Les 30 Flashcards
1
Q
kennen
A
rènshi
2
Q
blij (zijn)
A
gāoxìng
3
Q
voorstellen
A
jièshào
4
Q
zelf
A
zìjǐ
5
Q
even
A
yíxià
6
Q
feestje
A
wǎnhuì
7
Q
fout (zijn)
A
cuò
8
Q
verkeerd gezegd
A
shuō cuò le
9
Q
verkeerd gehoord
A
tīng cuò le
10
Q
verkeerd gezien
A
kàn cuò le
11
Q
verkeerd geschreven
A
xiě cuò le
12
Q
verkeerd nummer gedraaid / typefout gemaakt
A
dǎ cuò le
13
Q
Lang niet gezien!
A
Hǎojiǔbujiàn!
14
Q
opa (aan vaders kant)
A
yéye
15
Q
oma (aan vaders kant)
A
nǎinai