GEDRAGSTHERAPIE COG. ASSESMENT LES 3+4 Flashcards
VERKLARINGSHYPOTHESE:
GEBASEERD
- LEERTHEORIE (FUNCTIONELE ANALYES)
KC/OPERANTE COMPONENT - COGNITIEVE THEORIE: INFORMATIEVERWERKING
- BIOLOGISCHE THEORIE: KWETSBAARHEID
ALLE GEDRAG = AANGELEERD
SITUATIE -> REACTIE (EMOTIONELE RESPONS) GEDRAG, DENKEN, DOEN VOELEN
GEDRAG = EEN ZINVOLLE REACTIE OP EEN BETEKENISVOLLE SITUATIE.
GEVOELENS NIET UIT DE LUCHT (INBREKER)
GEVOELENS ~ KLASSIEKE CONDITIONERING: HET LEREN VAN EEN VERBAND TUSSEN STIMULI -> GEVOELENS = KC
KC FOCUST ZICH OP STIMULUS RESPONS GEDRAG (s-r)
Gedetermineerd door de situatie = PASSIEF LEREN. Ondanks je reactie -> je leert sowieso het verband. associaties tussen stimuli.
GEDRAG ~ OPERANTE CONDTIONERING: het LEREN van een VERBAND tussen HANDELEN en GEVOLGEN. = DOEN
Operant leren = R-S GEDRAG. HET IS GEDETERMINEERD door wat er op VOLGT = INTENTIONEEL LEREN.
DENKEN kan KLASSIEK OF OPERANTE CONDITIONERING STAAN.
KC Het liedje uit het verleden (begrafenis) = verband tussen liedje en begrafenis -> gedachte: hoe ging die begrafenis?
gedachten: operante conditionering -> ik ga mijn examens wel halen als ik mijn best doe (yes we can)
FUNCTIONELE ANALYSE - 2 COMPONENTEN
KLASSIEKE COMPONENT (BETEKENIS)
CS ->
SEQUENTIEEL/REFERENTIEEL ->
UCS/UCR ->
CR (EMOTIE/PSYCHOFYSIOLOGIE/ACTIETENDENS)
KLASSIEKE CONDITIONERING:
ucs/ucr
excitatorische conditionering
PAVLOV (FYSIOLOGISCHE RESPONS) kc.
hond saliveren bij herhaalde aanbieding bel + eten -> salivatie
UCS : ONVOORWAARDELIJKE PRIKKEL/ONGECONDTIONEERDE STIMULUS | VOEDSEL
UCR: ONGECONDITONEERDE REACTIE: onvoorwaardelijke reactie.
Excitatorische conditionering: = AANLEREN VAN EEN VOORWAARDELIJKE RESPONS (CR) .
bv. hevige spanning, angst, depressie.
ACQUISITIE: KLASSIEKE CONDITIONERING
DIFFERNTIATIE
ACQUISITIE
FASE waarin VREES voor voorheen NEUTRALE CS’EN wordt verworven/AANGELEERD.
DIFFERENTIEREN
HET leren ONDERSCHEIDEN
wat ‘VEILIG’ = (CS-) HIEROP VOLGT DE UCS NIET ( bv. HOND = NIET GEVAARLIJK)
CS+ onveilig. (HOND = GEVAARLIJK)
gevaarlijke spin ~ huisspin
Onderscheid leren maken = BELANGRIJK + Functioneel.
PT. MET ANGSTOORNIS = MINDER GOED DIFFERENTIEREN.
MINDERGOED LEREN IN INHIBOTORISCHE RELATIES? SNELELR GENERALISEREN?
KLASSIEKE CONDITIONERING: GENERALISATIE (en generalisatie van extinctie).
