lecture 2 Flashcards

1
Q

waarom vergelijkt men de rRNA genen om een fylogenetische boom te maken?

A
  1. rRNA is wijd verspreid in alle organismen
  2. zelfde functie
  3. Zeer geconserveerd (verandert maar langzaam door mutaties)
  4. Sequentie is lang genoeg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe wordt het rRNA gen omgezet naar een fylogentische boom?

A

het rRNA wordt gesequenct

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een habitat?

A

De omgeving waarin een microbiele populatie
leeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Microbiele populaties gaan interacties aan met
andere populaties in …

A

microbiele gemeenschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is een ecosysteem?

A

Alle levende organismen samen met de fysische
en chemische componenten van hun omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat kunnen de ecosystemen van microorganismen op termijn fysisch en chemisch veranderen?

A

metabole activiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is de meest belangrijke voorwaarde voor microbiele activiteit?

A

water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

waar bevinden de meeste prokaryoten?

A

diep in de ondergrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wie zijn de oudste en kleinste bewoners op aarde?

A

micro-organismen en bacterien/archaea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn pathogenen?

A

ziekteverwekkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat doet penicilline?

A

Penicilline blokkeert een enzym (DD-transpeptidase) dat betrokken is bij de bouw van de celwand van de bacterie (prokaryoot)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn antibiotica?

A

antimicrobiele stofjes worden in de
natuur geproduceerd door
microorganismen en kunnen andere
microorganismen remmen of doden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe ontstaat resistentie tegen antibiotica?

A

een microorganisme maakt toevallig een mutatie tegen het antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

waarom zijn mensen afhankelijk van microorganismen voor voeding?

A
  1. microorganismen verzorgen afbraak van complexe koolwaterstoffen
  2. microorganismen synthetiseren nutrienten en vitamines
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat voor proces is alcoholische fermentatie?

A

biologisch proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is het verschil tussen een aeroob organisme en een anaeroob organisme

A

Een aëroob organism haalt adem met zuurstof (elektronen-acceptor)
Een anaëroob organisme haalt adem met een andere elektronen-acceptor of het gebeurt fermentief

17
Q

hoe worden elektronen aan zuurstof onttrokken?

A

tijdens de ademhaling wordt een verbinding door zuurstof ‘verbrand’
elektronen worden onttrokken aan de verbinding
Ademhaling leidt tot energie-generering (ATP)

18
Q

hoe wordt een ademhalingsketen ook wel genoemd?

A

electronen transport keten

19
Q

wat gebeurt er bij fermentatie

A

een anaeroob organisme haalt adem door een interne metaboliet te gebruiken als elektronen-acceptor

20
Q

wat is chemolithoautotrofie

A

Anorganische moleculen fungeren als electron donor voor ademhaling

21
Q

wat is de koolstofbron van chemolithotrofen?

A

CO2

22
Q

wat is een virus?

A

een eiwitmantel met DNA of RNA (soms ook een lipidenlaag) en heeft een gastheer nodig om te kunnen vermenigvuldigen

23
Q

wat heeft een virus nodig?

A

een gastcel

24
Q

hoe classificeer je een cel?

A

op welke gastheer en vorm, genoom compositie

25
Q

wat betekent positief RNA in een virus?

A

dat het RNA direct afgelezen kan worden in de gastheercel

26
Q

zijn virussen cellen?

A

nee