Leerdoel 1 Flashcards

1
Q

Bloedplaat + de drie typen

A

alles behalve de haemophilussoorten. Bevat schapenbloed.
Drie type:
α-type Dit zijn bacteriën die deels rode bloedcellen afbreken. Dit wordt zichtbaar door een soort groene waas om de kolonie heen.
β-type Deze bacteriën maken alle rode bloedcellen stuk, waardoor een grote heldere waas rond de kolonie ontstaat.
γ-type Bacteriën die de rode bloedcellen niet aantasten, de bodem blijft troebel rood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

CNA-plaat

A

grampositieve bacteriën

5% schapenbloed, antimicrobiële colistine en nalidixic zuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

MacConkey-plaat

A

gramnegatieve bacteriën

peptone, lactose, galzouten, kristalviolet en NaCl.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Chocolade-plaat

A

Een niet-selectief medium. Deze wordt gebruikt voor de isolatie van lastig groeiende of kieskeurige bacteriën (h. influenzae.
Peptone, NaCl, Beef extract en schapenbloed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

DNAse-plaat

A

controle voor Staphylococcus aureus. determineren van bacteriën die met behulp van DNase nucleïnezuren kunnen afbreken.
HCl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Katalase test

A

staphylococcen + of streptococcen -
Een druppel H2O2 wordt op en objectglaasje gepipetteerd en daar worden de bacteriën in opgelost. Als er een borrelende reactie ontstaat is de test positief, zo niet, dan negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Coagulase test

A

Bepaling s. aureus + of s. epidermis -
Er wordt aan één kant van een objectglaasje een druppel fysiologisch zout gedaan en aan de andere kant een druppel konijnenplasma. Bij het fysiologisch zout zal niks gebeuren. Bij een negatieve uitslag gebeurt er bij het konijnenplasma ook niks. Bij een positieve uitslag zal de bacterie bij het konijnenplasma gaan klonteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Oxidase test

A

Bepaling enterobacteriaceae - of pseudobacteriaceae +
met een steriele öse of pipetpunt wordt een kolonie op een oxidase teststrip geplaatst. Een positieve reactie geeft binnen enkele seconden een paarse kleuring. Bij negatieve reactie treedt er geen kleurreactie op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

P en F buizen

A

Determinatie pseudobacteriaceae
bij de buizen ontstaat bij een positieve reactie pigmentvorming. Bij de P-buis is dit een blauw/groen complex en bij de F-buis een groen/geel complex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

API test

A

Determinatie enterobacteriaceae
Bij de test wordt een aantal (meestal 3) kolonies van een bacterie gesuspendeerd in 5 ml steriel demiwater. Hiervan wordt een druppel in elk cupje gebracht met een pasteurpipet tot de rand van het cupje. Via de bijsluiter van de API test kan vervolgens een code worden bepaald die gekoppeld is aan de bacteriesoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gramkleuring

A

onderscheiding gram positief of negatief
Kristal violet, lugol (jodium), alcohol, fuchsine
Positief is paars (dikke peptidoglycaan laag)
Negatief is roze (dunnere peptidoglycaan laag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sputum

A

is afkomstig uit de bronchusboom of longen. Vermenging met bacteriën uit de mondholte moet zoveel mogelijk vermeden worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De 4 bacteriën in sputum

A

Streptococcus pneumoniae
Haemophilus influenzae
Klebsiella pneumoniae
Staphylococcus aureus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Streptococcus pneumoniae

A

(alleen in grote getalen heeft dit een klinische betekenis, veroorzaakt vaak ook secundaire infecties, sputum roestbruin van kleur, grote hoeveelheden Gram-positieve diplococcen met kapsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Haemophilus influenzae

A

(veelal secundaire infecties, meestal als menginfectie met pneumococcen of sthapylococcus aureus, grote hoeveelheden slecht gekleurde Gram-negatieve staafjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Klebsiella pneumoniae

A

(commensaal in bovenste luchtwegen, bij verslechterde weerstand pneumonie veroorzaken, Gram-negatieve staven, met kapsel)

17
Q

Staphylococcus aureus

A

(Gram-positieve coccen in druiventros tussen veel leukocyten, kan snel tot dood lijden door destructie longweefsel, kan na een virusinfectie van de luchtwegen ontwikkelen)

18
Q

Pus

A

Is het product van een ontsteking. bevat Leukocyten, weefels en de oorzaak van de ontsteking (vaak bacteriën). Geschikt voor onderzoek.

19
Q

nat preparaat

A

Bij een nat preparaat wordt er gekeken naar een suspensie van het te onderzoeken materiaal. Het voordeel hierbij is dat het in een korte tijd gemaakt kan worden en het materiaal in natuurlijke toestand te zien is.

20
Q

direct preparaat.

A

Een direct preparaat wordt na het drogen eerst gefixeerd en vervolgens gekleurd.

21
Q

Fixeren

A

Fixeren is een techniek waarbij de micro-organismen gedood worden, hierdoor hechten ze goed aan het glas. Fixatie kan doormiddel van hitte, ethanol 96% of formaline. Hierna worden de preparaten gekleurd.

22
Q

Bekijken/maken van een sputum preparaat

A

Om een preparaat te maken wordt eerst gekeken of het sputum wel in aanmerking komt voor een kweek. Het sputum wordt daarom uitgespreid in een steriele petrischaal en macroscopisch beoordeeld op kleur en consistentie. Na de macroscopische beoordeling vindt de microscopische beoordeling plaats. Het sputum wordt eerst gewassen voordat er een Gram-preparaat van wordt gemaakt.

23
Q

Bekijken/maken van een pus preparaat

A

Pus moet zo dun mogelijk over het objectglas worden uitgestreken. Een klein oogje materiaal is meestal al voldoende. Laat het preparaat aan de lucht drogen. Fixeer het preparaat niet in de vlam maar met ethanol 96% (5 minuten). Voor de kleuring wordt de alcohol met water van het preparaat gespoeld. Er wordt bij de beoordeling niet alleen gelet op het voorkomen van bacteriën maar ook op leukocyten.

24
Q

Plaatepitheelcellen

A

zijn grote polygonale cellen met een kleine, donkerpaars gekleurde, centraal gelegen kern. Deze is vaak beladen met een mengflora van Gram-positieve coccen en staven.

25
Q

Trachea-epitheelcellen

A

zijn langwerpige cellen met een vrij grote, vaak ovale kern. Soms vertonen ze nog resten van trilharen.

26
Q

Alvolaire epitheelcellen

A

zijn afkomstig uit de longblaas. Ze zijn rond en ongeveer 2-4 keer zo groot als leukocyten en hebben en vrij grote kern.

27
Q

Vervloeid sputum

A

wordt niet in behandeling genomen. Er wordt wel altijd een Gram-preparaat gemaakt. N.a.v. het Gram-preparaat wordt het sputum zonder te wassen geënt.

28
Q

Niet etterig sputum

A

vaak patiënten met bronchiëctasie

29
Q

Helder, schuimend sputum:

A

longoedeem

30
Q

Taai en slijmerig sputum

A

vaak patiënten met asmatische bronchitis

31
Q

Grauw-wit gekleurd slijm

A

duidt op contaminatie van het sputum met materiaal uit de bovenste luchtwegen en mond.

32
Q

Geel sputum

A

duidt meestal op pus, dat in “klodders” kan worden opgehoest. Pus duidt op een bacteriële ontsteking.

33
Q

Bloederig sputum

A

ontsteking van het longweefsel. O.a. bij pneumonie veroorzaakt door Streptococcus pneumonia (vaak roestbruin sputum) of Staph. Aureus.