les 2 Flashcards

1
Q

synoniem waarnemen

A

perceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

3 processen van waarnemen

A
  • verwerven
  • registreren
  • interpreteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

betekenis verwerven en hoe doen we dit?

A

gewaarwording

  • -> via zintuigen; = sensorische informatie
  • visueel = zien
  • auditief = horen
  • olfactorisch = ruiken
  • gustatief = proeven
  • kinestetisch = proeven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

SOR schema

A

stimulus - organisme - respons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe registeren we? (5)

A
  • visueel –> oogzenuw –> visuele cortex
  • auditief –> gehoorzenuw –> auditieve cortex
  • olfactorisch –> receptoren neus –> cortex
  • kinesthetisch –> druk/temperatuur/ evenwicht –> cortex
  • gustatief –> smaakpapillen –> cortex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

betekenis interpreteren

A

emotionele lading toekennen aan een prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

amygdala + betekenis

A

emotioneel brein ( amandelvormige kern van neuronen); legt verbanden tussen informatie die van verschillende zintuigen afkomstig zijn en koppelt deze aan emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

functie amygala

A

toekomstige soortgelijke situatie gemakkelijker herkennen en er gepast op reageren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

voorbeelden inwendige lichamelijke processen. hoe waarnemen?

A
  • hartritme, bloeddruk, suikerspiegel

met juiste meet apparatuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de kenmerken van een goede observatie?(4)

A
  • systematisch
  • doelgericht
  • nauwkeurig
  • objectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef de 3 soorten observaties en leg uit

A
  • actief participerend = je legt contact met degene die je observeert
  • passief participerend = je bent in dezelfde ruimte als de persoon die je observeert maar legt geen contact, de persoon weet wel dat je observeert
  • niet participerend = geen enkel contact met de geobserveerde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

betekenis rapportage

A

vastleggen van observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

3 verschillende rapportages

A
  • zuivere rapportage
  • ongestructureerde rapportage
  • gestructureerde rapportage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

leg zuivere rapportage uit

A

objectief zonder interpretatie; audio-opnamen, video-opnamen en foto’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leg ongestructureerde rapportage uit

A

zonder formulier of systeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

leg gestructureerde rapportage uit

A
  • wanneer het gedrag dat je wilt observeren gebeurt = event sampling
  • op vastgestelde tijdstippen rapporteren = time sampling