biologie anatomie van het oog Flashcards
1
Q
3 oogvliezen van buiten naar binnen
A
- harde oogvlies
-vaatvlies
-netvlies
2
Q
vaatvlies functie 4
A
-bevat bloedvaten -> 0² en voedingsstoffen
-splitst vooraan in twee
-iris
-straallichaam
3
Q
harde oogvlies functie 4
A
- stevigheid
-beschermt tegen de drukverschillen
-voorste deel doorzichtig= hoornvlies
-aanhechting oogspieren
4
Q
netvlies functie 5
A
- bevat alle lichtreceptoren
- neemt lichtprikkels waar -> impulsen
-gele vlek= meeste lichtreceptoren
-blinde vlek geen lichtreceptoren
-impulsen gaan via oogzenuw -> hersenen
5
Q
pupil 4
A
-opening in de iris
-via irisspieren
-verkleint bij veel licht
-vergroot bij weinig licht
6
Q
ooglens 4
A
-met lensbandjes aan straallichaam
-vervormd door accommoddatiespier
-(boller van dicht)
-(smaller van ver)
7
Q
oogkamers 2
A
- voorste oogkamer ligt tussen iris en hoornvlies
-achterste oogkamer ligt tussen iris en ooglens
8
Q
glasachtig lichaam 3
A
-geleiachtige structuur
-bewaart vorm oogbol
houd netvlies op zijn plaats