Les 10: suikers, suikervervangers Flashcards

1
Q

Geef een synoniem voor sucrose (3)

A
  • sacharose (tafelsuiker)
  • bietsuiker
  • rietsuiker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel % neemt sucrose plaats in het westers dieet?

A
  • 25%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bij frequent gebruik van suiker is er kans op (2)

A
  • cariës

- obesitas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de 5 moeilijk te vervangen eigenschappen van Sacharose

A
  • bulkvermogen
  • structuur en textuur van producten door kristallisatie eigenschappen
  • kan onder bepaalde eigenschappen karameliseren
  • conserverende eigenschappen in hoge concentraties
  • algemene acceptatie als zoetstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef 2 gemakkelijk te vervangen eigenschappen van sacharose?

A
  • zoetsensatie

- zoetkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

2 nadelen van sacharose

A
  • veel calorieën

- cariogeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef de brutoformule van sucrose?

A

C12H22O11

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is sucrose een mono- of disaccharide?

A

Een disaccharide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Geef een andere naam voor suikerriet?

A

saccharum officinarum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

geen een andere naam voor suikerbiet?

A

Beta vulgaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sucrose hydrolyseert gemakkelijk in? (2)

A
  • glucose en fructose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wordt sucrose snel opgenomen en fermenteert het?

A
  • ja op beide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de functie van Sucrose

A
  • dient als glycosyldonor bij synthese van extracellulaire polymeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er dankzij de sucrose? (2)

A
  • de hechting van de bacteriën wordt vergemakkelijkt

- de massa tandplaque gaat stijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef 5 monosacchariden

A
  • Glucose (druivensuiker)
  • fructose ( vruchtensuiker)
  • mengsel van glucose en fructose (invertsuiker)
  • galactose
  • xylose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef 2 dissacchariden

A
  • maltose (glucosylglucose, moutsuiker)

- lactose (galactosylglucose, melksuiker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bevinden overige suikers zich veel in ons voedselpakket

A

nee, beperkt. Meestal in combinatie met sacharose (buiten lactose)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

combinaties saccharose en overige suikers: (2)

A
  • niet minder cariogeen dan sucrose alleen

- leveren ongeveer evenveel calorieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Heeft het nut om sacharose gedeeltelijk te vervangen door andere suikers? leg uit

A
  • nee, dit heeft weinig nut. volledige vervanging van sacharose door andere suikers zou op lange termijn mogelijks tot minder cariës leiden maar dit is niet realistisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

intrinsieke suikers zijn?

A
  • mono- en disacchariden die van nature in de cellulaire structuur van voedsel aanwezig zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Geef voorbeeld van intrinsieke suikers? (3)

A
  • groenten
  • fruit
  • granen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Extrinsieke suikers zijn?

A
  • mono- en disacchariden die niet intracellulair in de voedselstructuur zitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

geef voorbeeld van extrinsieke suikers? (3)

A
  • zuivel
  • honing
  • rozijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Geef de 5 suikervervangers

A
  • glucosestropen
  • maltodextrine
  • suikeralcoholen (xylitol, sorbitol, mannitol)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

glucosestropen wordt gemaakt door

A
  • hydrolyse uit zetmeel van granen, mais of aardappelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

glucosestropen wordt in de voedselindustrie gebruikt als

A
  • zoet- en bulkstof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Glucosestropen zijn een …vervanger voor welk product?

A
  • zijn een lactosevervanger in sojaproducten voor kinderen die overgevoelig zijn voor lactose of koemelkeiwitten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Maltodextrine is?

A
  • gehydrolyseerde zetmeelstropen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Maltodextrine bevat (2)

A
  • bevat minder vrije glucose en maltose

- meer oligoglucosen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarvoor wordt maltodextrine vooral gebruikt

A
  • als zoet- en bulkstof in industrieel bereide voedselproducten
31
Q

Maltodextrine heeft een verlate ph-daling omdat?

A

deze wordt minder snel in zuur omgezet door de orale flora

32
Q

cariogeniteit van maltodextrine?

A
  • minder cariogeen, maar vanuit thk oogpunt wel cariogeen
33
Q

Cariogeniteit van glucosestropen

A
  • cariogeen
34
Q

Waaruit is sorbitol gemaakt? (2)

A
  • van nature uit algen, bessen en vruchten

- industrieel bereid uit glucose

35
Q

Wat is de zoetkracht van sorbitol?

A
  • half zo groot als sacharose
36
Q

sorbitol wordt langzaam/ snel opgenomen in de darm?

A
  • langzaam
37
Q

Bij hoeveel gram heeft sorbitol een laxerende werking

A
  • bij hoge doses, meer dan 20gr/ dag
38
Q

sorbitol wordt langzaam/snel door de plaque gefermenteerd?

A
  • wordt langzaam gefermenteerd
39
Q

Cariogeniteit van sorbitol?

A
  • weinig of nauwelijks cariogeen
40
Q

sorbitol is een goede vervanger van … in welke voedign?

A
  • voor sacharose in snoep
41
Q

Xylitol wordt gemaakt uit?

A
  • wordt vervaardigd uit berkenkast en andere houtige plantendelen
42
Q

zoetkracht van xylitol?

