Arresten Flashcards
Titaandioxide
Rechtsgrondslag is nodig obv attributiebeginsel. Verkeerde rechtsgrondslag? Dan mogelijk vernietiging obv 263 WV.
De keuze van de rechtsgrondslag van een Uniehandeling moet berusten op:
– objectieve gegevens
– die voor rechterlijke toetsing vatbaar zijn,
– waaronder het doel en de inhoud van de handeling (r.o. 10).
Indien sprake is van een tweeledig doel en/of inhoud, moet worden bekeken of één van beiden kan worden gezien als hoofddoel of als overwegende inhoud, terwijl het andere doel of de andere inhoud slechts ondergeschikt is.
Doet zich tweeledig doel en/of inhoud voor?
– Zo ja, dan dient de rechtsgrondslag te worden gebruikt die het
hoofddoel c.q. de overwegende inhoud betreft (r.o. 11, 17).
– Zo nee, als er sprake is van volstrekt gelijkwaardige of onlosmakelijk verbonden doelen/inhoud, dan:
• Dienen, indien mogelijk, beide rechtsgrondslagen te worden gebruikt.
• Dient de procedure met meeste inbreng van het EP te worden gebruikt, nl. als het niet mogelijk is om beide rechtsgrondslagen te gebruiken omdat de cumulatie van de denkbare rechtsgrondslagen tot tegenstrijdige procedures zou leiden (r.o. 18, 20).
Tabaksreclamerichtlijn
HvJ: restrictieve toepassing van 114 WV (gewone wetgevingsprocedure voor harmonisatie van wetgeving betreffende interne markt):
- geen algemene bevoegdheidsgrondslag ter reglementering van interne markt
- een op dit artikel vastgestelde wetgevingshandeling dient “metterdaad ten doel (te) hebben, de voorwaarden voor de instelling en de werking van de interne markt te verbeteren” -> bestaan van belemmeringen moet waarschijnlijk en merkbaar zijn en betrokken maatregel moet ten doel hebben die belemmeringen te voorkomen.
Is aan deze voorwaarden voldaan? Dan niet relevant of ook andere motieven (bv bescherming volksgezondheid) hebben meegespeeld bij opstellen van de regelgeving.
Algemeen verbod op tabaksreclame veel te breed, geen bevoegdheid want gaat de werking en instelling van interne markt te buiten. Ook geen bevoegdheid om op gebied van volksgezondheid in te grijpen dmv harmonisatie van wetgeving. Onderstreept dus belang van attributiebeginsel. Richtlijn werd vernietigd, want verkeerde rechtsbasis gekozen. Beperktere richtlijn later opgesteld die wel op interne-markt bepalingen kon worden gebaseerd (114 WV), ook al was bij het vaststellen van de maatregel bescherming van de volksgezondheid doorslaggevend, want voldaan aan bovenstaande voorwaarden.
Van Gend & Loos
Bepalingen van Unierecht kunnen rechtstreekse werking bezitten.
Criteria:
a. Een bepaling moet een duidelijk en onvoorwaardelijk verbod inhouden
b. De maatregel moet een negatieve verplichting behelzen
c. De verplichting mag geen reserves bevatten
d. De nakoming van de Europeesrechtelijke norm moet niet van nadere wetgeving afhankelijk zijn gesteld
Tegenwoordig is het criterium:
- Is de bepaling onvoorwaardelijk?
- Is de bepaling voldoende nauwkeurig?
Unierecht werkt onafhankelijk van nationaal recht door in het nationale recht van lidstaten, want vloeit voort uit autonome bron. Schepping van nieuwe, Europese rechtsorde. Dit is met name van belang voor dualistische systemen.
Belangrijke functie van rechtstreekse werking: handhavingsfunctie.
Costa/ENEL
EU-lidstaten hebben een deel van hun soevereiniteit overgedragen aan de Unie door sluiten van EEG-Verdrag, wat leidde tot een nieuwe, autonome rechtsorde.
