Legal English Unit 10 Flashcards
1
Q
Men zou kunnen zeggen
A
Arguably
2
Q
Evaluatie
A
Assessment
3
Q
Onberispelijk
A
Beyond reproach
4
Q
Toeschouwer
A
Bystander
5
Q
Censuur
A
Censorship
6
Q
Burgerlijk proces
A
Civil action
7
Q
Codificeren
A
To codify
8
Q
Gebod
A
Commandment
9
Q
Betrokken bij
A
Concerned with
10
Q
Hedendaags
A
Contemporary
11
Q
Twistpunt
A
Contentious issue
12
Q
Betwistbaar
A
Contentious
13
Q
Over iets beslissen
A
To decide on
14
Q
Huidig
A
Current
15
Q
Verwerpen
A
To dismiss
16
Q
De wet negeren
A
To disregard the law
17
Q
Problemen ondervinden
A
To encounter problems
18
Q
Verhelderend
A
Enlightening
19
Q
Een eigen mening vormen
A
To form one’s own opinion
20
Q
Kern
A
Gist
21
Q
Een politieagent in functie beledigen
A
To insult a police officer on duty
22
Q
Dit betekent nog niet dat
A
It does not follow that
23
Q
Gevaarlijk oversteken
A
Jaywalking
24
Q
Lastig
A
Knotty
25
Optekenen, vastleggen
To lay down
26
Recht
Law
27
Lobbyen
To lobby
28
Kijken naar iemand om iets te doen
To look to
29
Kleinste gemene deler
Lowest common denominator
30
Hoofdrichting
Major
31
Meerderheid
Majority
32
Een eerste indruk maken
To make a first impression
33
Minderheid
Minority
34
De wet naleven
To obey the law
35
Dader
Perpetrator
36
Beleefd
Polite
37
Belangengroep
Pressure group
38
Verbod op
Prohibition on/ against
39
Strafbaar volgens de wet
Punishable by law
40
Een idee aandragen
To put forward an idea
41
De schouders ophalen
To shrug one’s shoulders
42
Zich onderwerpen aan
To submit to
43
Voor de rechter dagen
To take to court
44
Uitpluizen
To trawl
45
Slachtoffer
Victim
46
Schenden
To violate
47
Zich terugtrekken uit het debat
To withdraw from the debate