GENERALISATIE = de RESPONS (CR) op CS BREIDT uit NAAR PRIKKELS DIE LIJKEN OP DE CS
GEVOLG van selectief vergeten van stimulus eigenschappen van de oorspronkelijke CS
GENERALISATIEGRADIENT: NEEMT toe naarmate er meer tijd verloopt, vaag op lijken lokken
de mate waarin onze originele associatie die we geleerd hebben dat die generaliseerd worden naar andere soortgelijke stimulus.
GENERALISATIE IN PP Generalisatiegradient zijn valkker bij patienten, er is SPRAKE van OVERGENERALISATIE, Meer stimuli lokken VREES uit Meer stimuli worden vermeden De Perceptie van dreiging breidt uit.
GENERALISATIE VAN EXTINCTIE = BEPERKTER = BEHANDELING LANGER + COMPLEXER.
Meer moeten oefenen en bij verschillende stimuli.
Generalisatie: een conditionering die ontstond in specifieke OMSTANDIGHEDEN is OVERDRAAGBAAR op andere GELIJKENDE SITUATIES.
Implicatie : i/d praktijk = HELE WASLIJST VAN CS’EN ESSENTIELE STIMULI. bv. smetvrees: hand geven, handdoeken, winkels, etc.
EQUIPOTENTIALITEIT: KC
PREMISSE van EQUIPOTENTIALITEIT:
-Er werd tradtioneel verondersteld dat het leren van een VEGAND TUSSEN CS en UCS zuiver door externe factoren bepaald werd (contigentie + contiguiteit)
Maar: SPECIFIEKE AARD v/d prikkels (CS + UCS) die in conditionering betrokken zijn, is echter een feit.
Seligman: PREPAREDNESS HYPOTHESE
I/d loop van evolutie = organisme voorbereid om verbanden te leren tussen bepaalde prikkels, LEVENSBELANG (VOORBESTAAN soort), om een verband te leren TUSSEN SMAAK + ZIEKTE.
Daarom: slangenfobie -> kartonnendozenfobie.
KC CONTEXTCONDITIONERING (Astratian + van Steenwegen)
Experimenten van ASTRATIAN
S’ ochtends: toon -> proefleider A-> SHOCK
‘s middags toon -> proefleider B -> ETEN
NA TIJD:
Dieren ‘s ochtends TERUGTREKREFLEX van de poot bij het horen van toon
S’middags SPEEKSELREFLEX na het horen van toon.
Toon = geen betekenis.
COMPOUND STIMILUS: UUR + PROEFLEIDER + TOON
STUDIE VanSTEENWEGEN (2008)
Twee contexten: verlicht labo, gedoofd licht labo
Geometrisch figuur CS+, CS- (driehoek gevolgd door schock) (cirkel niet gevolgd door schok)
Shock voor, meteen na, een tijdje na
- VOORSPELBARE context: UCS+ meteen na aanbieding CS+
- ONVOORSPELBARE context: UCS voor of tijdje na aanbieding CS+ of CS - (ongerelateerd)
Afhankelijke variabele: angst via oogknipperreflex
RESULTATEN:
CS+ (DRIEHOEK - SCHOCK) -> meer angst (CR) dan CS Driehoek - geen shock)
ONVOORSPELBARE CONTEXT lokte meer ANGST uit dan VOORSPELBARE CONTEXT. Meer chronische verwachting DAT UCS Zou komen.
Bij afwezigheid van een GOEDE VOORSPELLER, gaat CONTEXT ZELF angst uitlokken: CONTEXT WORDT VOORSPELLER VAN DREIGING.
KLINISCH: AGORAFOBIE, VREES VOOR GROTE, OPEN RUIMTES komt secundair AAN VREES VOOR PANIEKAANVALLEN.
Onderscheid VREES & ANGST
PREDATORY IMMINENCE THEORY (PERUSINI & FANSELOW)
Angst, vrees en paniek op een continuuum.
