERS

  • Aantal BEKRACHTIGS
  • AARD v.d BEKRACHTIGERS
  • Tijdsinterval van TOEDIENING v/d BEKRACHTIGEN

VOORSPELLEN bij mensen - moeilijk in controle houden

MATCHING LAW: KLINISCHE RELEVANTIE

Zelfcontrole: ONGEWENST GEDRAG kan worden GEINHIBEERD:

  • De beloning op LANGERE TERMIJN groter te MAKEN!!!!!!!!!!!
  • DE onmiddelijke BELONING GERINGER te maken (Antabuse - drank, opiaat samen innemen met ander middel (geen beloning)
  • Door TUSSENLIGGENDE BELONINGEN te creeeren. \

Matching law maakt BERIJPELIJK dat GEDRAG AANGELEERD IN RESTRICTIEVE OMGEVING zonder GEDRAGSALTERNATIEVEN kan verdwijnen in een NIEUWE OMGEVING.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

UITDOVING
Invloed bekr. schema
continu vs interval

A

Achterwege laten van BEKRACHTIGER

R -> niet gevolg door +S+ / -S- / * S- | GEDRAG DOOFT UIT.

BV.
Angstremmende medicatie helpt niet meer voldoende (-S-)
Client sociale angst ook angstig in sociale angstig, zelfs als hij op de achtergrond blijft. *S-

Invloed van BEKRACHTINGSSCHEMA op UITDOVING
Continu bekr. responsen = SNELLER UITGEDOOFD (snoepautomaat geld -> geen snoep -> uitdoven)
Gokatuomaat zeer zelden (onderbroken bekr. variabel schema) RESPONS LANGER DOOR en minder makkelijker UITDOVEN

AANGEWEZEN BIJ conditionering TE STARTEN MET CONTINU: daarna over schakelen naar ONDERBROKEN bekrachtiging WAARBIJ het INTERVAL GELEIDELIJK groter WORDT.

UITDOVING - na interval - resistenter t.a.v uitdoving

We moeten heel CONSEQUENT reageren op ongewenst gedrag. ONDERBROKEN BEKR. maak je RESISTENT tegen ONGEWENST GEDRAG.
Agressie inconsistent BEKRACHTIGD worden met AANDACHT.

1.Extinctionburst: PROBLEEMGEDRAG toenemen: poging om alsnog BELONING krijgen die sterk wordt verwacht.
2. Uitdovingsprocedure -> EMO REACTIES OPROEPEN, die ONVERENIGBAAR met uit te doven GEDRAG.
We willen in bed, niet ingaan, slapen op zich, in de weg gaat staan.

Terugkeer van UITGEDOOFD GEDRAG
Bouton
Uitgedoofde OPERANTE RESPONSEN TERUGKEREN indien ALTERNATIEF AANGELERD GEDRAG TIJDENS UITDOVING OOK UITGEDOOFD. -> terugkeer UITGEDOOFD GEDRAG

UITDOVING = NIET AFLEREN

P

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bestraffing skinner nader beschouwd

vb. Skinner + Estes (schema

A

+ S- Positieve Bestraffing : IETS ONAANGENAAMS TOEVOEGEN. (na bep. gedrag)
- S + Negatieve bestraffing er wordt ONAANGENAAMS WEGGENOMEN.

Bestraffing = GEEN GEDRAGSCONTROLE
Bestraffing = niet per sé afname respons.
Bij dieren - voedsel/drinken -> dood.

Bestraffing: werkt anders dan bekrachtiging
AFH. van hoe de respons gecondtioneerd is. bv.

A Ratten leren op hendel door voedsel

B1 groep 1 uitdoving toegepast (geen voedsel op drukrespons)

B2 Andere groep uitdoving gecombineerd met straf )geen voedsel drukrespons + elektrische respons

10 min

B2 -> minder op handel, na verloop van tijd WEL weer TOENAM.

Aan het einde van de uitdovingsprocedure waren DRUKRESPONSEN B1 en B2 gelijk.
BESTRAFFING = PIJNLIJKE GEDRAGSCONTROLE.

Bestraffing: onderdrukking ONMIDDELIJK NA gedrag INTENSE BESTRAFFING toedienen.
- Milde straf = HABITUATIE -> harder straffen later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voordelen Bestraffing vs Bekrachtiging

dus combinatie van BEKRACHTIGING + STRAF

A

Positieve bekrachtiging: gewenst gedrag WEL AANGEGEVEN
Neagtieve bekrachting: geen GEWENST GEDRAG

Combinatie:
DUIDELIJKE BOODSCHAP: doe dit WEL + doe dit NIET

Straf - leidt tijdelijke onderdrukking ongewenst gedrag -> MAAR KAN AANLEREN ALTERNATIEF GEDRAG BEVORDEREN.

