CVA Flashcards
Beschrijf de indeling van beroertes
- CVA cerebrovasculair accident is overkopelende term voor vrschillende aandoeningen die onderverdeeld zijn in herseninfarcten 80% en hersenbloedingen%.
- Wanneer de symptomen van een herseninfarct snel bijtrekken is er een TIA, transient ischemic attack. De uitvalsverschijnselen duren niet langer dan 24 uur.
- De meeste epiduraal en subdurale bloedingen ontstaan primair door een trauma
Benoem de belangrijkste risicofactoren voor het optreden van een beroerte
- Kern symptoom is Hypertensie Andere zijn - roken, - diabetes mellitus, - hypertensie, - overgewicht en weinig lichaamsbeweging
wat zijn de verschijnselen van een TIA
- hemianopsie
- gehele of gedeeltelijke blindheid van één oog
- halfzijdige gevoelsstoornissen
- parese van lichaamshelft
- neglect
- coördinatiestoornis
wat zijn de symptomen van een cva in de gebieden van carotis, cerebri media, cerebri anterior, cerebri posterior, basilaris
- carotis; kan symptoomloos verlopen als andere arterien en de cirkel van willis intact is
- cerebri media; hemiparese waarbij de arm en onderste gezichtshelft (centrale aangezichtsverlamming) meer en langer zijn anagedaan dan het been. Onhandigheid van de overeenkomstige arm en mogelijk cogintieve problemen
- cerebri posterior; hemianopsie, geheugen en gedragsstoornissen
- basilaris; functiestoornissen in de hersenstam, eventueel in occipitale kwabben en cerebellum. Syptomen beginnen met duizeligheid en bulbair krachtsverlies vervolgens tetraplegie en oculomotorische klachten.
Beschrijf de symptomen van een subarachnoidale bloeding
- peracuut (binnen paar seconden) zeer hevige hoofdpijn
- 50% bewustloosheid
- 33% alleen hoofdpijn
- Na 3-12 uur meningeale prikkelingen (nekstijfheid) met lichte koorts.
Beschrijf de werking van het centraal zenuwstelsel bij alledaagse handelingen en bij waarnemen
- Sensibele informatie komt binnen vanuit het ruggenmerg en hersenstam in primair sensibele cortex, door naar secundair sensibele cortex deze geeft analyse van vorm, plaats in de ruimte en beweging. Op basis hiervan kan een beweging in gang gezet worden of behouden worden door secundair motorische cortex. Dit is allemaal automatisch
- Als de info uit de secundair sensibele cortex geassocieerd wordt met visuele en auditieve info kan deze gekoppeld worden aan voorvallen uit verleden in de tertiair sensorische cortex
- In prefrontale cortex, tertiair motorisch, worden motorische plannen gesmeed op basis van info uit sensorische gebieden, van tertiair sensorisch naar motorisch wordt beinvloed door emotionele limbische systeem. In de secundair motorische cortex moet de beweging voorbereid worden, juiste spieren op juiste wijze. Toelevering van bestaande, geoefende motorische programmas aan secundair motorisch gebeurt door de basale kernen (feed-forward)
- Het cerebellum laat de bewegingen uitgeblanceerd verlopen door een feedback systeem, vooraf gaat het door het cerebellum en tijdens de uitvoering wordt het gecontroleerd en bijgestuurd.
Benoem de descenderende extrapiramidale bananen en wat is de functie in vergelijking met de laterale en mediale piramidebaan
- De basale kernen en aangrenzende structuren in het mesencephalon worden bij hun motorische functie apart gezien van het periamidebaan systeem en daarom het extrapiramidale systeem genoemd. Alle motorische informatie van de basale kernen naar de cortex verloopt via de thalamus.
- De basale kernen zorgen voor het starten, stoppen, soepel, snelheid van bewegingen.
- Het grootste deel van de piramidebaan kruist en loopt lateraal en beinvloed distale musculatuur
- Klein deel blijft mediaal en kruist niet maar geeft aan beide kanten een takje af voor proximale spieren voor romp en ledematen; ze verzorgen de houding en balans
Beschrijf rigiditeit bij extrapiramidale stoornissen en het verschil met spasticiteit
- Bij extrapiramidale aandoeningen (basale kernen) komt rigiditeit, bij piramidale aandoeningen komt spasticiteit. Uitval van de descenderende banen uit de hersenstam leidt tot ontremming van de gammamotorneuronen die de spierspoeltjes besturen die hierdoor een verstoord referentiepunt hebben en voortdurende reflectoire verhogen van de spierspanning ontstaat.
- Bij spasticiteit worden agonisten en antagonisten ongelijkmatig overspannen, hoge spanning is niet constant waardoor knipmesfenomeen ontstaat
- Bij rigiditeit worden agonisten en antagonisten beide even sterk voorgespannen zodat er over de gehele beweging toename van tonus is, tandradfenomeen.