Behoedzaamheid in een relatief ONVEILIGE PLEK -> ANGST -> WAAKZAAMHEID RESPONS
ANGST toestand van verhoogde WAAKZAAMHEID
PieKeren:
Voorzichtig handelen in context van potentiele dreiging
BV. GEGENERALISEERDE ANGSTSTOORNIS, basisangst PTSD, anticipatieangst bij paniekstoornis.
Specifieke dreiging, nog niet dichtbij -> VREES -> FREEZE RESPOONS
Gerichte aandacht voor aanwezige dreigingen en klaar voor gerichte actie.
Sociale angst,t OCD, specifieke fobie
SPECIFIEKE DREIGING, zeer dichtbij > PANIEK > FIGHT/FLIGHT. RESPONS
Alle vormen (angst, vrees, paniek) kunnen voorkomen zelfde persoon.
CONTEXT, OCASSION SETTING EN EXTINCTIE
Door generalisatie: de hele CONTEXT kan dus een CS zijn (compound)
De hele context kan ook een andere rol spelen: (vb. natuurlijke vijand duiven ~ kat = vijand, iedereen = duif)
AUTOSHAPING:
CS 15 second toon, 5 seconden licht
UCS eten
Tussendoor
CS: licht
UCS:
OCASSION SETTING (HOLLAND & RESCORLA)
In dit geval wordt TOON GEEN EXICATORISCHE STIMULUS
er werd GEEN verband gleerd tussen geluid en het eten (UCS)
TOON = stimlus die de betekenis van het licht (de CS) wijzigt en dus AANGEEFT WANNEER DE CS-UCS AL DAN NIET OPGAAT
Het GELUID WORDT EEN OCASSION SETTING STIMULUS GENOEMD.
klinisch:
CONTEXT A: WERK FEEDBACK -> FALEN
CONTEXT B: SPORTCLUB FEEDBACK -> BETER PRESTEREN
Op werk feedback -> spanning
Sportclub -> geen spanning
De WERKCONTEXT = OCASSIONS SETTER
Werkcontext mag zelf geen aversieve betekenis hebben.
SAMENVATTING CONTEXT + FUNCTIES
CONTEXT kan verschillende FUNCTIES vervallen:
als CS (COMPOUND STIMULUS)
DUS ALS EXCITATORISCHE STIMULUS met een RECHTSTREEKS VERBAND met de UCS
WAARDOOR de context zelf een betekenis VERWORVEN heeft
als OS
Dus GEEN RECHTSTREEKS VERBAND verband met de UCS
WAARDOOR DE CONTEXT ZELF GEEN BETEKENIS VERWORVEN HEEFT.
KLASSIEFKE CONCITIONERING: APPETITIEVE (VERSLAVING)
Solomon.
OORSPRONKELIJK steeds gekozen voor appetitieve UCS’en APPETITIEVEN
Bij dieren aversieve UCS’en (elektrische schok)
vanuit daaruit ANGSTMODDELEN.
Appetitieve conditionering + VERSLAVING
Inname van Alcohol (UCS) kan een ONTSPANNENDE, RELAXERENDE werking hebben, waarop SPEEKSELAFSCHEIDING volgt (UCR)
DIVERSE omgevingsstimuli (CS) kunnen hiermee VERBONDEN RAKEN.
Zien van bierfles/fles drank -> positieve toestand
Gaan de inname van alcohol faciliteren
VERSLAVING + CONTEXT: opponent process theorie SOLOMON
Drinken: DALING KERNTEMPERAMENTUUR
CS: Kroeg, glas: daling of stijging kerntemperatuur
FYSIOLOGISCHE HOMEOSTASE (KERN) lichaam streeft evenwicht naar. B-PROCES PROBEERT DE HOMEOSTASE TE HERSTELLEN. De hele nacht wakker? -> B-proces meer slapen.
TOLERANTIE: B-proces steeds sterker, meer middel nemen om hetzelfde effect te krijgen.
Craving: subjectieve beleving
BELANG CONTEXT (heroineverslaving -> andere context) meer kans op een overdosis. (minder B-proces).