Probleem bestraffing

CS = opvoeder
\+
UCS = Straf
=
CR = Angst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aandacht bekrachtigers v/h storende gedrag

STRAFVOORWAARDEN DUIDELIJK

A

Aandacht bekrachtigers v/h storende gedrag

Elk gedrag vertoond omwille BEKRACHTIGING\

  • BEKRACHTIGINGSCONTINGENTIE
  • De kosten van STRAF opwegen tegen de OPBRENGSTEN van de BEKRACHTING -> ander heeft STRAF weinig EFFECT
  • Klinisch vb. Automutilatie.

Straf moet zwaarder doorwegen

  • BEKRACHTIGER moet ‘LICHTER’ WORDEN GEMAAKT
  • STRAF moet ‘zwaarder’ worden gemaakt

STRAFVOORWAARDEN DUIDELIJK

Oorzakelijke band TSS GEDRAG = CONSEQUENTIE = duidelijk (afspraken/consequent)

Reductie PROBLEEMGEDRAG door straffen generaliseert zich naar andere contexten
MAAR KAN TERUG OPTREDEN door DISCRIMINATIEF LEREN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

DISCRIMINATIEF LEREN

SD & S-Delta

SD & CS?

Afleren van ongewenst gedrag

A

GEDRAG

Bepaalde situatie
SD - leert organisme dat GEDRAG (R) gevolgd wordt door Consequent (Sr)

Mama snoepje?
We hebben net koek gegeten straks avondeten
Maar ik heb kaka gedaan op school -> (snoepje?)
Ik wil snoepje (huilen)

Papa ik heb kaka gedaan snoepje?
Ja tuurlijk
Mag ik er twee tuurljk.

Bij de ene krijg ik A respons de andere krijg ik B respons

Bij DISCRIMINATIEF LEREN niet enkel CONSEQUENT maar ook ANTECEDENTE CONTROLE
-> STIMULUS CONTROLE.

Groen lampje + drukt -> voedsel = SD
Rood lampje + drukt -> geen voedsel = S Delta.

CS ontlokt respons (responsedent) de SD niet.
beiden gaan eraan vooraf.

De SD is de situatie waarin een bep. gedrag AANLEIDING GEEFT tot een BEPAALDE BELONING.

Afleren van ongewenst gedrag:
Veranderen van ongewenst gedrag: gedrag = goed, maar stimuluscontrole = onjuist.

WIJZIGEN van STIMLUSCONTROLE met behoud van de RESPONS wordt FADING genoemd. (meer gedragstherapie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

COMPLEX LEREN
APPROACH - AVOIDANCE CONFLICT
TEMPTATION -HEROISM CONFLICT (JACOBS & SACHS, 1971)

Toevalsleren

A

Dagelijks leven: handeling ONDER CONTROLE VAN TEGENSTRIJDIGE CONFLICTEN

-APPROACH - AVOIDANCE CONFLICT
Toenaderingsgedrag factoren toe -> tegengestelde respons versterken

De hendel i/d skinnerbox wordt NA de bekrachtigingsfase ONDER STROOM GEZET
Nadering v/d HENDEL versterkt VERMIJDINGSRESPONS, weg v/d HENDEL versterkt de TOENADERINGSRESPONS
= OSCILLEREN, Heen en weer gaan, wordt zelf AVERSIEF
(aarzelen, geen beslissing kunnen maken)

TEMPATION AND HEROISM
Tempation: Positieve gevolgen op de KORTE TERMIJN vs NEGATIEVE GEVOLGEN op de LANGE TERMIJN (roken)
Heroism: NEGATIEVE GEVOLGEN op de KORTE TERMIJN vs POSITIEVE GEVOLGEN OP DE LANGERE TERMIJN
(studeren)

Klinisch: KT + LT goed in KAART BRENGEN

Wat zijn de voordelen van dit gedrag (Bv. gedrag -> welke nadelen?) motivationele gespreksvoering, nadelen en alternatief en gezonder gedrag (veranderne) . Wat zijn de kosten van de nadelen -> veranderen
Voordelen Nadelen
Te Blijven -> V
Te Veranderen < <

TOEVALSLEREN
Duif om de 15 sec bekrachtigen, toevallig gedrag samen met bekr. gek lopen, uitgestrekte nek. Deze manier kan ook bij mensen VREEMD GEDRAG ONTSTAAN (OCS KLACHTEN). In stand gehouden door onderbroken schema.