Europees recht heeft voorrang over al het nationaal recht, incl. grondwet, op grond van die rechtsorde. Indien een nationale rechter onverenigbaarheid tussen nationaal recht en Unierecht constateert, moet hij het nationale recht opzij zetten en het Unierecht volgen, zelfs als hij normaliter niet de bevoegdheid heeft om het nationale recht opzij te zetten.
Simmenthal II
Het voorrangsbeginsel heeft tot gevolg dat regels van Unierecht elke strijdige nationale bepaling van rechtswege buiten toepassing doen treden, maar ook in de weg staan aan geldige totstandkoming van nieuwe nationale wetgevende handelingen die onverenigbaar zijn met de gemeenschapsregels.
Rechters moeten nationale maatregelen die in strijd zijn met EU-recht direct op eigen gezag buiten toepassing laten, zelfs indien zulke maatregelen later zijn aangenomen. Hoeven dus niet te wachten op constitutionele procedure oid.
Onverenigbaarheid van nationale regel met Unierecht levert echter niet automatisch non-existentie van nationale regel op, dat is een taak van de rechter.
Becker
In beginsel hebben richtlijnen geen rechtstreekse werking, maar particulieren kunnen zich beroepen op niet tijdig omgezette richtlijnbepalingen (rechtstreekse werking) zolang de bepalingen onvoorwaardelijk en voldoende nauwkeurig zijn.
Kolpinghuis
Nationale overheid kan zich niet ten laste van een particulier op een nog niet/onjuist omgezette bepaling van een richtlijn (geen omgekeerde verticale rechtstreekse werking).
Rechter heeft plicht tot richtlijnconforme interpretatie, maar deze vervalt wanneer zulk een interpretatie de algemene rechtsbeginselen (zoals rechtszekerheidsbeginsel, verbod van terugwerkende kracht) in gevaar brengt.
Marleasing
Indien richtlijn onvoldoende duidelijk of onvoorwaardelijk is (en dus geen rechtstreekse werking heeft), zijn nationale rechters verplicht om het nationale recht, ongeacht of het van eerdere of latere datum dan richtlijn is, zo veel mogelijk in het licht van de richtlijnbepalingen te interpreteren. Volgt uit loyalteits- of samenwerkingsbeginsel art. 4 lid 3 VEU, verzekering van Unierecht. Plicht geldt wel pas vanaf het verstrijken van de omzettingstermijn.
Wordt ook wel ‘indirecte werking’ genoemd.
Geldt in beginsel ook voor particuliere rechtsverhoudingen, vlg. Faccini Dori.
Faccini Dori
Niet of onjuist omgezette richtlijnen hebben geen werking in horizontale situaties, gericht op lidstaten, niet op particulieren. Anders weinig verschil met verordening.
Wel evt. staatsaansprakelijkheid (Francovich) of conforme interpretatie (Marleasing).
Francovich
Het is een beginsel van gemeenschapsrecht dat lidstaten verplicht zijn tot vergoeding van schade (via 340 WV) die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het gemeenschapsrecht die hun kunnen worden toegerekend. Vindt grondslag in beginsel van loyale samenwerking (4 lid 3 WV).
3 voorwaarden voor recht op schadevergoeding:
1) Het doel van de richtlijn moet mede omvatten het toekennen van rechten aan particulieren;
2) De inhoud van die rechten moet af te leiden zijn uit de bepalingen van de richtlijn zelf;
3) Er moet een causaal verband zijn tussen de schending door de staat van zijn verplichting tot implementatie en de schade die particulieren hebben geleden.
Inter-Environment
Tussen de inwerkingtreding en verplichte omzetting van richtlijn loopt de omzettingstermijn. In die tijd geldt voor de lidstaten ‘slechts’ een verplichting ‘dat zij zich onthouden van maatregelen die de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat ernstig in gevaar zouden brengen’. Geldt voor alle autoriteiten, inclusief nationale rechter.
Dit is dus niet meteen rechtstreekse werking!