Vietnamveteranen, weinig craving (gebruikercontext was Vietnam).
Klassieke conditionering: EVALUATIEF LEREN (BAEYENS)
FASE 1. 70 GEZICHTEN OP EEN SCHAAL VAN (ON) AANGEAAMHEID
ACQUISITIE (FASE 2)
NEUTRALE GEZICHTEN DOOR POSITIEFE OF NEGATIEVE FOTO
CONTROLE: NEUTRALE GEZICHTEN GEVOLGD DOOR NEUTRALE FOTO’S
TESTFASE: OPNIEUW FOTO’S RATEN
RESULTATEN: Neutrale gezichten gepaard met positieve foto’s werden positiever ingeschat
Neutrale gezichten gepaard met negatieve foto
s werden negatiever ingeschat
Zelfs zonder bewustzijn van de ‘pairings’ dus zelfs buiten bewustzijn.
Door de neutrale stimuli te koppelen met positieve/negatieve stimuli -> conditionering
Evaluatief LEREN = rol onstaan bij PROBLEMATISCHE ATTITUDE t.a.v. ALCOHOL/VOEDSEL/DRUGS
Vele ROUTES VAN KLASSIEKE CONDITIONERING (RACHMANN 1977)
3 routes.
- DIRECTE ERVARING:
ERVARING MET EEN UCS NOODZAKELIJK?
Veel mensen met Fobische klachten kunnen GEEN ERVARINGEN herinneren. (slangenfobie in Belgie -> preparedness hypothese).
RACHMAN (1977)
2. OBSERVATIONEEL LEREN: dochter komt binnen ziet spinnen met spinnenfobie, ziet vader reageren met angst -> observationeel leren spinnen zijn gevaarlijk.
- INFORMATIE. BV. KRANT. (vliegtuigcrash -> angst?)
Dat leidt ons tot MODELLING (veel gedrag = IMITATIE, SOCIAAL LEREN).
Klassieke conditionering kan tot stand komen op ‘vicarious’ basis (overdracht door observatie)
VEEL pathologische angst komt tot stand via OBSERVATIE, zonder het ZELF MEEGEMAAKT te hebben: PROBLEEM NIEUWSBERICHTEN.
KC -> MODELLING (ROUTE -> KC)
MODELLING:
EXPERIMENT: een MODEL VEINST een EMOTIONELE REACTIE (AAAAAAAWHHH) op een toon die aan een SCHOK voorafging.
De OBSERVATOR (PROEFPERSOON) Vertoont een galvanische huidreactie op de toon zelf ZONDER AAN SCHOK TE ZIJN BLOOTGESTELD
GELEERD DOOR IMITATIE.
Ook UITDOVING kan via OBSERVATIE: zien hoe andere kinderen oznder vrees met omgaan bijvoorbeeld: MOGELIJKHEDEN VOOR THERAPIE.
BEWUSTZIJN: THERAPEUT = MODEL!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!
KC: ESSENTIE
+ HOGERE ORDE CONDITIONERING
+ SEMANTISCHE CONDITIONERING
KLASSIEKE CONDITIONERING:
LEREN VAN VERBAND TUSSEN TWEE STIMULI
ÉEN NEUTRALE CS EN NIET-NEUTRALE UCS
KAN ook bv tussen TWEE NEUTRALE PRIKKELS
bv. HOGERE ORDER CONDITIONERING.
Twee neutrale stimuli (niet appetief/aversief)
schok -> pijn
CS blik + UCS eten = CR salivatie (respons)
Deur van de kast (CS 2e) + CS 1 Blik = CR Salivatie (respons)
Deur van de kast (CS 2) -> CR respons salivatie.
SEMANTISCHE CONDITIONERING:
Na conditionering op het woord < boot > kan een geconditioneerde reactie optreden bij het woord maar NIET op het woord
SYNONIEM uitlokker
GENERALISATIE VIA SEMNATIEK - BETEKENIS.