Wat is de rol van het cerebellum bij motoriek
- Het cerebellum laat bewegingen uitgebalanceerd verlopen doordat het is opgenomen in een feedback system. Een eenmaal geplande beweging wordt door het cerebellum voorafgaande aan (interne feedback) en tijdens de uitvoering van de actie (externe feedback) gecontroleerd en bijgestuurd. Hierbij ontvangt het cerebellum informatie vanuit de vestibulaire kernen, de contralaterale cortex cerebri en via de tractus spinocerebellaris vanuit het ipsilaterale ruggenmerg.
Waaraan kun je een cerebellaire stoornis herkennen
- Het centrale symptoom van cerebellaire disfunctie is ataxie (taxis=orde) verlies van orde beweging zonder spierzwakte = bewegingen doorschieten over te groot of te laat stoppen. Met name bij naderen doel ontstaat een tremor (intentietremor)
- Hypermetrie te grote bewegingen
- Nystagmus schokkerige oogbewegingen
- Dysartrie slecht gearticuleerde spraak
- Gangataxi slingerend looppatroon met te grote passen
- Rompataxie onvermogen om zonder steun te zitten (gestoorde zitbalans) of staan
- Megalografie onregelmatige groote letter bij cerebellaire schriftstoornis
- Micrografie klein schrift bij extrapiramidale stoornis
Wat wordt bedoelt met; de regie van de spinale reflex komt van boven
- Een groot deel van normale bewegingen geënt op spinale reflexen maar als dit niet geremt zou worden door de hersenschors zouden de bewegingen hauterig en spastisch zijn. De tractus corticospinalis (piramidebaan) bevat axon en van centrale motorneuron (CMN) waarvan het cellichaam in de motorische cortex ligt. Deze baan loopt vanuit de cortex tussen de thalamus en basale kernen door de capsula interna. De zenuwvezel en voorhoorncel heten samen de perifeermotorische neuron (PMN)
Wat is het verschil tussen uitval van PMN en CMN
- Bij uitval van de tractus corticospinalis is de spinale reflexboog ontremd, hierdoor kan de spier niet meer goed bewogen worden maar tegelijkertijd is er een hoge reflexreactie dit is een centraleverlamming.
- Bij een afwijking van perifere circuit zijn de spierrekreflexen laag = perifere verlamming
- Wanneer door uitval van centraal motorneuron het ruggenmerg spontaan te werk gaat, treedt dus verhoging op van spierrekreflex en ook van de spierspanning. Spasticiteit.
- Bij centrale verlamming kan de spier wel reflexmatig weerstand bieden maar willekeurige motoriek is verstoord, bij een centrale verlamming ook wel een spastische parese, in de acute fase zijn de reflexen en tonus nog laag dit heet een spinale shock.
Wat is het verschil tussen de mediaal en lateraal in het ruggenmerg gelegen voorhoorncellen
- Er zijn banen uit het centrale zenuwstelsel van invloed op het PMN deze komen voornamelijk uit de hersenstam, het grootste deel hiervan kruist niet maar op het ruggenmergsegment geven ze zowel ipsilateraal als contralateraal een signaal af. Deze banen lopen vrij meidaal in het ruggenmerg en beïnvloeden vooral de mediaal gelegen voorhoorncellen aan beide kanten. De mediaal gelegen voorhoorncellen worden door beide cortexhelften bestuurd, in tegenstelling tot de laterale cellen die alleen contralateraal signalen krijgen.
- Mediaal gelegen voorhoorncellen horen bij proximale spieren voor houding en rompbeweging.
- De kruisende laterale piramidebaan zorgt voor de lateraal gelegen voorhoorncellen en dus de distale motoriek.
- Het geheel van de afdalende motorische banen vanuit de hersenstam en kortex wordt ook wel beschreven als descenderende banen
Leg de kruising van gnostische en vitale sensibele baansystemen uit
- De opstijgende (ascenderende) banen van het ruggenmerg zijn alsvolgt.
- Proproceptie is gnostische sensibiliteit, exteroceptieve pijnprikkels en temperatuurprikkels is vitale sensibiliteit
- Gnostsich is snel/dik gemyeliniseerd loopt via de achterstreng en kruist bij medula oblongata
- Vitale is langzaam/dun tot niet gemyeliniseerd kruist op ruggenmerg en loopt via tractus spinothalamicus
Waarom zou je een evaluatie doen van de spiertonus bij een neurologische aandoening
- Bij diverse aandoeningen van CZS is er een hypertonie, bij perifere stoornis vaak een lage tonus hypotonie
- Spasticiteit wijst op een stoornis van centraal motor neuron, kenmerkt zich met toenemende weerstand tegen snelle passieve spierrekking, maar kan ineens weg zijn (knipmesfenomeen)
- Rigiditeit komt uit stoornis van extrapiramidale systeem (parkinson) kenmerkt zich bij langzame beweging weerstand in gehele bewegingstraject, met kleine schokjes (tandradfenomeen)