begrippen Flashcards

1
Q

routes die sem systeem en lexicons gebruikt

A

lexicale routes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

maken geen gebruik van sem systeem en lexicons

A

sublexicale route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ontstaat wanneer persoon sublex routes inzet ipv lexicale routes waardoor een foutieve uitspraak/spelling

A

regularisatiefouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zoekend mondgedrag

A

grooping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

automatisch gaat het beter dan willekeurig/doelgericht

A

= propositionaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

door netwerk rond doelwoord te activeren, ook doelwoord zelf oproepen

A

spreading activation theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beoordelen bestaat het woord of niet

A

lexicale decisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

degene die handeling uitvoert

A

agens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

degen die handeling ondergaat

A

thema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

degene die ontvangt

A

recipient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

rollen blijven constant

A

thematisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rollen veranderen naargelang de zinsstructuur

A

grammaticale rollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

ideeen op foto afgebeeld en persoon moet communiceren naar comm partner zonder dat die het ziet

A

barrier task format –> PACE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

comm gedrag van partners verandert door

A

performance based training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

woord per woord spreken, dus zonder assmiliatie

A

gescandeerd spreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

persoon ontkent bepaalde stoornis

A

= anosognosie

17
Q

neiging rechts op blad schrijven

A

= magneeteffect

18
Q

Redunantie-principe

A

Hoemeer arugmenten hoe moeilijker