Köbler
Lidstaten zijn ook aansprakelijk voor schade die particulieren lijden als gevolg van schendingen van het Unierecht die aan hoogste nationale rechterlijke instanties kunnen worden toegerekend. Wel 3 voorwaarden:
1) De geschonden rechtsregel strekt ertoe particulieren rechten toe te kennen;
2) Er is sprake van een voldoende gekwalificeerde schending;
3) Er bestaat een rechtstreeks causaal verband tussen deze schending van de op de staat rustende verplichting en de door de betrokkenen geleden schade.
Wells
Wanneer een derde-belanghebbende een beroep doet ten opzichte van de overheid op een rechtstreeks werkende richtlijnbepaling, dan wordt in wezen alleen gevraagd dat de overheid zich houdt aan zijn verplichtingen. De consequenties voor de direct-belanghebbende zijn dan ook te beschouwen als de noodzakelijke gevolgen van het feit dat de overheid zich niet aan zijn verplichtingen heeft gehouden. HvJ beschouwt dit niet als een ongeoorloofde vorm van omgekeerde verticale rechtstreekse werking. Direct-belanghebbende kan dan wel bv schadevergoeding eisen.
Pupino
Het beginsel van conforme interpretatie kan niet als grondslag dienen voor een uitlegging contra legem van het nationale recht.
Plaumann
Heeft betrekking op derdenberoep (particulier/rechtspersoon) tegen Uniehandeling die tot een ander is gericht. Eis: Uniehandeling moet hem zowel rechtstreeks als individueel raken.
Plaumann-formule: “zij, die niet zijn de addressaten ener beschikking [nu: individueel besluit], zouden slechts kunnen stellen dat zij individueel worden geraakt, indien deze beschikking hen betreft uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de addressaat”.
Er moet dus sprake zijn van een bijzondere situatie waardoor deze belanghebbende zich onderscheidt van alle rechtssubjecten.
In casu stelt het HvJ dat een particulier die uit hoofde van een commercieel beroep wordt geraakt, niet aan deze kwalificatie zal voldoen.
Les Verts
HvJ creëert een beroepsrecht tegen rechtshandelingen van het Europees Parlement (tekstueel in Verdrag eigenlijk beperkt tot Commissie en Raad). EEG een rechtsgemeenschap, dwz instellingen ontkomen niet aan toezicht op verenigbaarheid handelingen met Verdrag.
Toegang tot de rechter is 1 van de bestanddelen van een rechtsgemeenschap.
Kadi
Volgens het HvJ kunnen verplichtingen die voortkomen uit internationale overeenkomsten (bijvoorbeeld VN) geen afbreuk doen aan de constitutionele beginselen van het EG-Verdrag en dient de gemeenschapsrechter desgevraagd de wettigheid van alle communautaire maatregelen na te gaan.
HvJ bevestigt dat Gemeenschap een “autonome rechtsorde” vormt waarbinnen het Unierecht de hoogste status heeft. Verordeningen ter uitvoering van internationale verplichtingen hebben dezelfde rang als overige verordeningen en kunnen dan ook aan het primaire recht worden getoetst.
Cilfit
HvJ aanvaardt drie uitzonderingen op verwijzingsplicht hoogste rechters bij prejudiciële vraag:
1) Vraag hoeft niet gesteld te worden indien hoogste rechter dit niet noodzakelijk acht voor het wijzen van eindvonnis.
2) Verwijzingsplicht vervalt wanneer de ingeroepen Europese regel reeds eerder door het Hof is uitgelegd of verduidelijkt: acte éclairé.
3) Verwijzingsplicht vervalt wanneer de ingeroepen Europese regel geen enkele uitleg behoeft omdat hij uit zichzelf glashelder is: acte clair. HvJ verbindt hier wel strikte voorwaarden aan.
Digital Rights Ireland
De bescherming van persoonsgegevens, die uitdrukkelijk wordt voorgeschreven door artikel 8, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is van bijzonder belang voor het in artikel 7 van dit Handvest verankerde recht op eerbiediging van het privéleven. De betrokken Unieregeling moet dus duidelijke en precieze regels betreffende de draagwijdte en de toepassing van de betrokken maatregel bevatten die minimale eisen opleggen, zodat de personen van wie de gegevens zijn bewaard, over voldoende garanties beschikken dat hun persoonsgegevens doeltreffend worden beschermd tegen het risico van misbruik en tegen elke onrechtmatige raadpleging en elk onrechtmatig gebruik van deze gegevens.