-> Relevantie: therapeut zelf
Psychotherapeuten handeling kan soms soms toevallig bekrachtend zijn.
Aantal pt. vergerrd zonder therapie, vreemde therapeutische praktijken
Therapeuten dat Bachbloesems werkzaam zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
WEDERZIJDSE BEKRACHTIGING ( complex)
Valkuilen
A

Positieve bekrachtiging
SD Moeder samen met andere mensen -> R Kind krijst -> Kind krijgt ijsje van moeder (+S+)

Negatieve bekrachtiging
Sd Krijsend kind samen met andere mensen -> R Moeder geeft ijsje -> - S - Kind stopt met krijsen (-S-)

Negatieve bekrahctiging
Sd: Relatieproblemen, man twijfelt over relatie -> R echtgenoot vraagt bevestiging -> Minder onzekerheid (-S-)

Negatieve bekrachtiging
Sd Vrouw vraagt om bevestiging -> Echtgenoot geeft bevestiging -> Minder vragen van de echtgenote KT (-S-)

Escalatie, pijlen tussen Respons man & vrouw,..

17
Q

Complex leren (shaping)

A

Een stapsgewijze realisatie met een veranderend threshold en uitdoving.

Handstand:

[alle tussenliggende gedragingen van het doel BEKRACHTIGINGEN)

Stapgsgewijs: indien gedrag i/d buurt komt, CRITERIA STRENGER MAKEN, dan COMPLEX GEDRAG VERDER aan het BEKRACHTIGINGEN.

Differentiele bekr. van bepaald gedrag en ander gedrag uitdoven die niet overeenkomt met het doelgedrag, de threshold steeds wat verder zetten.

MEN kan GEWENSTE RESPONSEN BEGELEIDEN (Modellen) om PROCES te VERSNELLEN.
Bv. leren praten door BEKRACHTIGING via aandacht aan de gewenste KLANKEN.

Shaping: slechte gewoontes

Krijsen kind: aandacht van de moeder
Moeder krijzen gewoon -> reageert niet meer
Kind harder terkeer
Moeder reageert opnieuw
Krijs gedrag wordt geshaped totdat het onhoudbaar wordt
Omgekeerd kunnen kinderen ook steeds harder schreeuwen van ouders shapen.

18
Q

Contiguiteit (Thorndike) VS Contigentie

Hammond (1980) zijn wij a/h kansleren?

A

Contiguiteit: tijdelijk samen voorkomen van CS & UCS (Thorndike noodzakelijk maar niet voldoende, welke situaties gaat het op? welke situaties niet? Wanneer worden situaties gevolgd door beloning wanneer niet)

->

Contigentie: Logische samenhang tussen CS & UCS.
Organisme onderscheid maken tusssen situaties
P (sr/R) vs P Sr/*r) de ka;ns dat bekrachtiger volgt op gedrag vs de kans dat de Sr verschijnt in AFWEZIGHEID VAN GEDRAG.

Hammond: Experiment: om de seconde kon er een drukrespons al dan niet voedsel voorkomen worden

  1. 05 % kans -> leert drukrespons
  2. 00 kans voor voedsel

0.05 met drukrespons
0.05 zonder drukrespons
Zonder drukken leren ratten ook voedsel te krijgen.

Contigentie: waarschijnlijk dat er niet een interne kansberekening bijgheouden.

Eerst ging men uit vanuit de reflex:
S- R leren: het versterken van de associatie tussen Sd en R

Sd -> R (Sr)

R-S cognitieve visie op operante conditionering: Het organisme leert iets over de relatie tussen GEDRAG en BELONING
(gedrag gevolgd door CONSEQUENTIE - TOLMAN)

SD * R ————————–> Sr
In deze omstandigheden wordt gedrag gevolgd door SR

R-S organisme leert iets over de relatie.
er ONTSTAAT DOELGERICHT GEDRAG.

