Basic Business English Part 1 (A-C) Flashcards
Veel kans
A good chance
Absoluut
Absolutely
Vergezellen
To accompany
Opeenstapeling
Accumulation
Nauwkeurige voorspelling
Accurate forecast
Bereiken
To achieve
Blijvende verandering bereiken
To achieve Lasting change
Prestatie
Achievement
Kennis
Acquaintance
Verantwoordelijk handelen
To act responsibly
Eigenlijk, feitelijk
Actually
Zich aanpassen aan
To adapt to
Zich aanpassen aan
To adjust to
Beheren
To administer
Promotie, vooruitgang
Advancement
Adviseren
To advise
Beïnvloeden
To affect
Nadien
After that
Vergaderagenda
Agenda
Eeuwigheid
Ages
Al bij al
All in all
Onzeker, tegenstrijdig
Ambivalent
Analyseren
To analyse
Solliciteren
To apply for a job
Bang
Anxious
Trouwens
Anyway
Sollicitant
Applicant
Leertijd
Apprenticeship
Aanpak
Approach
Arrogant
Arrogant
Dankzij
As a result of
Van zodra
As soon as
Gerustellen
To assure
Na een tijdje
As time went by
Zoals bekend
As you all know
Assertiviteit
Assertiveness
In verband met
Associated with
Op een gestaag tempo
At a steady pace
In eerste instantie
At first
Een vergadering bijwonen
To attend a meeting
Bewust van
Aware of
Achtergrond
Background
Afdingen
To bargain
Op het spel staan
To be at stake
Er zitten aan te komen
To be bound to
Er ongetwijfeld zijn
To be certain to
De toestemming krijgen om ergens aan te beginnen
To be given the go ahead
Goed overweg kunnen met
To be good with
Contact hebben
To be in contact
Moeten afvloeien
To be made redundant
Regels naar zijn hand zetten
To bend the rules
Voordelig
Beneficial
Er voordeel uit halen
To benefit
Succesvol zijn in iets
To be successful at doing something
Het geval zijn
To be the case
Mee bezig zijn
To be up to