Gelet op al deze overwegingen heeft de wetgever van de Unie met de vaststelling van richtlijn 2006/24 betreffende de bewaring van gegevens die zijn gegenereerd of verwerkt in verband met het aanbieden van openbaar beschikbare elektronischecommunicatiediensten of van openbare communicatienetwerken en tot wijziging van richtlijn 2002/58 de door het evenredigheidsbeginsel gestelde grenzen overschreden die hij ten aanzien van de artikelen 7, 8 en 52, lid 1, van het Handvest in acht dient te nemen.
Kortom: richtlijn veel te breed en te weinig gericht, als een soort schot hagel. Hele richtlijn ongeldig verklaard.
Werd uitgelokt in een prejudiciële procedure door een particuliere organisatie die de richtlijn nooit van een artikel 263-actie had kunnen aanvallen want niet individueel geraakt.
Rewe
Bij ontbreken van een desbetreffende gemeenschapsregeling is het een aangelegenheid van de nationale rechtsorde om de bevoegde rechter aan te wijzen en de procesregels te geven voor de rechtsvorderingen met het oog op de bescherming van de rechten welke de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontlenen, met dien verstande dat deze regels niet ongunstiger mogen zijn dan die voor soort gelijke nationale vorderingen (=gelijkwaardigheid/non-discriminatie). Dit zou slechts anders zijn indien die (nationale) procesregels het in de praktijk onmogelijk zouden maken rechten uit te oefenen die de nationale rechter verplicht is te handhaven (=effectiviteit/doeltreffendheid). Voorbeeld: rechter kan geen voorlopige voorzieningen treffen tegen maatregel van de Kroon onder Brits recht. HvJ: dit is in strijd met Europees recht obv effectiviteitsbeginsel.
Verdrag van Lissabon: artikel 19 lid 1 VEU: “De lidstaten voorzien in de nodige rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het recht van de Unie vallende gebieden te verzekeren.”
Ook moet een termijn redelijk zijn en het invorderen van een recht niet volstrekt onmogelijk/zeer moeilijk maken.
Gebhard
Duitser Gebhard woont al lang in Italië, richt eigen advocatenkantoor op en claimt titel ‘avvocato’, wordt hier zes maanden voor geschorst.
Dienstverrichting (soepelere regels) of vestiging (strengere regels)? Aantal criteria: - Duur - Frequentie - Periodiciteit - Continuïteit van werkzaamheden spelen een rol.
Bij dienstverrichting zijn de verrichter en ontvanger van de dienst bovendien in verschillende lidstaten gevestigd, terwijl de aanbieder van werkzaamheden en de ontvanger bij vestiging zich in dezelfde lidstaat bevinden.
Bepalingen van het hoofdstuk betreffende de diensten zijn subsidiair ten opzichte van die van het hoofdstuk betreffende het recht van vestiging. Soort vangnet dus, eerst checken of vestiging van toepassing is.
Hebben van infrastructuur (bv kantoor) kan duiden op vestiging, maar niet noodzakelijkerwijs.
Onderdaan van andere lidstaat moet in beginsel voldoen aan de voorwaarden die een lidstaat stelt voor het uitoefenen van een specifiek beroep. HvJ: 4 voorwaarden waar lidstaat aan moet voldoen, willen ze de ‘fundamentele vrijheden’ (alle 4 de vrijheden) belemmeren of minder aantrekkelijk maken:
- Zij (de voorwaarden) moeten zonder discriminatie worden toegepast
- Zij moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang
- Zij moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen
- Zij mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel.
Lidstaten dienen rekening te houden met de kennis en kwalificaties die betrokkene in andere lidstaat heeft verworven: gelijkwaardigheid van diploma’s in aanmerking nemen.
Notarisambt
Art. 51 WV: vrijstelling van regels betreffende de vrijheid van vestiging voor werkzaamheden die een rechtstreekse en specifieke deelneming betekenen aan de uitoefening van openbaar gezag.