Het veranderen van de waarde Sr MOET LEIDEN TOT GEDRAGSVERANDERING

19
Q

Colwill & Rescorla

Gedragsverandering door verandering van Consequenties

A

A:
Indien het dier op hendel drukt krijgt het voedsel R - SR
Indien het dier aan ketting trekt krijgt het een sucrose oplossing (R- SR) R - +S+

B:
Hendel en ketting verwijderd en Één van de 2 bekrachtigers wordt AVERSIEF GEMAAKT door het TOEVOEGEN VAN MISSELIJKHEID na het eten van voedsel. GEDRAG - > Misselijkheid (R - SR -s-)

Na fase B: Misselijkmakende product niet meer gegeten of gedronken

C:
Hendel wordt teruggeplaatst en er volgt een UITDOVINGSPROCEDURE geen enkele HANDELING nog BEKRACHTIGD

Het gedrag dat leidt tot misselijkheid wordt NAUWELIJKS NOG GESTELD -> UITDOVINGSPROCEDURE
= ENKEL COMPATIBEL MET COGNITIEVE VISIE.

Maar: misselijkmakend product SPORADISCH GESTELD

Blijft de Sd toch nog reflexmatig gedrag uitlokken (ZONDER ERBIJ NA TE DENKEN)

  • Beginfase leerproces beantwoordt het gedrag aan een R- S MODEL
  • Gedrag zeer vaak: sprake van een S-R model (GEWOONTEGEDRAG)

ACTION: Doelgericht gedrag
Habit: autmoatisch gedrag
OEFENING KAN ‘action’ een habit worden
Van gecontroleerde naar automatische PROCESSEN.

Voor sommige mensen piekerne: we zijn actief bezig met het oplossen van Piekeren
Maar steeds in dezelfde omstandigheden a.h piekeren op termijn ga je piekeren dat het een automatisme is geworden.

20
Q

Klinische relevantie
Doelgericht/nietdoelgericht gedrag

R-S. of S-R

A

R-S Leren mogelijk impliceren dat men weet WAAROM men iets DOET, = AL HET GEDRAG = DOELGERICHT

GEDRAG waarvan men de DOELGERICHTHEID NIET KENT en AUTOMATISCH UITLOKT door BEPAALDE OMSTANDIGHEDEN

Het opsporen van de Sr vereist FUNCTIONELE ANALYSES WAARBIJ de Sd waarin het gedrag voortkomt als HANDVAT KAN DIENEN.

21
Q

OPERANTE COMPONENT (THEORETISCH - verschillende componenten, KLINISCHE VB’EN)

A

SD =

CONTEXT waarbinnen een BEPAALD GEDRAG FUNVCTIONEEL IS
“Als Sd, dan wordt R gevolgd door SR

R
OVERT GEDRAG
AFWEZIG GEDRAG
GEDACHTEN

!!!!!!!!!!!!!!!!!!! DOELGERICHTHEID = niet even DUIDELIJK (soms moeten zoeken adhv Functieanalyse)

————————>

Sr
Meestal meerdere GEVOLGEN op Één OPERANT

!!!!!!!!!!!!! CONTIGENTIE
DIT is hetgeen wat het STERKSTE DOORWEEGT

22
Q

Analyse van Gedrag

SD

A

SD
De situaties waarin bepaald GEDRAG GEVOLGD WORDT door een CONSEQUENT
= In welke situaties is het gedrag FUNCTIONEEL

  • Specifiek of Algemeen
  • Ocassionsetters bij KLASSIEKE CONDITIONERING
  • SD - Kan een algemene context zijn

HET KAN OOK INTERN (GEVOEL) /EXTERN

Sd een BIOLOGISCH GEDETERMINEERDE STIMULUS ZIJN

Sd kan ook BETEKENIS HEBBEN via KLASSIEKE CONDITIONERING VERWORVEN HEBben.

23
Q
Analyse van Gedrag
R = OPERANT GEDRAG
niet-gedrag
Contigentie
Inventariseer alle consequenties
A

Gedrag waarmee VERWACHT bepaalde POSITIEVE CONSEQUENTIE voor zz te BEREIKEN

VAAK = HET PROBLEEM GEDRAGSTEKORT !!!!!!!!!!!!!!!!!!

Sd sociale situaties
R Niet gaan - NOOOOOOOOOOOOIT ZEGGEN FOUT FOUT FOUT
Sr: *s- -> voorkomen van angst

  • SUBJECTIEF V/D PATIENT
  • Doelgericht, maar kan ONBEWUST VERLOPEN, buiten de AANDACHT.

Operant gedrag

  • TOENADERINGSGEDRAG (eten)
  • ONTSNAPPINGGEDRAG (bv. weglopen)
  • Actieve vermijding (bv. over neturale onderwerpen PRATEN)
  • Passieve vermijding (bv. niet reageren)

Overt = extern (bv. agressie)
- Covert = intern (bv. interne dialoog, formuleren geruststellende gedachten)

R piekeren -> Sr +S+ gevoel van CONTROLE Gedrag Gevolgd door Positieve gebeurtenis
R Handen wassen -S- Angstdaling

R Kleren wisselen * S- Angst blijft uit
Gedrag gevolgd door het UITBLIJVEN van een ONAANGENAME GEBEURTENIS die VERWACHT WERD *S-

WE BESCHRIJVEN GEEN NIET-GEDRAG (ontbreken van gedrag
SD: SOCIALE SITUATIE R: niet blijven -> -S- angstdaling = FOUT FOUT FOUT
Sd: Sociale situatie R: Blijven -> Sr: +S- Angst
Sd: Sociale situatie R: weggaan -> Sr Angstdaling

CONTIGENTIE = Bepaalt wat een PERSOON LEERT, Wat houdt GEDRAG IN STAND.

Wat is CONTIGENT?
AFHANKELIJK v/h VERHAAL Client, WAT HEEFT HIJ GELERD, WAT HEEFT MEESTE WAARDE CLT.

Client rookt -> minder gespannen
Spanningsreductie = CONTIGENT
- Negatieve gevolgen zijn NIET-CONTIGENTE CONSEQUENTIES.

Verslaving:
KT gevolgen CONTIGENT
LT gevolgen NIET-CONTIGENT

  • INVENTARISEER ALLE CONSEQUENTIES van gedrag
    Verwachte Positieve consequenten
    vs Reele Negatieve consequenten
24
Q

Valkuilen
+S+
vs
-S-

A

SD
Sociale situaties

R Weggaan

->

-S- MINDER ANGST
of
+S+ OPLUCHTING

MAAAAAAAAAAAAAAAAAAR NIET!!!
-S- Oplichting
+S+ Angstreductie = iets POSITIEFS want ANGST = EEN NEGATIEVE TOESTAND DIE DAALT

Opletten met de TEKENS Opluchting - maar -S- opluchting = iets POSITIEFS - VALKUIL.

25
Q

Hoe vindt je informatie voor OPERANTE COMPONENT?

Valkuil

A
  • Bevraging
  • INTAKEGESPREK/ KLACHTENANALYSE: Hanteringsgedrag
  • Huiswerkopdrachten -

Situatie dat het voorkomt - SD
Situatie dat het gedrag niet voorkomt - S delta

Wat heb ik gedaan? R

Wat was het gevolg? Sr

  • Topografische analyses
Valkuil:
Breng ALLE (dysf.) COPING Gedrag in KAART met ALLE CONSEQUENTEN.

Geef mij 2 leerwetten: heel vaak voorkomende FOUT is dat 2 LEERWETTEN dat zijn 2 CONSEQUENTEN.
Je maakt EEN
OPERANT 1: SD: R - SR:
OPERANT 2: SD: R -> SR

Problematische rouw - valkuil

SD: Zaken die aan overledene doen denken R: Vastklampen ————> Sr +S+ troost, +S+. gevoel van overledene neit vergeten -S-, +S-,

26
Q

Combinaties van Klassieke en Operante Conditionering

A

MOWRER

  1. Vermijdingsgedrag
    - Shuttlebox, Twee afdelingen
    - Afdeling A: CS + Schok (Klassieke Conditionering)

Afedling A Licht (CS)+ Schock (UCS) -> Pijn (UCR)
CS: Licht -> Vreesreactie (CR)

Eerst Ontsnappingsgedrag -> (-S-)
gaat over Vermijdingsgedrag ->

Na x aantal aanbiedingen:
Rat gaat bij het zien van CS (licht) vermijden.

Maar vermijdingsgedrag wordt niet gevolgd door iets, dus hoe kan het blivjen bestaan?

Samenspel 2 LEERPROCESSEN
CS licht -> CER (Geconditioneerde vreesreactie, autonome ) -> CAR (GECONDITIONEERDE AVOIDANCE REACTIe) -> -S-

Stimuli door klassieke conditionering, een bepaalde BETEKENIS hebben en dat de MENS ZICH GEDRAAGT in FUNCTIE van deze betekenissen.

