Leerdoel 5/6 Flashcards

1
Q

Pharyngitis

Ziekte bovenste luchtwegen

A

Wordt ook wel strep throat genoemd.
Het pathogeen wat hierbij betrokken is: streptococcus
pyogenes (groep A GAS, gram-positief).
Met behulp van de ELISA en EIA methode kan een diagnose worden gesteld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Difterie

Ziekte bovenste luchtwegen

A

Wordt veroorzaakt door de Gram-positieve staaf Corynebacterium diphtheriae.
Doormiddel van DKTP vaccinatie wordt het voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Tonsillitis //

Ziekte bovenste luchtwegen

A

ontstoken keelamandelen

Door virus of steptococcen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sinusitis //

Ziekte bovenste luchtwegen

A

(voorhoofdholteontsteking)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epiglottitis //

Ziekte bovenste luchtwegen

A

(ontsteking van het strotklepje, H. influenza type B, erg besmettelijk en kan dodelijk zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Otitis media //

Ziekte bovenste luchtwegen

A
(middenoorontsteking)
Kan veroorzaakt worden door:
- S. pneumoniae (longontsteking)
- H. influenzae (griep)
- S. pyogenes
- S. aureus (komt bijna in alle organen voor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bronchitis
+ primair / secundair
(Ziekte onderste luchtwegen)

A

Acute bronchitis is een ontsteking in het slijmvlies van de bronchiën. Wordt voornamelijk veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae en H. influenzae.
Primair = meestal veroorzaakt eerst door een virus. Sedundair = dat een bacterie na een virale infectie problemen gaat geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Tubercolose

Ziekte onderste luchtwegen

A

Wordt veroorzaakt door Mycobacterium tubercolosis, een Gram-negatieve staaf. Dit is een heel dodelijk micro-organisme. De kenmerken van tubercolose zijn een soort knoesten in de longen. De behandeling van TBC wordt gedaan met meerdere anti-biotica.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Influenza //

Ziekte onderste luchtwegen

A

griep

vaccin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gram-negatieve pneumonie

A

longontsteking
wordt veroorzaakt door Klebsiella pneumoniae

E. coli, Pseud. Aeruginosa en Proteus.
Heamophilus veroorzaakt secundaire pneumonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Typische pneumonie

A

wordt veroorzaakt door Streptococcus pneumoniae. Met het Pneumococcen vaccin uit het Rijksvaccinatie programma wordt het geprobeerd te preventeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

A-typische pneumonie

A

hierbij wordt niet de typische pneumonieverwekker gevonden (bijvoorbeeld door aspiratie-pneumonie).
Klebs pneumoniae en heamophilus influenza

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Heamophilus influenzae pneumonie

A

Pneumonie veroorzaakt door de Gram-negatieve staaf. Diagnose wordt gedaan doormiddel van isolatie en kweek, hiervoor is de chocolade-plaat nodig!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Laryngitis //

A

Infectie strottenhoofd (kan niet praten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Red fever // (rode koorts)

A

veroorzaakt door streptococcus pyogenes (produceert erythrogenix toxins).
Huid wordt rood/roze en koorts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

common cold (normale griep)

A

vaak door rhinovirussen en coronavirussen

17
Q

pertussis/kinkhoest

A

door bordetella pertussis (gramnegatief)

18
Q

Virulentiefactor

M-proteïnen

A

Als er een overmaat ontstaat van maar 1 soort plasmacel, ontstaat er ook een overmaat van 1 soort antistoffen. Dit wordt een monoclonaal eiwit, ook wel M-proteïne, genoemd.
Het zijn eiwitten op het oppervlak van een bacterie. M proteïne remmen complement activatie, fagocytose en killing door neutrofielen en is hierdoor een pathogenen virulentie factor. Bacterie met dit M proteïne zijn pathogener dan bacteriën die het niet hebben.

19
Q

Virulentiefactor

TSST-1

A

Het veroorzaakt toxic shock syndrome (TSS)
Staphylococcen toxine kunnen een superantigen maken. De superantigenen activeren een ovematige reactie van het immuunsysteem, dit zorgt voor een massale cytokine-afgifte. Een voorbeeld van een superantigen is dus TSST-1, dit is een toxine die ernstige klachten geeft zoals hoge koorts, braken en orgaanuitval. Het zorgt er ook voor dat de huid lagen loslaten. Het wordt dus uitgescheiden door staphylococces en kan voorkomen bij alle mensen.

20
Q

Virulentiefactor

Hemolysine

A

Is een verschijnsel waarbij hemolysinen lysis van een rode bloedcel veroorzaken. Dit zorgt voor anemie (bloedarmoede) en dus een verlaagde afweer. Dit komt voor in 3 types. A hemolyse, dit zorgt voor gedeeltelijke hemolyse met een groene kleur, B hemolyse zorgt voor volledige hemolyse dan kijk je volledig door de plaat heen. Gamma hemolyse is geen hemolyse.

21
Q

Virulentiefactor

Streptokinase

A

Bindt aan plasminogeen waardoor plasmine wordt gevormd. Dit breekt bloedstolsels af, waardoor het pathogeen zich door het lichaam kan verspreiden.

22
Q

Virulentiefactor

Hyaluronidase

A

Hydrolyseert hyaluronzuur, waardoor bindweefsel wordt afgebroken en het pathogeen zich kan verspreiden. De bacterie heeft ook een kapsel van hyaluronzuur, waardoor deze niet als lichaamsvreemd wordt gezien.

23
Q

Virulentiefactor

DNase

A

Verlaagt viscositeit van erudaat (uittredend bloedplasma) door afbraak van het losse DNA hierin. Dit DNA komt vrij bij celdood om de ontsteking lokaal te houden. Door de lagere viscositeit kan het pathogeen zich verspreiden.