A
  • even zoet als sacharose
43
Q

cariogeniteit van xylitol?

A
  • is niet cariogeen of zelfs anti- cariogeen
44
Q

Bij hoeveel gram heeft xylitol een laxerende werking

A
  • bij meer dan 40gr/dag
45
Q

Geef drie algemene kenmerken van suikervervangers, specifiek suikeralcoholen

A
  • veroorzaakt geen of lichte daling in pH
  • tandvriendelijk
  • wordt gebruikt in snoep, frisdrank, chocolade
46
Q

Is xylitol een zinvolle aanvullende preventieve maatregel?

A

ja, omdat het anti- cariogene eigenschappen bevat. (3 tot 5 x per dag kauwgom of tablet eten heeft nut)

47
Q

Geef de 3 niet- calorische zoetstoffen

A
  • aspartaam
  • cyclamaat
  • saccharine
48
Q

Cariogeniteit van saccharine

A
  • niet cariogeen
49
Q

zoetkracht saccharine

A

500x zoeter dan sacharose

50
Q

Is saccharine een suiker?

A

nee, heeft geen verwante verbinding met suiker

51
Q

Saccharine wordt vaak in combinatie met andere zoetstoffen gebruikt omdat?

A
  • het een bittere nasmaak heeft. Door te combineren met andere zoetstoffen wordt deze smaak verdoezeld
52
Q

Waarin wordt saccharine gebruikt?

A
  • in zoetjes voor koffie, thee en frisdranken
53
Q

Geef de volledige naam voor cyclamaat?

A
  • cyclohexylsulfamaat
54
Q

zoetkracht van cyclamaat

A
  • 40x zoeter dan sacharose
55
Q

cariogeniteit van cyclamaat?

A
  • niet cariogeen
56
Q

cyclamaat is een mengsel van 2 dingen

A

mengsel van cyclamaat en saccharine

57
Q

cyclamaat wordt gebruikt in?

A
  • klassieke zoetjes in de westerse landen
58
Q

zoetkracht van aspartaam

A
  • 150x zoeter dan sacharose
59
Q

hoe is de calorische bijdrage van aspartaam?

A
  • nauwelijks
60
Q

heeft aspartaam een bijsmaak

A

nee, heeft een suikerachtige schone zoetsmaak

61
Q

aspartaam is wel/niet hittevast?

A
  • niet hitte vast
62
Q

aspartaam is wel/niet gevoelig voor extreme pH waarden

A
  • gevoelig van extreme pH waarden
63
Q

fenylalanine mag niet gebruikt worden door?

A
  • zwangere vrouwen (schadelijk)

- kinderen die lijden aan fenylketonurie

64
Q

fenylalanine zit vaak in welke zoetstof?

A

aspartaam

65
Q

Geneesmiddelen worden vaak gezoet met suiker, voor wie kan dit gevolgen hebben?

A
  • kinderen of personen met chronische ziekten. Door langdurig medicijnen te nemen die gezoet zijn krijgen deze personen excessieve cariës
66
Q

Wat zou helpen om het suikergebruik te beperken?

A

Als men aantrekkelijke en veilig alternatieven kan aanbieden

67
Q

Zorgt suikerhoudende kauwgom voor cariës?

A

dit zorgt voor een cariëstoename, sacharose kauwgom zorgt voor 3 nieuwe laesies in 1 jaar terwijl xylitol kauwgom voor geen

68
Q

xylitol wordt afgebroken door mond-bacteriën. Juist/fout.

A
  • deze wordt niet afgebroken door mond-bacteriën, zelfs niet na langdurig gebruik.
69
Q

Xylitol kan een bepaalde zoetstof remmen, welke?

A
  • kan de fermentatie van sorbitol remmen. dit is belangrijk voor kauwgom die bestaat uit een mengsel van sorbitol en xylitol
70
Q

Geef 2 extra toevoegingen die vaak in kauwgom zitten

A
  • natriumcarbonaat

- ureum

71
Q

waarvoor zorgt natriumcarbonaat?

A
  • deze zal meehelpen de pH in de tandplaque te verhogen
72
Q

Waarvoor zorgt ureum?

A
  • deze wordt door sommige mondbacteriën afgebroken, waarbij ammonia ontstaat, hetgeen een pH verhogend effect heeft
73
Q

Op welke manier zorgt kauwgom voor een stijging van de pH- waarde?

A
  • het kauwen op suikervrije kauwgom zorgt voor een verhoging van de pH in tandplaque, door gestimuleerde speekselvloed
  • gestimuleerd speeksel bevat veel bicarbonaat, wat als buffer dient, met als gevolg dat de pH stijgt
74
Q

Gestimuleerd speeksel vs ongestimuleerd speeksel in rust. Geef 5 kenmerken

A
  • calcium en OH- concentraties zijn verhoogd
  • fosfaatconcentratie verlaagd (ongunstig)
  • fosfaatevenwicht verschuift ten gevolge van de verhoogde pH (meer van PO43- ionen)
  • speeksel: meer oververzadigd tov de tandmineralen
  • het remineraliserende en maturerende vermogen van het speeksel stijgt