leerpad G CCS na RHS Flashcards

1
Q

de beide hemisferen zijnnodig voor communicatie

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waarom is rechterhemisfeersyndroom verouderd

A
  • verschillende symptomen
  • verschillende ernstgraad
  • verschillende laesielokalisatie (RH is groot anatomisch gebied)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

30% van personen met RHS heeft meerdere comm stoornissen

A

niet waar, 50 tot 78%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Personen met RHS communiceren beter dan ze praten

A

fout, ze praten beter dan communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

personen RHS hebben moeite met gebruiken van contextinfo

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de helft van de personen in de actute en herstelfase na CVA heeft neglect syndroom

A

waar, 50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoort neglect syndroom bij talige cognitieve stoornissen?

A

nee, bij niet-talige cognitieve stoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de ruimte of het lichaam wordt … aan de hersenschade verwaarsloosd

A

contralateraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

er is geen sprake van verlies van sensorische of motorische functies

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

neglect lokalisatie

A

na posterieure RH schade in parietaal kwab

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

personen met neglect hebben ziekte-inzicht

A

fout

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe heet je gebrek aan ziekte-inzicht

A

anosognosie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ziet wel, maar verwaarloost de prikkels

A

neglect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ziet niet, dus verwaarloost prikkels

A

hemianopsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

personen met RHS hebben problemen met coherentie

A

waar, probl met samenhang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

personen zijn goed in het interpreteren van gedchten, overtuigingen engevoelens van anderen

A

fout, probl met theory of mind –> sociale cognitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

personen met RHS hebben probl met begrijpen van het centrale thema

A

waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

impliciete betekenissen zijn logische conclusies maken over de bedoelde betekenism op basis van wat er gecommuniceerd werd

A

fout, dit zijn interferenties

19
Q

alternatieve betekenissen zijn bv de gelijkenis tussen een pen en een potlood

A

fout, bv een muis als huisdier of muis als computer
dit is herkennen van sem relaties

20
Q

begripsproblemen ‘ik denk dat ik maandag ziek zal zijn’

A

impliciete betekenissen

21
Q

begripsprobl
het is hier koud

A

indirecte verzoeken
–> moeite met het gebruiken van contextinfo

22
Q

personen hebben problemen met begrijpen van humor zoals ironie of sarcasme

A

waar

23
Q

prosodie is de externe expressie van emotie

A

fout, prosodie is de spraakparameter zoals intonatie

24
Q

affect receptef is het moeite met het interpreteren van de bedoelingen van de luisteraar

A

fout, affect receptief is gestoorde interpretatie van gelaatsexpressie en lichaamstaal

25
Q

bij een neglect agrafie hebben ze de neiging om enkel het linkerdeel van het blad te gebruiken

A

fout, rechterdeel
links negeren ze

26
Q

neglext alexie
gras ipv ras is een substitutie van samengesteld woord

A

niet waar, additie van linkerdeel woord

27
Q

neglect alexie
omissie van rechter of linkerhelft van woorden?

A

linkerhelft –> ze negeren links

28
Q

een hetero anamnese is een vergelijking met premorbide functioneren

A

waar

29
Q

observatie van conversatie en analyse discourse hoort bij … in ICF

A

activ

30
Q

observatie real life comm hoort bij … in ICF

A

participatie

31
Q

conversatietraning hoort bij .. in ICF

A

activ

32
Q

comm partner training persoon hoort bij externe factoren

A

fout, bij participatie

33
Q

werken aanbewustzijn en inzicht hoort bij … in ICF

A

functies

34
Q

gedecontextualiseerde oefeningen waarbij de persoon interpretatie moet geven is goed bij deze doelgroep

A

fout, vermijden door:
- moeten leren om context te gebruiken
- in dagelijks leven is er altijd context

35
Q

muis als huisdier, muis van pc

A

alternatieve betekenissen

36
Q

wat is de gelijkenis tussen een pen en potlood

A

herkennen van semantische relaties

37
Q

staat het zout op tafel?

A

indirecte verzoeken

38
Q

probl met big picture –> micro- of macrostructuur?

A

macrostructuur

39
Q

logische conclusies trekken op basis van wat er gecomm wordt

A

interferenties

40
Q

we hebben maar een klein beetje stress gehad tijdens corona

A

ironie –> understatement

41
Q

zo moet je echt verder doen

A

sarcasme –> omkering

42
Q

wat is homo-anamese

A

= klachten, inzicht, beoordeling discourse, prosodie, complexe TB (vragenlijst, gesprek)

43
Q

wat is hetero-anamese

A

vergelijking premorbide functioneren (vragenlijsten en gesprek)