Begrippen LE4 Flashcards

1
Q

Autonomie (van het EU-recht)

A

De op zichzelf staande werking van het Unierecht in de nationale rechtsorde, zoals door het HvJ bepaald is in Van Gend en Loos.Het Unierecht heeft dus niet het nationale recht (bijv. de grondwet van een lidstaat) nodig maar heeft werking als intern recht met als belangrijke eigenschappen dat er voor nationale rechters rechtstreeks een beroep op dit recht kan worden gedaan en dat het Unierecht voorrang heeft boven het nationale recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Horizontale directe werking

A

De rechtstreekse werking van het Unierecht in situaties tussen twee particulieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inroepbaarheid

A

Het mogelijke beroep op Unierechtelijke bepalingen voor een (nationale) rechter door een (rechts)persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Invocabilité d’exclusion

A

Inroepbaarheid (algemene rechtsbeginselen) met het oog op het buiten toepassing verklaren van strijdig nationaal recht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Invocabilité de substitution

A

Inroepbaarheid (algemene rechtsbeginselen) met het oog op toepassing van een Europese regel of norm in plaats van een nationale regel of norm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Objectieve rechtmatigheidstoetsing

A

Het onderzoek van de (nationale) rechter of de door de nationale wetgever gecreëerde objectieve regelgeving binnen de door het Europese recht bepaalde grenzen blijft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Rechtstreekse werking (van het Europese recht)

A

Het mogelijke beroep op het Unierecht voor de nationale rechter, onder meer als de bepalingen van het Unierecht voldoende nauwkeurig en onvoorwaardelijk zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Relatieve onrechtmatigheid

A

De door een lidstaat gepleegde onrechtmatigheid kan alleen worden ingeroepen door particulieren aan wie rechten zijn toegekend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Richtlijnconforme interpretatie

A

De (nationale) rechter dient, vanuit het loyaliteitsbeginsel, nationaal recht dat afwijkt van een richtlijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de betreffende richtlijn uit te leggen (indirecte werking), zodat indien mogelijk nationaal recht niet buiten toepassing hoeft te worden verklaard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sperrwirkung

A

De ‘versperrende werking’ van het Europese recht, waardoor de nationale wetgever niet meer mag handelen op een bepaald terrein als dat zou leiden tot strijd met de op dit terrein vastgestelde Unierechtelijke regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verticale directe werking

A

De rechtstreekse werking van het Unierecht in situaties tussen overheid en particulier(en).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voorrang (van het Europese recht)

A

Het Unierecht gaat, zoals door het HvJ bepaald is in Costa/ENEL, voor het nationale recht dat hieraan geen afbreuk kan doen. Een (nationale) rechter is gehouden het Unierecht toe te passen (loyaliteitsbeginsel), ook in het geval nationaal recht in strijd is met het Unierecht. In dat geval moet de nationale rechter het nationale recht buiten toepassing laten en het Unierecht toepassen (Simmenthal).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly