les 3 Flashcards

1
Q

leg non-verbale communicatie uit

A

lichaamstaal, gebaren, gezichtsuitdrukkingen, intonatie en kledij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stelling goed/fout; lichaamstaal beïnvloedt niet de relatie die je hebt met anderen

A

fout; lichaamstaal beïnvloedt wel de relatie die je hebt met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

functies non-verbale communicatie (4)

A
  • aanwijzingen geven omtrent eigenschappen, attitudes en identiteit
  • ondersteunen en reguleren van verbale eigenschappen
  • vervangen van verbale communicatie
  • reguleren van onderlinge verhoudingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

7 nor-verbale houdingen

A
  • oogcontact
  • lichaamshouding
  • gezichtsuitdrukking
  • gebaren
  • fysieke afstand en zitpositie
  • houdingsovereenkomst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

waarom maken we oogcontact en de 4 functies hiervan?

A

laten zien dat je geïnteresseerd bent

  • doorspeelfunctie
  • feedbackfunctie
  • stimulerende functie
  • functie om nadruk te leggen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat drukt lichaamshouding/lichaamstaal uit? geef 4 betekenissen + uitleg

A

drukt gevoels- en relatieboodschappen uit

  • insluiting / uitsluiting = er bij horen/ er niet bij horen
  • dominantie/ onderdanigheid = imponerende houding/ neergeslagen
  • genegenheid/ afkeer = losse, open en ontspannen houding/ gespannen of niet geïnteresseerd
  • gespannenheid/ ontspannenheid = sterk gespannen lichaamshouding / ontspannen lichaamshouding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

leg gezichtsuitdrukking uit

A

verwondering, afkeer, woede, blijheid, angst, droefheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

5 functies van gebaren

A
  • conventioneel teken = aangeleerd + afgesproken
  • illustratieve functie = woorden aanvullen
  • gevoel uitdrukken = heftig gebaren maken
  • adaptieve functie = gevoelens beheersen
  • regulerende functie = bv gesprek stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef Edward T. Hall 4 fysieke zones

A
  • intieme zone = 1-0,5 m
  • persoonlijke afstand = 0,5 - 1,5 m
  • sociale afstand = 1,5- 4 m
  • publieke afstand = 4 en meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 houdingsovereenkomsten + betekenis

A
  • spiegelen = overnemen van lichaamshouding van de gesprekspartner
  • kruislings spiegelen= het bewegingsritme van de patiënt overnemen met een ander lichaamsdeel
  • ankeren = verbaal of non-verbaal een signaal koppelen aan een subjectieve ervaring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stelling goed/fout; congruentie tussen verbale en non-verbale taal kan leiden tot twijfel en vertrouwensbreuk met de patiënt

A

goed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

betekenis one trial learning

A

iets lukt de eerste keer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Betekenis SOFTEN principe

A
s= smile --> glimlach
o = open posture -> open houding
f = forward lean --> leun naar voren
t = touch --> raak aan
e = eye contact --> oogcontact
n = nod --> knik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly