Les 2 functies & vormen Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie hoofdcategorieën van eigendom in de detailhandel en hoe verschillen ze van elkaar?

A
  1. Zelfstandige detailhandel: Dit verwijst naar een situatie waarin er één winkel is en één eigenaar die volledige controle heeft over de operaties en besluitvorming.
  2. Keten: Dit verwijst naar een situatie waarin één eigenaar meerdere winkels bezit en beheert, die vaak dezelfde merknaam en bedrijfsformule delen.
  3. Franchise: Dit is een tussenvorm waarbij meerdere winkels eigendom zijn van verschillende eigenaren, maar ze opereren binnen de formule en richtlijnen van een keten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de voor- en nadelen voor zowel franchisenemers als franchisegevers in het retailfranchisemodel?

A

Franchisenemers
Voordeel:
- Ze krijgen een kant-en-klare winkelformule met bewezen succes.
- Marketing en promotie worden vaak ondersteund door de keten.
- Ze kunnen profiteren van inkoopvoordelen vanwege schaal en organisatie.
Nadeel:
- Ze hebben minder vrijheid in het runnen van hun eigen zaak, omdat ze zich moeten houden aan de richtlijnen van de keten.
- Ze moeten vaak een fee betalen aan de keten.

Franchisegevers:
Voordeel:
- Ze kunnen hun merk en bedrijf uitbreiden met minder eigen middelen, omdat franchisenemers vaak investeren.
- Ze hebben ondernemers aan het roer van elke franchisewinkel, wat de lokale betrokkenheid kan vergroten.
Nadeel:
- Ze moeten een deel van hun omzet afstaan aan de individuele franchisenemers.
- Ze moeten een zekere mate van controle over hun merk en formule opgeven aan de franchisenemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste typen winkellocaties en wat voor soort producten of diensten zijn meestal te vinden op elk type locatie?

A

Er zijn er 4:
Hoofdwinkelcentrum: Hier vind je vaak producten of diensten die geschikt zijn voor veel bovenlokale passage, zoals kledingwinkels en restaurants. Klanten doen hier vaak niet-dagelijkse aankopen.
Wijk/buurtwinkelconcentraties: Deze locaties zijn lokaal verzorgend en bieden meestal dagelijkse aankopen en diensten, zoals kappers en buurtwinkels.
Baanwinkels: Deze hebben vaak een groot oppervlak en bieden producten voor niet-dagelijkse behoeften, zoals meubels en doe-het-zelfproducten.
Themawinkelgebieden: Dit omvat locaties zoals woonboulevards en autoverkoopconcentraties, waar specifieke productcategorieën zoals woninginrichting en auto’s te vinden zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verschilt het winkelgedrag van klanten in hoofdwinkelcentra van dat in wijk/buurtwinkelconcentraties?

A
  1. Klanten in hoofdwinkelcentra hebben vaak meer keuzemogelijkheden en willen meer variatie in producten en diensten, terwijl klanten in buurtwinkel vaak op zoek zijn naar gemak en vertrouwde, dagelijkse producten.
  2. Het winkelgedrag in hoofdwinkelcentra kan meer oriënterend en vergelijkend zijn, omdat er meer concurrentie is tussen verschillende winkels. In buurtwinkel is het winkelgedrag routinematiger en gericht op het vervullen van basisbehoeften.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen funshopping en runshopping en welke productcategorieën passen meestal bij elk type winkelgedrag?

A

Funshopping verwijst naar winkelen als een plezierige activiteit en is vaak gericht op niet-dagelijkse aankopen. Dit type winkelen omvat een oriënterend en vergelijkend proces en komt vaak voor bij productcategorieën zoals meubels en elektronica, waar consumenten hoge betrokkenheid hebben en de tijd nemen om keuzes te overwegen.
Runshopping verwijst naar dagelijks aankopen voor essentiële behoeften. Het vereist weinig betrokkenheid. Een voorbeeld van runshopping is het boodschappen doen in een supermarkt, waar consumenten snel vertrouwde producten kopen zonder uitgebreid te vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe bepaalt het type product het winkelgedrag van consumenten?

