Extra Flashcards
1
Q
Een truc
A
Une astuce
2
Q
Tentoonstelling
A
Exposition
3
Q
Verspillen
A
Gaspilller
4
Q
Bespioneren
A
Épier
5
Q
Kletsen
A
Gifler
6
Q
Proeven
A
Savourer
7
Q
Vrijwilliger
A
Volontaire
8
Q
Spellen
A
Épeler
9
Q
Geld verdienen
A
Gagner l’argent
10
Q
Roddelen
A
Faire des potins
11
Q
Kolom
A
Une colonne
12
Q
Naartoe leiden
A
Diriger
13
Q
Afval sorteren
A
Trier les déchêts
14
Q
Wrok
A
Le dépit
15
Q
Verwaarlozen
A
Négliger
16
Q
Onweerlegbaar
A
Irréfutable
17
Q
Kaarsvet
A
La cire
18
Q
Opscheppen
A
Se vanter
19
Q
Keukenschort
A
Un tablier
20
Q
Beek
A
Ruisseau
21
Q
Ringmap
A
Classeur
22
Q
Kapstok
A
Porte manteau
23
Q
Een veer
A
Une plume
24
Q
Vensterbank
A
Appuie de fenêtre
25
Plukken
Cueillir
26
Boren
Forer
27
Rapen
Ramasser
28
Mussen
Moineaux
29
Klussen
Bricoler
30
Bovendien
En outre
31
Haas
Lièvre
32
Tegenkomen
Croiser
33
Volgens
Selon
34
Even veel
Autant
35
Last hebben
Etre gené
36
Oprecht
Sincérement
37
Beterschap
Rétablissement
38
Spoedig
Prompte
39
Aflopen
Terminer
40
Schalen (vis)
Une écaille
41
Bruisend
Effervescent
42
Aandachtig
Attentivement
43
Felle
Brillant
44
Hangslot
Un cadenas
45
Boeiend
Captivant
46
Gepast
Approprié
47
Overwegen
Songer
48
Verzamelen
Recueillir
49
Raadseltje
Devinette
50
Kinderliedje
Comptine
51
Spreekwoord
Proverbe
52
Zegswijze
Dicton
53
Beperken
Limiter
54
Standaard
Par defaut
