le français en classe Flashcards
de kauwgom
le chewing-gum
de huistaak
le devoir
het voorbeeld
l’exemple
de oefening
l’exercice
de toets
le test/l’interrogation
het secretariaat
le sécretariat
de speelplaats
la cour
de datum
la date
de bladzijde, pagina
la page
de speeltijd
la récréation
gaan zitten
s’asseoir
aansteken, aandoen
allumer
opladen
charger
begrijpen
comprendre
kennen
connaître
verbeteren
corriger
uitdelen
distribuer
mislukken, buizen
échouer
schrijven
écrire
doven, uitdoen, uitschakelen
éteindre
studeren, leren
étudier
sluiten, dichtdoen
fermer
(weg) gooien
jeter
missen
manquer/rater
noteren
noter
uitstellen (tot/naar)
remettre à
openen, openmaken
ouvrir
vergeten
oublier
(een test) inhalen
rattraper (un test)
herhalen
répéter
slagen (voor)
réussir
naar buiten gaan
sortir
vertalen
traduire
in de vuilnisbak (gooien)
(jeter) à la poubelle
in het Frans
en français
aan bord komen
passer au tableau
te laat
en retard
kapot zijn
(être) en panne
markeren aanduiden
marquer
een vraag stellen
poser une question
een potlood scherpen
tailler un crayon
wegvegen, uitvegen
effacer
(vast) pakken
coller
afdrukken
imprimer
uitgommen
gommer
de verbetering
la correction
de inhaaltest
le test de rattrapage
de vertaling
la traduction