LE5 CPU scheduling Flashcards

1
Q

Aging

A

Geleidelijk verhogen van de prioriteit van processen naarmate langer gewacht moet worden op de CPU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Assymetric multiprocessing

A

Meerdere processoren hebben een specifieke taak. Daarbij voert een master-processor de regie over de takende andere slave-processoren toebedeeld kunnen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Background proces

A

Proces dat uitgevoerd wordt zonder user-I/O, dat wil zeggen interactie met de gebruiker, zoals bij een batch-proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Convoy effect

A

Konvooi-effect ofwel ‘file-vorming’. Een grote groep (veelal interactieve) processen wacht in de ready queue tot een langdurige proces de CPU vrijgeeft. Het kan leiden to een periode met slechte systeemrespons.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cooperative multitasking

A

Multitasking waarbij processen indien mogelijk de CPU vrijgeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Cooperative scheduling

A

Een vorm van preemptive scheduling waarbij processen elkaar aan bod laten komen door vrijwillig de CPU vrij te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

CPU burst

A

Gesloten aaneenschakeling van CPU-acties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deterministic modeling

A

Methode voor het bepalen van de prestatie van schedulingalgoritmen bij een vooraf gedefinieerde werklast.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dispatch latency

A

De tijdsduur tussen het stoppen van een proces en het starten van een ander proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dispatcher

A

Een programmacomponent die de CPU toekent aan het proces dat is geselecteerd door de CPU scheduler.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Exponential average

A

Exponentieel gemiddelde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

FCFS First Come First Served

A

Schedulingalgoritme waarbij het eerst aangekomen proces het eerst wordt bediend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

FIFO First in First out

A

Bij scheduling equivalent met FCFS.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Foreground process (interactief proces)

A

Een proces dat direct reageert op invoer van een gebruiker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gantt chart

A

staafdiagram, vaak gebruikt voor het visualiseren van planningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hard real-time system

A

Een systeem dat een tijdkritisch proces binnen een gegarandeerde tijdsduur kan uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Homogeneous processors

A

In functionaliteit identieke processoren die elk proces in de ready queue kunnen uitvoeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

I/O burst

A

Gesloten aaneenschakeling van I/O-acties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Load Sharing

A

Werklast-spreiding (veelal doormiddel van een gemeenschappelijke ready queue) over alle (homogene) processoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Memory stall

A

Ongewenste situatie waarbij een thread in een processorkern gedwongen wacht op toegang tot data in het geheugen.

21
Q

Multilevel feedback-queue

A

Multilevel queue scheduling waarbij processen van een wachtrij naar een andere kunnen worden verplaatst op grond van CPU-burstkarakteristieken of verblijftijd in de wachtrij; meest algemene maar meest complexe wijze van scheduling.

22
Q

Multilevel queue

A

Scheduling met meerdere prioriteitsniveau’s, elk met een eigen ready queue en schedulingalgoritme.

23
Q

Nonpreemptive scheduling

A

CPU scheduling vindt plaats als de status van een running proces wijzigt in terminated of waiting. Een proces houdt dus de CPU bezet tot het proces deze vrijwillig vrijgeeft doordat het proces eindigt of gaat wachten.

24
Q

PCS (Process-contention scope)

A

De verdeling van gebruikersthreads over de beschikbare LWPs (lichtgewichtprocessen); did doet de applicatie zelf onder gebruikmaking van bibliotheek routines.

25
Q

Preempt

A

Een proces wordt onvrijwillig de CPU ontnomen.

26
Q

Preemption point

A

Een punt in een system call waarop gecontroleerd wordt of een proces met zeer hoge prioriteit uitgevoerd moet worden; als dat zo is, vindt de contextwisseling plaats.

27
Q

Preemptive scheduling

A

CPU scheduling waarbij de verwerking van een running proces onderbroken kan worden (vanwege een tijdslimiet ten behoeve van een ander proces) terwijl het proces de CPU (nog) niet heeft vrijgegeven.

28
Q

Priority scheduling

A

Schedulingalgoritme: het proces met de hoogste prioriteit het eerst.

29
Q

Process scheduling

A

CPU scheduling van processen.

30
Q

Processor affinity

A

Bij uitvoeren van processen op een systeem met meerdere processoren kan het voordelig zijn deze te koppelen aan een bepaalde processor, teneinde anders voorkomende wachttijden bij toegang tot het geheugen te vermijden.

31
Q

Processor sharing

A

Van een aantal van n processen heeft elk proces gedurende een zeer korte tijdsduur de processor, waardoor het lijkt of elk proces zijn eigen processor heeft met een snelheid van 1/n maal de snelheid van de echte processor.

32
Q

Queueing model

A

Wachtrijmodel

33
Q

Queueing-network analysis

A

Wachtrijtheorie van netwerken. Deze theorie gaat uit van een model van servers en wachtrijen; de aankomsttijden en de servicetijden (in dit geval van de CPU bursts) zijn op een bepaalde manier verdeeld, waardoor de gemiddelde wachtrijlengte, de gemiddelde wachttijd, enzovoort, berekend kunnen worden.

34
Q

Response time

A

De tijd tussen het verzenden van een verzoek van de gebruiker aan een systeem en het verschijnen van het eerste antwoord van het systeem.

35
Q

RR Round-robin

A

Schedulingalgoritme: FCFC scheduling waarbij de processen om de beurt gedurende een maximale tijdsduur (time slice) de CPU krijgen.

36
Q

SCS (System-contention scope)

A

Het schedulen van alle threads geschiedt op het globale niveau van de kernel threads.

37
Q

Shortest remaining time first

A

Preemptive versie van het SJF-algoritme: uitvoering van een proces kan worden onderbroken om een nieuwe SJF-lijst op te stellen.

38
Q

Short-term scheduler

A

CPU scheduler

39
Q

Simulation

A

Simulatie van een reëel systeem met behulp van een softwaremodel van dit systeem. De invoer voor een simulatie is willekeurig te genereren of er kan gebruikgemaakt worden van een trace tape.

40
Q

SJF (Shortest job first)

A

Schedulingalgoritme: het kortste proces (het proces met de kortste CPU burst) het eerst.

41
Q

Soft real-time system

A

Een systeem dat aan tijdskritische processen de hoogste prioriteit toekent.

42
Q

Starvation

A

Uithongering; een proces wordt voor onbepaalde tijd van uitvoering uitgesloten.

43
Q

Symmetric multiprocessing (SMP)

A

Ieder processor in een multiprocessor-systeem heeft een eigen CPU scheduler.

44
Q

Thread scheduling

A

CPU scheduling van threads.

45
Q

Throughput

A

Doorvoercapaciteit. Het aantal processen dat in een bepaalde tijdseenheid is verwerkt.

46
Q

Time Slice (Time quantum)

A

Maximale tijdsduur (meestal tussen 10 en 100 ms) dat processen de CPU krijgen bij RR scheduling

47
Q

Trace tape

A

Bestand met resultaten van metingen van tijdsduren van CPU bursts en I/O bursts in een reëel systeem.

48
Q

Turnaround time

A

Doorlooptijd. De tijd die het kost om een proces uit te voeren; de som van de periode dat een proces wacht om te worden geladen in het interne geheugen, wacht in de ready queue, wordt uitgevoerd door de CPU en wacht in een waiting queue voor I/O.

49
Q

Waiting time

A

Wachttijd. De some van de perioden dat een proces wacht in de ready queue.