Les 2 Sociale ongelijkheid Flashcards
Vormen van sociale ongelijkheid
Man en vrouw Jong en oud Etnische groeperingen Seksuele voorkeur Sociaal economische ongelijkheid
Verschillende maatschappijen:
Standenmaatschappij (middeleeuwen)
Je afkomst bepaalde de stand waartoe je behoorde
Blijft meestal je hele leven in dezelfde stand
Verschillende maatschappijen:
Klassenmaatschappij (Marx)
Kapitalisten (die die productiemiddelen in handen hebben)
Proletariers (die bezitten alleen arbeiderskracht)
Sociale klasse
Bepalend zijn: inkomen, opleiding, beroep, woonomgeving
Arm/rijk/middenklasse
-> ook wel kennismaatschappij
Sociale mobiliteit
De mogelijkheid om je te verplaatsen van de ene sociale laag naar de andere
Sociale ongelijkheid
1) liberale denkwijze
Individuele vrijheid, eigen verantwoordelijkheid, gelijk kansen.
Voor de één is dit beter dan voor de ander.
Sociale ongelijkheid
2) sociale denkwijze
Nadruk op gelijkheid, rechtvaardigheid en solidariteit
Nadruk ligt op eerlijke verdeling goederen
Inkomensarmoede
Minder dan 60% van het mediaan netto inkomen van de bevolking.
Ernstige materiële deprivatie
Wanneer iemand slecht scoort op minimaal 4 van de 9 indicatoren die betrekking hebben op achterstallige betalingen, de onmogelijkheid om duurzame consumptiegoederen en de eigen inschatting van de financiële gezinssituatie.
Zeer lage werkintensiteit
Minder dan 20% van de tijd in het gezin gaat op aan werk.
Sociale ongelijkheid bestrijden - Marx
Particulier bezit werd afgeschaft en bureaucratie ingevoerd
Sociale ongelijkheid bestrijden - Weber
Economische verschillen zouden kleiner worden maar de machtsongelijkheid zou vergroot worden.
-> hij vond dat er geen duidelijke grenzen meer waren tussen klassen en dat je niet alles kon terugvoeren op inkomen (positie zoals opleiding en baanniveau telt ook mee)
Overheid zorgt voor gelijke kansen door:
Studiebeurzen, verhoogd kindergeld, weduwen pensioen, steun aan gehandicapten
Mattheus effect
Wie meer heeft zal nog meer krijgen