Les 10 Flashcards

1
Q

lidocaine

A

lokaal verdovend geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Werking lidocaine

A

lidocaine bindt aan en blokkeert NA+ kanaal –> na ionen kunnen neuron niet binnengaan –> actiepotentiaal kan niet verder voortplanten over het neuron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke neuronen worden door lidocaine beinvloed?

A

werkt vnl op neuronen die pijnsignaal naar de hersenen sturen, maar ook op motorische neuronen kunnen beinvloed worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke 2 types lokale anestheica in thk?

A

esters

amides

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Op welke manieren kan lokale anesthetitca de prikkelvorming en geleiding beinvloeden?

A

Veranderen van het rustpotentiaal
verhogen drempelwaarde voor depolarisatie
depolarisatiesnelheid beinvloeden
repolarisatie vertragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PK2

A

zuur dissociatiecontstand
snelheid van inwerking
lagere PKa= sneller inwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vetoplosbaarheid

A

werkt in op kracht vdv erdoving

heeft effect op hogere vetoplosbaarheid = krachtiger anestheticum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eiwitbinding

A

hoegere EWbinding = langere werkingsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Vasodilaterend effect

A

hoe minder vasodilatatie, hoe langer de werkingsduur en hoe oger de kracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mepivacaine

A

vasoconsrictorische eigenschappen

dan kan product meer lokaal gehouden worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Topische anesthesie

A

zonder huid of mucosa te doorboren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

INF

A

infiltratieanesthesie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voordelen INF

A

enkel benodigde gebied wordt verdoofd

vasoconstrictor zorgt voor minder bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Nadelen INF

A

veel prikjes nodig
verdoving snel uitgewerkt
pulpa niet verdoofd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

MB

A

mandibulair blok

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

voordelen MB

A

slechts 1 prik nodig
langduriger verdoving
pulpa mee verdoofd

17
Q

Nadelen MB

A

groter gebied wordt verdoofd dan noodzakelijk

vasoconstrictor zorgt niet voor droger werkterrein

18
Q

Verdoving in n.alveolaris superior anterior

A

verdoofd: BK
CST
LST
HT

19
Q

verdoving in: n.alveolaris superior medius

A

verdoofd: PM
mesiale zijde M
van BK

20
Q

verdoving: n. alveolaris superior posterior

A

verdoofd: db wortel M1
M2
M3
van BK

21
Q

intraosseuze anesthesie

A

botperforerend boortje

22
Q

intraligamentaire anesthesie

A

pulpa anesthesie van 1 tand

23
Q

intrapulpale anesthesie

A

in de pulpa, alleen mogelijk bij endodontische behandeling

24
Q

Naaldbreuk

A

bij herhaaldeijk buigen van de naald
door onverwachte bewegingen
door veranderen van richting zonder de naald eerst volledig te verwidjeren

25
hypesthesie
verminderd gevoel
26
anesthesie
volledige gevoelloosheid
27
paresthesie
abnormale sensaties zoals jeuk/tintelingen