Leerstukken Flashcards
Wat zijn de voorwaarden voor staatsaansprakelijkheid voor schending van het Unierecht? (Francovich)
1) De geschonden regel van het Unierecht moet (vrij specifiek) ertoe strekken rechten aan particulieren toe te kennen. Er moet een relatieve onrechtmatigheid zijn (relativiteitsvereiste/Schutznorm).
2) Er moet sprake zijn van een voldoende gekwalificeerde schending door de lidstaat (schending moet de staat toe te rekenen zijn. Bij veel beleidsruimte moet er een kennelijke en ernstige miskenning van de grenzen van die beleidsruimte zijn. Anders volstaat een enkele inbreuk op het Unierecht.
3) Er moet een voldoende direct causaal verband zijn tussen geleden schade en schending van het Unierecht door de lidstaat.
Particulier heeft wel een plicht de schade zoveel mogelijk te beperken.
Wat zijn de criteria voor rechtstreekse werking?
1) De (verdrags)bepaling moet zich naar aard en inhoud lenen voor rechtstreekse werking.
2) Het moet gaan om een voldoende duidelijke/nauwkeurige en onvoorwaardelijke bepaling die een recht aan een particulier inhoudt; zonder dat er een discretionaire bevoegdheid bestaat.
Wat is de rule of reason?
Er kunnen nationale regels zijn die op grond van ‘dwingende vereisten van algemeen belang’ voor kunnen gaan op de bepalingen van het vrije verkeer. Deze regels moet wel redelijk zijn, en zonder onderscheid geformuleerd.
Strenger dan verdragsuitzonderingen, daar mogen nationale regels alleen ‘geen middel tot willekeurige discriminatie noch een verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten’ vormen.
Welke 6 eigenschappen hebben de uitzonderingsgronden op vrij verkeer (dus zowel verdragsuitzonderingen als de uitzonderingen op basis van rule of reason) gemeen?
1) Ze betreffen publieke/openbare/algemene belangen
2) Uitzonderingen worden strikt toegepast en geïnterpreteerd
3) Mogen niet worden gebruikt voor protectionistische doeleinden
4) Grondrechtconforme interpretatie van rechtvaardigingsgronden, bevoegdheden begrensd door grondrechten
5) Tijdelijk karakter (tot harmonisatie)
6) Evenredigheidsbeginsel (transparant, geschikt, noodzakelijk (incl. onderzoeksplicht), afgewogenheid (=evenredigheid stricto sensu, zelden uitgevoerd door rechter want eerder politieke keuze))
Welke 4 stappen ondernemen bij casus interne markt?
1) Hoe is de regeling te kwalificeren?
- kwant. invoerbeperking izv 34 WV
- maatregel van gelijke werking izv 34 WV
- binnenlandse belastingmaatregel izv 110 WV
- invoerrecht/heffing gelijke werking izv 30 WV
2) Kan overheid zich beroepen op rechtvaardigingsgrond in 36 WV?
3) Kan overheid zich beroepen op ‘dwingende eisen van algemeen belang’/rule of reason? (Zonder onderscheid!)
4) Is maatregel in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel?
Wat is de volgorde van de belangrijkste Verdragen? En noem 1 belangrijk punt per Verdrag
1951: Verdrag van Parijs - Oprichting EGKS - eerste supranationale Europese samenwerking op gebied van kolen en staal
1957: Verdragen van Rome - Oprichting EEG & Euratom
1967: Fusieverdrag - Fusering Raad, Commissie, HvJ en EP voor de drie verdragen
1977: Verdrag houdende wijziging financiële bepalingen (1 rekenkamer voor 3 gemeenschappen)
1986: Europese Akte - Herziening bedoeld ter afronding interne markt in 1992
1992: Verdrag van Maastricht/VEU - Invoering EU als overkoepelende structuur die 3 gemeenschappen omvat, schiep project van muntunie (euro)
1997: Verdrag van Amsterdam - Versterking positie EP
2001: Verdrag van Nice - Institutionele wijzigingen gericht op functioneren van sterk uitgebreide EU
2007: Verdrag van Lissabon: afschaffing pijlerstructuur, veel van niet in werking getreden Grondwet wordt in verdrag opgenomen
Wat houdt de Meroni-doctrine in?
Omdat agentschappen op relatief grote afstand staan van democratische processen en instellingen, achtte het Hof het gewenst om beperkingen te stellen aan de bevoegdheid van de wetgever om bevoegdheden te delegeren aan dergelijke autoriteiten: agentschappen mogen niet beschikken over discretionaire, dwz beleids- of beoordelingsvrijheid bevattende bevoegdheden.
Welke 2 belangrijke functies heeft rechtstreekse werking?
1) Handhavings-/objectieve controlefunctie
2) Rechtsbeschermingsfunctie
Welke 4 aspecten kent het attributiebeginsel?
1) Beleidsterreinen die niet voorkomen in de verdragen kunnen ook geen voorwerp van bindende besluitvorming door de Europese instellingen zijn
2) Bevoegdheden moeten worden uitgeoefend met het oog op de vermelde doelstellingen en de van toepassing zijnde rechtsbasis
3) Instellingen moeten gebruik maken van de voorgeschreven rechtsinstrumenten
4) Instellingen moeten gebruik maken van de voorgeschreven besluitvormingsprocedure