Latijn Woorden 91 t/m 100 Flashcards
1
Q
Placeo, placere + dativus
A
In de smaak vallen bij (de type zijn van iemand)
2
Q
Cupidus, cupida, cupidum + genitivus
A
Begerig naar (met een groot verlangen naar iets)
3
Q
Se
A
Zich
4
Q
Circumdo, circumdare
A
Omgeven
5
Q
Ira
A
Woedend
6
Q
Metuo, metuere
A
Bang zijn, vrezen
7
Q
Ingenium
A
- Karakter
- Talent
8
Q
Dolus
A
List
9
Q
Quaero, quaerere
A
- Zoeken
- Vragen
10
Q
Tunc
A
Toen, dan
11
Q
Mitto, mittere
A
Zenden, sturen