Leerdoel (7)8/9/12 Flashcards

1
Q

Niet-hemolytische transfusiereacties

bloed is schadelijk) (6

A
  • allergische reactie op plasmaeiwitten
  • sepsis door bacteriële contaminatie
  • koortsreactie door HLA-antistoffen tegen donorleukocyten of -trombocyten, oplossing = filtratie
  • transfusion related acute lung injury (TRALI)
  • volume-overbelasting
  • ijzerstapeling bij meervoudige transfusies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
Hemolytische transfusiereacties
(bloedonderdelen worden afgebroken) (2)
A
  • acuut: <30 minuten na de transfusie, IgM-antistoffen, AB0-
    incompabiliteit
  • uitgesteld: 5-10 dagen na de transfusie, Irregulaire IgG-antistoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hemovigilantie

A

het systematisch monitoren van bijwerkingen en nadelige incidenten in de gehele transfusieketen van donor tot patiënt, en daarnaast alles wat bij kan dragen aan een veiliger en effectiever gebruik van bloedproducten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De hematopoëtische stamcel

A

is het begin van de hematopïse in het beenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

myeloïde cellijn

A

Onder de myeloïde cellijn vallen de erytrocyten, leukocyten (granulocyten (neutrofiel, eosinofiel & basofiel) en monocyten) en de trombocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

lymfoïde cellijn

A

Lymfocyten vallen onder de lymfoïde cellijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Erytrocyt functie

A

zorgen voor het transport en uitwisseling van zuurstof en koolstofdioxidevan en naar weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Erytrocyt morfologie

A

De erytrocyt heeft heeft de vorm van een biconcaaf, ook wel delle genoemd. Daarnaast is de ery kernloos en is vervormbaar in kleine ruimtes. De kleur van erytrocyten is bruin-roze.
Het cytoskelet bestaat uit:
- Spectrine, biedt stevigheid en behoudt biconcave vorm.
- Actine, maakt beweging van het cytoskelet mogelijk.
- Ankyrine, verankering van het celmembraan aan het cytoskelet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anemie + symptomen

A
  • Een tekort aan Hb in erytrocyten in het bloed. De waardes van Hb zijn minder dan de referentiewaarden.
  • Symptomen: bleekheid, vermoeidheid, duizeligheid en kortademigheid.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Oorzaken anemie (4)

A
  • bloedverlies
  • vochthuishouding niet goed
  • verstoorde aanmaak
  • verhoogde afbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de 3 soorten anemie

A

Microcytaire anemie
Normocytaire anemie
Macrocytaire anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Microcytaire anemie

A

Een verlaagd MCV, wat betekent dat de erytrocyten kleiner zijn dan normaal gesproken.
door ijzergebrek, hemoglobinopathieën, loodvergiftiging of chronische ziekten/bloedverlies.
Hier zijn de ferritine en CRP verlaagd. Het typische ziekte beeld is: hypochromasie. Hier zijn de rode bloedcellen nauwelijks gevuld met hemoglobine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Normocytaire anemie

A

Erytrocyten hebben een normale grootte.
Kan veroorzaakt worden door hemolyse, verstoorde aanmaak van erytrocyten, chronische ziekte of een infectie, nierziekten, zwangerschap, ijzergebrek gecombineerd met vitamine B12/folumzuur. Het wordt gezien na acuut bloedverlies, hemolytische anemie, niet aanmaken erytrocyten door ziekte. Hier zijn de ferritine en kreatine verlaagd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Macrocytaire anemie

A

Een verhoogd MCV, wat betekent dat de erytrocyten groter zijn dan normaal gesproken.
Kan komen door vitamine B12/folumzuur tekort, chronisch alcoholisme/leveraandoening, medicatie, hemolyse, schildklieraandoening of een beenmerginsufficiëntie. Bevat ook reticulocyten en een verhoogd LD en MCV. Je ziet het typische ziekte beeld hyperchromasie, dit zie je vaak als erytrocyten te vroeg in de ciruclatie komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neutrofiele granulocyt

A

De grootste groep granulocyten leukocyten
Ze spelen een rol bij het aanvallen en vernietigen van bacteriën en virussen. Door fagocytose (opeten van lichaamsvreemdmateriaal), chemotaxis (vrijkomen chemokinen) en vertering (afbraak ROS). Deze komt in 2 soorten voor segment en staaf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Afwijkingen (6) neutrofiele granulocyt

A
  • Neutrofiele leukocytose
  • Neutropenie
  • Hypersegmentatie
  • Pelger-Huet
  • Apoptose (celdood)
  • Linksverschuiving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Eosinofiele granulocyt

A

Zij spelen een rol bij allergische reacties en afweer tegen parasieten. Zij doen dit door eerst aan de parasiet te binden en vervolgens de celwand te beschadigen door middel van oxidatieve reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Afwijking Eosinofiele granulocyt

A

Eosinofilie

Ligt boven de referentiewaarde. Allergische of parasitaire reactie.

19
Q

Basofiele granulocyt

A

dit zijn de minst voorkomende witte bloedcellen. De functie is dat ze reageren op verschillende allergenen (allergische reacties) en histamine afgeven. Dit histamine veroorzaakt irritatie en ontsteking in het weefsel

20
Q

Afwijking Basofiele granulocyt

A

Basofilie

Ligt boven de referentiewaarde. Erg zeldzaam. Komt voor bij chronisch myeloïde leukemie.

21
Q

Monocyt

A

De moncyten fagocyteren en presenteren antigenen. Ze zijn maar kort in de bloedbaan, waarna ze verplaatsen naar weefsels en organen.