ACTIEVE + Passieve Vermijding

Oorspronkelijk gaat Mowrers theorie enkel over ACTIEVE VERMIJDING

Passieve vermijding treedt op na een POSITIEVE STRAFPROCEDURE (sd.R -> +s-)

-Als een rat geleerd heeft zijn weg te vinden naar voedsel en men straft hem hiervoor door de gang onder stroom te zetten, zal de RAT NIETS MEER DOEN: = PASSIEVE VERMIJDING

R (voedsel lopen

Sd Doolhof en R Naar voedsel lopen (SD + R = CS) -> CER -> CAR
_>

Vermijding geedrag niet stellen OMDAT GEDRAG ZELF ANGSTUITLOKKEND IS GEWORDEN.\

SOLOMON: GEDRAGSINTENTIE het best straffen.

uitbreiding”
TOENADERINGSGEDRAG

CER: HOOP
(CS gekoppeld aan +UCS+)
CER: ONTGOOCHELING:
(CS Gekoppeld aan - UCS +)

Alles werd herleid tot klassieke conditionering.

KRITIEK
Vermijdingsgedrag staat onder -S- controle
Ophouden CER na CR
CS licht -> CER (vrees) -> Avoidance (wegspringen) -> -S- waardoor de angst weggaat
Licht nooit meer door schok? -> dan zou tussen Licht en schok moeten UITDOVEN zoals EXPOSURE.

27
Q

Safety SIGNAL HYPOTHESE

Uitdoving Van Vrees na vermijdingsgedrag = schijn

A

Prikkel = Geassocieerd met het UITBLIJVEN van een AVERSIEVE UCS wordt het een INHIBITOIRISCHE STIMULUS met een POSITIEVE VALENTIE (VEILIGHEIDS SIGNAAL)

  • CS -> * UCS: CS krijgt positieve valentie
    Of ook het CS - (Partner, zorgt voor niet voorkomen van paniekaanval CS-)

A
Kooi 2 afdelingen lage wand
Dier > 30 sec. onder stroom. Dier kan ONTSNAPPEN door over de wand springen
-Na TIJD: heen en weer springen om te VERMIJDEN

B
Andere kooi toon aanbieden, gevolgd door schok. Soms blijft schok uit, en verschijnt er een LICHT.
Behalve als na de TOON een LICHT KOMT.
Toon = een CS (wordt excitatorisch)
Licht = inhibitorisch (VEILIGHEIDSSIGNAAL, CS-)

C
INDIEN het dier terug in kooi met 2 afdelingen wordt geplaatst zal het VERMIJDINGSGEDRAG UIT FASE A terugkeren.

-
EFFECT:
ALS NU DE TOON WORDT aangeboden zien we VERMIJDINGSGEDRAG TOENEMEN,
Als het licht wordt AANGEBODEN zien we VERMIJDINGSGEDRAG AFNEMEN.

Safety signal hypothese
- Al die STIMULI die SAMENGAAN met VERMIJDINGSGEDRAG kunnen INHIBITOIRISCHE PRIKELS worden = VEILIGHEIDSSIGNALEN.

VERMIJDINGSGEDRAG leidt dus NIET ENKEL tot het STOPPEN VAN VREES (-S-) maar ook tot het VERSCHIJNEN van een POSITIEVE TOESTAND, OPLUCHTING(+S+).

BOEK EN VOORBEELDEN IN DE SLIDES.

28
Q

EEN COGNITIEVE VERKLARING IPV SAFETY SIGNAL.
Seligman & Johnson
Laing

A

Seligman + Johnson pleiten voor een SPLITSING tussen PAVLOVIAANSE CONDITIONERING van autonome VREESREACTIES CER en de opbouw van een COGNITIEVE VERWACHTING.

  • Er ontstaat namelijk tegelijkertijd een COG. REPRESENTATIE:
    A: Indien CS dan volgt de UCS
    B Zodra men ontsnapt doet dit ontsnappingsedrag (R) de aversieve toestand UCS ophouden.

Deze beide cognities/verwachtingen

Voelen en Weten
Vermijdingsgedrag = niet enkel aan weten maar ook aan VOELEN

  • Voelen IS vereenzelvigd met AUTONOME REACTIES, had toch een centrale plaats i/d behavioristische CER
    Binnen netwerktheorie zijn perceptie, weten, en voelen met elkaar verweven.
  • LAING koppeling
    alles samen opgeslagen, actietendens, voelen en weten samenzit.
  1. KLASSIEKE COMPONENT

CS -> UCS/UCR -> CR

REFERENTIEEL/SEQUENTIEEL
CS-

  1. OPERANTE COMPONENT