Hoewel de werkzaamheid van de notaris deelneming aan de uitoefening van het openbaar gezag inhoudt, moet worden vastgesteld – rekening houdend met de geringe mate van deelneming aan het openbaar gezag – dat een nationaliteitsclausule niet noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de nagestreefde doelen. Rechtstreekse discriminatie op grond van nationaliteit is hier onevenredig.
Dassonville
Hof geeft een zeer ruime interpretatie van begrip ‘maatregelen van gelijke werking’ (Art. 34: “Kwantitatieve invoerbeperkingen en alle maatregelen van gelijke werking zijn tussen de lidstaten verboden.”)
Vraag: in hoeverre is de Belgische eis dat er over een ‘Certificaat van Echtheid’ moet worden beschikt bij de invoer van goederen die al in een andere lidstaat rechtmatig in het verkeer zijn gebracht, in overeenstemming met het recht op vrij verkeer van goederen?
“Iedere handelsregeling [dus zowel discriminerende als niet-discriminerende maatregelen] der lidstaten die de tussenstatelijke handel al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel, kan belemmeren, is te beschouwen als een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen”. Wettelijke regelingen die hieronder vallen moeten sinds uitspraak worden beschouwd als maatregelen van gelijke werking, en dus in beginsel verboden onder Art. 34 Wv.
Voorbeeld: verplichtstelling van een NL keuring voor alle auto’s die de Nederlandse weg op komen, zelfs voor auto’s die soortgelijke keuring in land van herkomst hebben gehad. Maakt import duurder -> belemmering.
Legde grondslag voor rule of reason in Cassis de Dijon: zolang een communautaire regeling ontbreekt, blijven lidstaten bevoegd om redelijke maatregelen te nemen om oneerlijke concurrentie te voorkomen, zolang zij geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen lidstaten vormen.
Cassis de Dijon
Importeur wil Franse partij ‘cassis de Dijon’ (vruchtenlikeur) in Duitsland importeren. Drank voldoet niet aan Duitse regeling dat gedistilleerde dranken minimum alcoholpercentage van 25% moeten hebben, krijgt geen importvergunning. Drank voldeed wel aan Franse regeling (15%), Duitse overheid meent dat regeling te rechtvaardigen is uit hoofde van bescherming volksgezondheid en bescherming van consument tegen oneerlijke handelspraktijken.
HvJ: verbod van maatregelen van gelijke werking heeft ook betrekking op maatregelen die zonder onderscheid van toepassing zijn op zowel nationale producten als op producten afkomstig uit andere lidstaten. Dus ook voor non-discriminatoire maatregelen.
HvJ ontwikkelt hier de rule of reason. Aanzet in Dassonville: zolang communautaire regeling ontbreekt, blijven lidstaten bevoegd om redelijke maatregelen te nemen ter voorkoming van oneerlijke concurrentie.
Rule of reason: bovenstaande belemmeringen (dus bij afwezigheid van gemeenschappelijke regeling) mogen alleen worden aanvaard voorzover dringende behoeften, onder andere in verband met de doeltreffendheid van fiscale controles, de bescherming van de volksgezondheid, de eerlijkheid van handelstransacties en de bescherming van consumenten, dit noodzakelijk maken. De maatregel moet wel ‘zonder onderscheid’ zijn geformuleerd! Bij verdragsuitzonderingen is de toets lichter, zie de bepalingen.
Ook verwijzing naar beginsel van wederzijdse erkenning: product dat in andere lidstaat rechtmatig geproduceerd en in de handel is gebracht moet in beginsel zonder belemmering worden toegelaten in het land van invoer (echter, voorwaardelijke wederzijdse erkenning: als bij onderzoek blijkt dat het recht van het land van herkomst bepaalde belangen, bv. consumentenveiligheid, onvoldoende beschermt, dan mag de lidstaat van ontvangst alsnog geheel of gedeeltelijk eigen regels opleggen). Alleen gegrond beroep op art. 36 VWEU of rule of reason kan hierop een uitzondering maken. In casu is dit niet het geval