22
Q

Afwijking monocyt

A

Monocytose
Ligt boven de referentiewaarde. Kan komen door een langer bestaande infectie of bij chronische myelo-monocytaire leukemie.

23
Q

Lymfocyt

A

Vormt antistoffen bij infecties en ontstekingen; het vernietigen van virus-geïnfecteerde cellen en tumorcellen.

24
Q

Afwijkingen (2) lymfocyt

A

Lymfocytose
Referentiewaarde ligt boven. Oorzaken hiervan kunnen zijn:
chronische lymfatische leukemie, een lymfoom of acute lymfatische leukemie.
Lymfopenie
Referentiewaarde ligt onder. Dit kan komen door een HIV-infectie, door geneesmiddelen of een auto-immuunziekte zoals systematische lupus erythematodes (SLE).

25
Q

Plasmacellen

A

Maken antistoffen

kunnen ook foutief zijn en ernstige ziektes meebrenge

26
Q

Hemolytische anemie

A

Hemolytische anemie is een anemie die ontstaat door een verhoogde afbraak van erytrocyten. De oorzaken zijn te verdelen in erfelijke en verworven oorzaken.

27
Q

Hemoglobinopathie

A

Dit is de meest voorkomende oorzaak van aangeboren hemolytische anemie. Hemoglobinopathie is een verzamelnaam voor afwijkende vormen of een afwijkende aanmaak van hemoglobine. Erytrocyten hebben dus een afwijking in hun inhoud of structuur waardoor ze versneld zullen worden afgebroken.

28
Q

Auto-immuun hemolytische anemie

A

Dit ontstaat doordat het lichaam antistoffen tegen eigen erytrocyten aanmaakt. Deze autoantistoffen zorgen voor een verhoogde afbraak van erytrocyten. AIHA is een vorm van een verworden hemolytische anemie.

29
Q

Allo-immuun hemolytische anemie

A

Dit ontstaat wanneer het lichaam antistoffen aanmaakt tegen erytrocyten die van een ander individu afkomstig zijn. Deze antistoffen kunnen worden aangemaakt nadat een patiënt een bloedtransfusie heeft gehad of een zwangerschap heeft doorgemaakt.

30
Q

Megaloblastaire anemie

A

Het wordt veroorzaakt door een tekort aan vitamine B12 of foliumzuur. Dit leidt tot een slechte DNA-synthese, waardoor er onvoldoende erytrocyten kunnen worden aangemaakt. De cellen zijn groter dan normaal en de kernen van de erytroblasten zijn veel onrijper dan de rest van de cel

31
Q

Hemocytometrie

A

de term waarmee men het meten van de grootte, de celinhoud en andere parameters van erytrocyten, de trombocyten en de leukocyten bedoelt.

32
Q

De belangrijkste hemocytometrische parameters voor erytrocyten zijn: (4)

A
  • De concentratie hemoglobine (hb)
  • De grootte van de erytrocyt (MCV)
  • Het volume aan erytrocyten in volbloed: het hematocriet (Ht), de variatie in volume van de erytrocytenpopulatie in een bloed monster (RDW)
33
Q

Allo-antistoffen

A

Antistoffen tegen een ander individu (zelfde soort)

34
Q

Auto-antistoffen

A

antistoffen tegen eigen individiu

35
Q

Xeno-antistoffen

A

antistoffen tegen andere soort

36
Q

Intravasale hemolyse

A

Wanneer het celmembraan van de erytrocyten kapot wordt gemaakt door complementbindende IgM-antistoffen waarbij hemoglobine direct vrijkomt in het bloed.

37
Q

ABO-antoganisme

A

De IgG-antistoffen van de moeder, welke kunnen passeren door de placenta, zorgen voor het hemolyseren van de erytrocyten van het kind.

38
Q

IJzergebreks anemie

A

Een tekort aan rode bloedcellen door een tekort aan ijzer. Parameters zijn: ferritine, dit is een maat voor de hoeveelheid ijzeropslag in weefsels, Transferine, dit is een transporteiwit voor ijzer en serum ijzer.

39
Q

Trombocyten

A

Bloedplaatjes worden aangemaakt in het beenmerg in een proces dat tromboiese heet. Ze zijn gelangrijk voor de bloedstolling en bij het vormen van stolsels om het bloeden te stoppen.

40
Q

Morfologie trombocyten

A

Het heeft een schijfvormige vorm welke in stand wordt gehouden doormiddel van een cytoskelet welke bestaat uit microtubuli. Rond de trombocyt bevindt zich een plasmamembraan waarop zich geabsorbeerde plasmaeiwitten bevinden.

41
Q

Hemoglobine

A

bevindt zich in de rode bloedcellen. Het hemoglobine transporteert zuurstof van de longen naar de weefsels en koolstofdioxide van de weefsels naar de longen.
4 eiwitketens. 2 a-eiwitketens en 2 b-eiwitketens.
Elke eiwitketen bindt ook een zogenaamd heemmolecuul. Dit is een molecuul bestaande uit porfyrine en een ijzeratoom. Als dit molecuul is gebonden heeft het bloed een rode kleur. Hemoglobine kan 4 zuurstofmoleculen binden, aan het ijzer.

42
Q

Kwalitatieve of structurele hemoglobinopathie

A

als door een afwijking in de eiwitketens het hemoglobine minder goed functioneert. > sikkelcelanemie

43
Q

Kwantitatieve hemoglobinopathie

A

Indien er wel goede, maar te weinig eiwitketens van een bepaald type worden gemaakt. >Thalassemie