Leereenheid 6 - Arbeid Flashcards
Wat is de beroepsbevolking?
Mensen die minstens 12 uur per week betaald werk verrichten, of dat willen en actief dingen doen omdat voor elkaar te krijgen.
Verschil met ILO (international labour office): urencriterium. ILO zegt 1-uurscriterium. Dus bijbaantjes kan ook.
Hoe is de beroepsbevolking opgebouwd?
Werkende beroepsbevolking, werkloze beroepsbevolking, niet werkende beroepsbevolking.
Hoe definieert het UWV werkeloosheid? En het CBS?
UWV: Totaal niet-werkende werkzoekenden die geregistreerd staan bij UWV. Goed voor gegevens over opleidingsniveau, regio, beroep, etc.
CBS: Mensen die minder dan 12 uur per week werken maar dat wel (meer) zouden willen. Goed om de beroepsbevolking in kaart te brengen in het algemeen omdat deze groep groter is dan wat bij het UWV geregistreerd staat.
Hoe wordt de geregistreerde werkeloosheid bepaald?
Via het UWV.
Wat is bruto/netto participatiegraad?
beroepsbevolking / potentiële beroepsbevolking * 100%
BRUTO wanneer: Gehele beroepsbevolking
NETTO wanneer: Alleen beroepsbevolking die een baan heeft van 12+ uur per week
Wat is p/a verhouding?
Werkgelegenheid in personen / Werkgelegenheid in jaren
Hoeveel personen gemiddeld één arbeidsjaar delen.
Geeft een beeld over hoeveel mensen parttime werken.
Welke factoren beïnvloeden aanbod/vraag van/naar arbeid?
- Demografische groei: meer mensen
- Economisch: Aanzuigeffect bij groei, want meer mensen zoeken een baan / Ontmoedigingseffect bij krimp, want als er banen verloren gaan zullen diegenen met de minste kans niet meer op zoek gaan.
- Samenstelling beroepsbevolking: Vergrijzing veroorzaakt afname.
- Deelnemingspercentages: Veranderende rolpatronen, maatschappelijke opvattingen, meer/minder mensen studeren
- Organisatie arbeidsproces: Flexibiliseren (WFH) doet het toenemen
Welke invloed heeft de hoogte van de arbeidsproductiviteit op de vraag naar arbeid?
Gokje: Hogere productiviteit = minder vraag
Welke vormen van werkeloosheid zijn er?
- Conjunctureel: Tekortschieten van de vraag naar goederen, het is dus in conjunction with een gebrek aan vraag waardoor arbeidsplaatsen komen te vervallen.
- Structureel in brede zin: de rest, dus die niet voortvloeit uit gebrek aan vraag. Dat zijn de volgende:
- Seizoenswerkeloosheid: vanwege productieproces. Zoals landbouw, bouw, en horeca. We corrigeren hierom werkeloosheidscijfers naar het seizoen.
- Frictiewerkeloosheid: tijdelijk. Dat het even niet lukt. Of iemand moet leren hoe te solliciteren. Het zoeken naar een baan kost tijd.
Dan hebben we structureel kwalitatieve werkeloosheid
~ Het klikt niet tussen vraag en aanbod qua arbeid.
~ Discriminatie
~ Arbeidsomstandigheden zwaar of smerig
En dan KWANTITATIEF:
- Toename beroepsbevolking zonder toename werkgelegenheid.
Hoe kunnen we werkeloosheid bestrijden?
Gokje: Universeel inkomen
Wat is de arbeidsreserve?
Werkloze beroepsbevolking: mensen die wel 12+uur zouden willen werken.
Wat is de niet-beroepsbevolking?
Personen zonder werk, of minder dan 12 uur, die niet op zoek zijn naar (meer) werk.
Wat is de potentiële beroepsbevolking?
Beroepsbevolking + niet-beroepsbevolking.
Wat zijn niet-werkende werkzoekenden?
Definitie van het UWV:
- Mensen die tijdelijk werk hebben maar zich niet hebben uitgeschreven bij het UWV
- Mensen die niet direct beschikbaar zijn voor 12+ uur per week. Bijv in opleiding. Of mensen die <12uur zoeken.
- Mensen die niet actief zoeken. Vrijstelling sollicitatieplicht of ontmoedigden.
Wat is de potentiële werkgelegenheid? En de totale PW?
Aantal arbeidsplaatsen/-jaren die nodig zouden zijn als de productiecapaciteit totaal benut zou worden.
Totale als we in de potentiële werkgelegenheid ook de overheid meenemen.