latijn woorden examen juni (dag 8) Flashcards
1
Q
quo
A
naar waar
2
Q
statim
A
onmiddellijk
3
Q
ad+
A
acc, tot bij
4
Q
autem
A
maar
5
Q
mora
A
uitstel
6
Q
auxilium
A
hulp
7
Q
reliquus
A
overig
8
Q
fidus
A
trouw
9
Q
ignotus
A
onbekend
10
Q
quietus
A
rustig
11
Q
sacer
A
heilig
12
Q
liber
A
vrij
13
Q
unus
A
één
14
Q
(ad)iuaver
A
helpen
15
Q
excitare
A
wekken/opwekken