leerstijlen Flashcards
1
Q
Beschrijf impliciet en expliciet leren
A
- Impliciet leren is onbewust (opgeslagen in procedureel geheugen) retentie en transfer zijn beter
- Expliciet leren is volgens stapjes/regels (opgeslagen in declaratief geheugen) acquisitie is betere maar retentie en transfer zijn minder.
- Knowledge of result is impliciet leren / Knowledge of performance is expliciet leren
- Interne focus is wanneer aandacht is gericht op uitvoering van beweging of mechanische en neurale processen die er aan te grondslag liggen (spierspanning of verdeling lichaamsgewicht) / externe focus is aandacht gericht op effect van de beweging.
2
Q
Beschrijf het 3 stadia model van Fitss en Posner
A
- Fitss en Posner stellen dat het leren van complexe bewegingen langs 3 stadia verloopt die gekenmerkt worden door steeds onafhankelijker wroden van mentale processen en sterkere automatisering van bewegingsuitvoering.
- Eerste cognitieve fase is doorgronden van beweging (expliciet leren)
- Tweede fase associatieve fase, oorzaak-gevolg wordt ontdenkt de verschillende onderdelen wordt een beweging
- Derde fase autonome fase, verloop van de uitvoering van beweging gaat vanzelf.
3
Q
Wat zijn verschillende leerstrategieën voor impliciet leren
A
- Analogie leren / twee zaken die overeenkomst hebben, squat/zitten op stoel. Het moet tot correcte beweging leiden en analogie moet betekenisvol zijn voor patiënt.
- Foutloos leren / effectiever leren door geen fouten te bij bij patiënten met cognitieve problemen.
- Differentieel leren / random variaties in taakuitvoering (in taak, omgeving, individu)
- Variabel leren / repetition without repetition, zo veel mogelijk variaties op beweging
4
Q
Wat is de theoretische achtergrond waaorm externe focus van aandacht tot betere prestatie zou leiden
A
- Extenre focus van de beweging reduceert motorische ruis, het bevordert het automatische karakter van bewegings, onbewuste reflexmatige en snelle sturingsprocessen kunnen ongehinderd hun gang gaan. Interne focus kan wel bij gesloten vaardigheden als turnen en kunst rijden
5
Q
Wat is het voordeel van contextuele interferentie
A
- De interferentie die ontstaat door taken
of vaardigheden binnen een oefensessie sterk af te wisselen hierdoor worden De hersenen meer uitgedaagd om actief oplossingen te genereren waardoor het leerresultaat beter behouden blijft
beter op retentie test
6
Q
Op welke neurologische structuur heeft variabel oefenen voornamelijk effect
A
- Op de prefrontale cortex waar de bewegingen gepland worden, constant oefenen is vooral op de motorische cortex waar ze uitgevoerd worden
7
Q
Wat is traditioneel leren en het verschil met differentieel leren
A
- Traditioneel leren is het oefenen van ideale bewegingstechniek en verschillende uitvoeringen zijn fout.
- Differentie leren gaat uit van verschillen in bewegingstechniek onvermijdelijk zijn. Hoe groter de variatie des te meer het brein uitgedaagd wordt om de optimale oplossing te vinden
8
Q
Wat is neurale zelforganisatie
A
- De optimale uitvoerswijze wordt niet van buitenaf opgelegd maar ontwikkelt zich autonoom
9
Q
Wat is proactieve inhibitie
A
- Het heeft betrekking op de onwillekeurige neiging om nieuwe kennis of informatie te onderdrukken als die afwijkt van de kennis of informatie waarover een individu al beschikt
10
Q
Beschrijf de fasen van old way new way methode van leren
A
- Preparatiefase, eerst oude manier van doen en dan de nieuwe manier van doen geïdentificeerd.
- Mediatiefase, de oude als nieuwe manier van doen opnieuw realiseren en actief nadenken over de verschillen tot de individu zelf in staat is beide manier te onderscheiden
- Toepassingsfase, nieuwe manier van doen voor herhaaldelijk uitvoeren als conventionele leermethode