LE 8 Memory Management Strategies Flashcards

1
Q

Address space

A

Een verzameling adresseerbare geheugenplaatsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Address binding

A

Het koppelen van logische (virtuele) aan fysiek adressen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Associative register of translation look-aside buffer (TLB)

A

Associatief register. Speciaal hardwareonderdeel dat van recent in frames geplaatste procespagina’s de paginanummer-framenummercombinaties bevat. De buffer werkt als een simultane comparator en zal als een erin voorkomend paginanummer wordt aangeboden, het bijbehorende framenummer zeer snel leveren (aanzienlijk sneller dan de toegangstijd tot het geheugen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Backing store

A

Dat deel van het achtergrondgeheugen dat gebruikt wordt voor het swappen van processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Compaction

A

Een actie van het besturingssysteem waarbij geheugenpartities verschoven worden zodat bestaande gaten opgevuld worden en externe fragmentatie verdwijnt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dynamic loading

A

Het pas laden van een routine als die routine voor het eerst aangeroepen wordt tijdens de uitvoering van een proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Dynamic linking

A

Het linken van een bibliotheekroutine als die routine pas echt nodig blijkt te zijn tijdens de uitvoering van een proces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Effective memory access time

A

Gemiddelde tijd nodig om bij een gegeven logisch geheugenadres het bijbehorende fysieke adres te benaderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

External fragmentation

A

Kleine, vrijwel niet opvulbare, gaten tussen aan processen toegewezen geheugenpartities of in het algemeen tussen geheugensegmenten van variabele grootte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

First, best and worst fit strategy

A

Strategieën voor het aan processen toewijzen van ruimtes in het geheugen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Frame

A

Een deel van het fysieke geheugen ter grootte van een pagina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Frame table

A

Feitelijk dezelfde tabel als de geïnverteerde paginatabel. Tabel met als index het framenummer, die per frame aangeeft of het frame beschikbaar is, dan wel welke pagina van welk proces er in dat frame staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Internal fragmentation

A

Het feit dat aan een proces toegewezen geheugenpagina’s, vooral de laatste, niet volledig gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Inverted page table

A

Alternatieve tabel voor page tables waarvan de opzet in feit overeenkomt met de frame table. Tabel met als index het framenummer en met als inhoud welke pagina van welk proces er in dat frame is opgeslagen, dan wel de indicatie dat dat frame niet gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Limit register

A

Begrenzingsregister. Register met als inhoud de geheugenomvang van het actieve segment of de actieve geheugenpartitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Logical (virtual) address

A

Een adres dat door de CPU gegenereerd wordt aan de hand van de programmacode.

17
Q

Memory management unit

A

De eenheid (hardware, software, of gecombineerd) die een logisch adres omzet in een fysiek adres.

18
Q

Page

A

Pagina. Een deel van de adresruimte van een proces met een vaste, afgesproken standaardgrootte.

19
Q

Page number

A

Index van een bepaalde pagina bepaald door de positie in de adresruimte; deze index is zichtbaar als het meest significante deel van het logische geheugenadres.

20
Q

Page offset

A

Adres van een locatie binnen een pagina of frame dit adres is zichtbaar als het minst significante deel van een logisch of fysiek geheugenadres.

21
Q

Page table

A

Tabel van de programmapagina’s met als index het paginanummer; op elke fabelregel in die tabel staat een verwijzing naar het geheugenframe oor zover die pagina in het fysieke geheugen is opgeslagen.

22
Q

Page table base register

A

Register met als inhoud het beginadres van de paginatabel van het actieve proces.

23
Q

Page table length register

A

Een register met als inhoud het aantal pagina’s van de paginatabel van het actieve proces.

24
Q

Paging

A

Het opdelen van een programma in pagina’s van standaardgrootte en het plaatsen van die pagina’s in even grote fysieke geheugendelen (frames).

25
Q

Physical address

A

Een adres zoals dat uiteindelijk aangeboden wordt aan het echte, het fysieke geheugen.

26
Q

Reentrant code

A

Code die door het proces zelf niet gewijzigd zal worden. Code kan door meerdere processen gedeeld worden; elk proces heeft wel strikt zij eigen (dus lokale) data.

27
Q

Relocation register

A

Een register met als inhoud het fysieke basisadres van een actieve geheugenpartitie of een segment. Dit adres correspondeert met het logische beginadres (adres 0) van die partitie of dat segment.

28
Q

Roll in / roll out

A

Variant van swapping waarbij een proces ten gunste van een ander proces eerst in zijn geheel naar de backing store verplaatst en later weer teruggeplaatst wordt.

29
Q

Segment base

A

Het fysieke beginadres van een bepaald segment.

30
Q

Segment limit

A

Omvang in aantal geheugenplaatsen van een bepaald segment.

31
Q

Segment table

A

De tabel met als index het segmentnummer, die per segment het beginadres (segment base) en de omvang van het segment (segment limit) aangeeft.

32
Q

Segment table base register

A

Basisregister van de segmenttabel. Register met als inhoud het beginadres van de segmenttabel van het actieve proces.

33
Q

Swapping

A

Het uit het geheugen en in het achtergrondgeheugen plaatsen van (delen van) een op dat moment uit het geheugen te verwijderen proces en het vervolgens vanuit het achtergrondgeheugen plaatsen van een ander proces op de vrijgekomen geheugenruimte.

34
Q

TLB hit ratio

A

Het quotiënt van het aantal keren dat een paginanummer in de associatieve registers (translation look-aside buffer) wordt gevonden en het totaal aantal keren dat deze registers worden geraadpleegd.

35
Q

Valid-invalid bit

A

Een in elke regel van de paginatabel opgenomen bit die aangeeft of een pagina wel/niet bestaat, dan wel wel/niet in een frame is opgenomen.