A

Er zijn vijf hoofdcategorieën:
Convenience goods: Dit zijn dagelijkse artikelen met weinig betrokkenheid of merkvoorkeur, zoals tandenstokers. Consumenten hebben meestal geen uitgebreid beslissingsproces bij het kopen van convenience goods.
Shopping goods: Dit zijn niet-dagelijkse producten met een hoge betrokkenheid en een uitgebreider beslissingsproces, zoals een nieuwe wasmachine. Consumenten vergelijken vaak verschillende opties voordat ze tot aankoop overgaan.
Specialty goods: Dit zijn producten met een hoge betrokkenheid, waarvoor consumenten een sterke voorkeur hebben voor een specifiek merk of winkel, zoals een iPhone. Het beslissingsproces is sterk gericht op merk of winkelvoorkeur.
Preference goods: Dit zijn convenience goods, maar consumenten hebben een sterke voorkeur voor een bepaald merk of winkel, zoals tandpasta. Het beslissingsproces is voornamelijk gericht op merk- of winkelkeuze.
Unsought goods: Dit zijn niet-dagelijkse producten waar consumenten niet actief naar op zoek zijn of weinig kennis van hebben, zoals uitvaartverzekeringen. Consumenten moeten mogelijk worden overtuigd voordat ze deze producten kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de definitie van het productassortiment, en wat zijn de verschillen tussen een breed en diep assortiment, evenals oppervlakkig en diep aanbod binnen een productcategorie? Geef voorbeelden om deze concepten te illustreren.

A

Assortiment: Het assortiment verwijst naar de mix van producten die een detailhandelaar aanbiedt aan klanten.
Breed of eng = verschillende soorten productcategorie.
Breed assortiment: De winkel biedt producten uit verschillende productcategorieën aan.
Vb: een supermarkt met een breed assortiment voedselproducten biedt niet alleen brood aan, maar ook zuivelproducten, vlees, groenten, enzovoort.
Eng assortiment: De winkel concentreert zich op slechts één of enkele productcategorieën.
Vb: een bakkerij die alleen brood verkoopt.
Diepte of oppervlakkig = verschillende soorten binnen de productcategorie.
Oppervlakkig aanbod: De winkel biedt slechts een beperkte selectie van producten binnen een productcategorie aan, meestal de populairste of meest gangbare items.
Vb: een supermarkt met een oppervlakkig aanbod van jam biedt alleen de meest populaire smaken en merken aan.
Diep aanbod: De winkel biedt een uitgebreide verscheidenheid aan producten binnen een productcategorie, inclusief verschillende smaken, merken en varianten.
Vb: een speciaalzaak voor jam met een diep assortiment biedt talloze smaken en merken aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welk type assortiment hebben de genoemde winkels: Buurtwinkel, Supermarkt, Super retailers, Speciaalzaak?

A

Buurtwinkel
- Assortiment: Eng en oppervlakkig.
Ze bieden weinig productcategorieën en ook beperkte variatie binnen elke categorie, gericht op de basisbehoeften.
Speciaalzaak
- Assortiment: Eng en diep.
Vb:Traiteurs specialiseren zich in bereide maaltijden en gerechten, bieden een beperkte selectie, maar met veel variatie en diepgang binnen deze gespecialiseerde cattegorie.
Supermarkt
- Assortiment: Breed en oppervlakkig.
Vb: Colruyt-supermarkten bieden een brede selectie van productcategorieën, zoals voedsel, huishoudelijke artikelen en persoonlijke verzorgingsproducten maar kiezen enkel de populairste merken of smaken.
Super retailers
- Assortiment: Breed en diep.
Vb: Amazon is een super retailer met een zeer uitgebreid assortiment, variërend van elektronica tot boeken, met veel producten en merken binnen elke categorie, waardoor het een uitgebreide bron is voor consumenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie niveaus van service in de detailhandel en welke soorten winkels passen meestal bij elk niveau?

A

Zelfservice: Dit niveau omvat winkels waar klanten zelf producten kiezen, inpakken en afrekenen zonder veel interactie met het personeel. Voorbeelden zijn supermarkten en outlet stores.
Beperkte service: Dit niveau omvat algemene winkels waar klanten enige hulp kunnen krijgen van het personeel, maar waar zelfbediening nog steeds dominant is. Voorbeelden zijn warenhuizen.
Volledige service: Dit niveau omvat exclusieve winkels waar klanten hoogwaardige service en persoonlijke assistentie kunnen verwachten. Voorbeelden zijn boetieks en luxe winkels.
heid en het creëren van een unieke winkelervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe verschilt de servicegraad tussen outlet stores, warenhuizen en exclusieve winkels?

A

Outlet stores: ze bieden meestal zelfservice. Klanten kunnen producten kiezen en afrekenen, maar de nadruk ligt op het aanbieden van sterk geprijsde producten.
Warenhuizen: bieden doorgaans beperkte service, vergelijkbaar met algemene winkels, maar ze hebben vaak een breder assortiment producten. Klanten kunnen hulp krijgen bij het vinden van producten, maar de service is over het algemeen minder persoonlijk dan in exclusieve winkels.
Exclusieve winkels: ze streven naar een hoog niveau van volledige service. Klanten kunnen persoonlijke assistentie verwachten bij het winkelen, advies van deskundige verkoopmedewerkers en een algemene luxe winkelervaring. Deze winkels leggen de nadruk op klanttevredenheid en het creëren van een unieke winkelervaring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de drie prijsniveaus in de detailhandel en welke strategieën worden meestal geassocieerd met elk prijsniveau?

