KNS 1-4 Dutch - English Flashcards

1
Q

de gebeurtenis

A

event

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de betekenis

A

meaning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

horen

A

belong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de tegenstelling

A

contract

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de schoonvader

A

father in law

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de bejaarde

A

elderly

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

de bejaardenflat

A

old people’s home

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de weduwnaar

A

widower

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verbaasd

A

surprised

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de notaris

A

notary

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

oppassen

A

babysit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de oppas

A

babysitter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de opleiding

A

education, training

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

slingers opgehangen

A

decorate with garlands

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

gauw

A

quick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

allebei

A

both

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

overkomen

A

happen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zeuren

A

whine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aardig

A

nice

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

trakteren

A

treat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

eenmaal

A

once

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de aanhangwagen

A

trailer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

het sollicitatiegesprek

A

job interview

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voorbij

A

over

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
solliciteren
apply
26
kwijt|raken
lose
27
de uitkering
social benefit
28
heus
real
29
het uitzendbureau
temporary employment agency
30
bestaan
exist
31
laatst
last time
32
inschrijven
register
33
opgeroepen
called out
34
zo'n
such
35
lijken
seem
36
alweer
again
37
dat lijkt me
it seems to me
38
precies
precise
39
geduld
patience
40
vrijstelling
exemption
41
gedeelte
part
42
waarderen
evaluate
43
verklaring
testimony
44
overeenkomen
accord
45
daarmee
therewith
46
verdienen
earn
47
tevoren
before
48
het ondernemersplan
business plan
49
zelfstandig
self-employed
50
aftrekken
deduct
51
spannend
exciting
52
schillen
peel
53
Ik baal van
am sick to death of
54
het ontslag
resignation
55
ontslag nemen
resign
56
de bijstandsuitkering
social security payment
57
terechtkunnen
go into, enter
58
dreigend
threatening
59
de ruzie
quarrel
60
de arbeidomstandigheden
working conditions
61
uitgebreid
extensive
62
zulk
such
63
onderzoeken
investigate
64
gelijk
equal
65
de opslag
surcharge
66
enige tijd
some time
67
de vakbond
trade union
68
vervangen
substitute
69
het feest
party
70
storten
deposit
71
de overheid
state
72
tenminste
at least
73
zoveel
so much
74
afgaan
return
75
eerlijk
honest
76
net
just
77
nou en of
most certainly
78
tegenwoordig
nowadays
79
vervelend
bad
80
stil
quiet
81
in je eentje
on your own
82
de eenzaamheid
loneliness
83
eenzaam
lonely
84
inschenken
pour
85
opeens
suddenly
86
afvragen
wonder
87
omgangsvorm(en)
manners
88
waard(en)
values
89
de schooljuf
schoolteacher
90
scheiden
divorce
91
last hebben
suffer
92
uitmaken
decide
93
nou
well
94
eigenlijk
actually
95
heerlijk
lovely
96
modebladen
fashion magazines
97
aantrekken
get dressed
98
letten op
pay attention to
99
geklede
dressed
100
sokken
socks
101
verliefd op worden
fall in love
102
vreselijk
awful
103
eentje
one
104
het uiterlijk
appearance
105
de leeftijd
age
106
de juffrouw
madam
107
iemand alleen van gezicht kennen
know a person only from sight
108
je druk maken over
get excited over
109
bang
scared
110
eronder lijden
suffer
111
dat lijkt me toch zo erg
it seems to me so bad
112
de rechter
the judge
113
uitspreken
pronounce
114
de echtscheiding
divorce
115
de schuldige
giulty party
116
aanwijzen
indicate
117
ontwrichten
disrupt
118
de fluitketel
whistling kettle
119
piepen
squeak
120
driehoog
third floor
121
verbieden
prohibit
122
de poep
shit
123
de stoep
pavement
124
de bezem
broom
125
vegen
sweep
126
de steel
handle
127
het plafond
ceiling
128
tikken
tap
129
ophouden
stop
130
de gepiep
peeping
131
de woningbouwvereniging
housing association
132
oplossen
solve
133
zie je well
you see?
134
de trap
stairs
135
het vuilnis
garbage
136
de herrie
noise
137
iemand leren kennen
get to know
138
aanbellen
ring the bell
139
de bus
box
140
omgaan
deal with
141
de verwarming
heating
142
balen
be fed up (with)
143
het bushokje
bus shelter
144
kwam
came
145
verkeerd
wrong
146
blote
naked
147
erger
worse
148
de afstandsbediening
remote control
149
zich aantreken
care
150
behandelen
treat
151
aanstootgevend
offensive
152
discriminerend
discriminating
153
kwetsend
hurtful
154
de adverteerder
advertiser
155
bepaalde
some
156
zuinig
economical