Les 01 Flashcards
1
Q
ik
A
wǒ
2
Q
jij
A
nǐ
3
Q
hij
A
tā
4
Q
zij
A
tā
5
Q
heten
A
jiào
6
Q
goed (zijn)
A
hǎo
7
Q
vraagwoord (ja/nee-vraag)
A
ma
8
Q
en hoe zit het met…
A
ne
9
Q
Niet
A
bù