A

Laag prijsniveau: Op dit niveau streven retailers naar het aanbieden van producten tegen de laagst mogelijke prijzen. De strategieën die meestal worden geassocieerd met dit prijsniveau zijn onder andere het hebben van een beperkt assortiment, gebruik van huismerken, beperkte inrichting en service, en een focus op kostenbeheersing en hoge omzetsnelheid.
Gemiddeld prijsniveau: Retailers op dit niveau streven naar een evenwicht tussen prijs en kwaliteit. Ze bieden een breder assortiment, hebben vaak een mix van merk- en huismerkproducten, bieden gemiddelde service en hebben een gematigde inrichting. De strategie omvat meestal het creëren van een positieve winkelervaring en het positioneren van het merk als waardevol.
Hoog prijsniveau: Op dit niveau richten retailers zich op premiumproducten en streven ze naar het bieden van uitzonderlijke kwaliteit en service. Ze hebben vaak een exclusief assortiment, luxe inrichting, deskundige verkoopmedewerkers en plaatsen een sterke nadruk op klanttevredenheid en merkbeleving. De prijzen zijn doorgaans hoger dan bij de andere twee niveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke retailers vallen onder het lage prijsniveau en welke onder het hoge prijsniveau?

A

Lage prijsniveau: Retailers die doorgaans onder dit prijsniveau vallen, zijn discounterketens zoals Aldi en Kruidvat. Ze richten zich op het aanbieden van producten tegen zeer lage prijzen en hebben vaak een beperkt assortiment, huismerken en eenvoudige inrichting.
Hoog prijsniveau: Retailers op het hoge prijsniveau zijn meestal exclusieve winkels, boetieks en luxe merkwinkels. Voorbeelden zijn merken als Gucci, Louis Vuitton en high-end juweliers. Ze streven naar premiumkwaliteit, bieden een exclusief assortiment en zetten in op een uitzonderlijke winkelervaring, vaak met hoge prijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen fysieke winkels en niet-fysieke winkels in de detailhandel?

A
  1. Fysieke winkels:
    Fysieke aanwezigheid: Ze zijn fysiek aanwezig in een fysieke locatie waar klanten kunnen winkelen.
    Persoonlijke interactie: Klanten kunnen persoonlijk contact hebben met producten, medewerkers en de winkelomgeving.
    Directe beleving: Klanten kunnen producten zien, aanraken, passen of uitproberen voordat ze kopen.
    Beperkte openingstijden: Ze hebben doorgaans vaste openingstijden.
  2. Niet-fysieke winkels:
    Geen fysieke aanwezigheid: Ze opereren online of zonder een fysieke winkellocatie.
    Virtuele interactie: Klanten winkelen via websites, apps of andere digitale platforms zonder persoonlijk contact.
    Beperkte directe beleving: Klanten kunnen producten vaak alleen online bekijken en beoordelen.
    24/7 beschikbaarheid: Ze zijn vaak 24 uur per dag, 7 dagen per week beschikbaar voor online winkelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke voorbeelden kunt u geven van niet-fysieke winkels en wat zijn de kenmerken van elk type niet-fysieke winkel?

A

Online retailers: Dit omvat e-commerceplatforms zoals Amazon en eBay, waar klanten online kunnen winkelen en producten kunnen bestellen en laten bezorgen.
Directe verkoop: Bedrijven zoals HelloFresh bieden maaltijdboxen en andere producten direct aan klanten aan, vaak via een abonnementsmodel.
Verkoopautomaten: Dit zijn geautomatiseerde machines die producten verkopen, zoals snacks, drankjes, of zelfs elektronica, zonder tussenkomst van personeel.
Veilingen/eBay: Platforms zoals eBay en Vakantieveilingen.be stellen gebruikers in staat om producten te kopen via online veilingen, waar biedingen bepalen wie het product wint.
Tweedehands marktplaatsen: Websites zoals Tweedehands.be en Vinted stellen gebruikers in staat om tweedehands producten te kopen en verkopen.
Deur tot deur: Bedrijven zoals Bofrost leveren diepvriesproducten rechtstreeks aan huis bij klanten.
Party selling: Tupperware is een voorbeeld van party selling, waarbij consulenten producten demonstreren en verkopen tijdens thuisbijeenkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly