Les 22 Flashcards
1
Q
Uiterlijk
A
L’apparence (f)
2
Q
In het oog springend
A
Apparent
3
Q
Verschijning
A
Apparition
4
Q
Losbandig
A
Débordé
5
Q
Overladen
A
Débordé
6
Q
Massaal
A
En masse
7
Q
Dicht bos
A
Massif
8
Q
Pelgrim
A
Le pèlerin
9
Q
Uit het oog verliezen
A
Perdre de vue
10
Q
Voorafgaan aan
A
Précéder
11
Q
Buitengewoon
A
Sans précédent
12
Q
Zich wenden tot
A
Se tourner vers
13
Q
Eentonig
A
Uniforme
14
Q
Glad maken
A
Unir
15
Q
Gelijkmatig
A
Uniformément