Kennisclip 3 Flashcards

1
Q

Welk tijdperk hoort bij fase 3?

A

Het tijdperk van de ontvanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee verschuivingen vonden tijdens het tijdperk van de ontvanger plaats op mediagebied?

A

Een verschuiving van onderzoek van wat media met mensen doen naar wat mensen met media doen en een verschuiving van de aandacht van massamedia naar interpersoonlijke communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zou jouw houding bepalen volgens de derde fase?

A

Je normen en waarden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vier hoofdkenmerken van uses and gratifications?

A

De verwachtingen van de gebruikers bepalen het mediagebruik. Mensen nemen informatie actief en doelgericht op als die prettig of belangrijk is. Mediumgebruikers kiezen bewust het mediumtype en de boodschap. De waarden, motieven en verlangens van de ontvangers zijn het uitgangspunt. De mediagebruikers geven zelf betekenis aan mediabeleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de vier motieven voor mediaconsumptie?

A

Leerfunctie, informatieve functie, opwinding/genoegen en statusverschaffing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt de leerfunctie in?

A

Je leert hoe je je behoort te gedragen, daardoor voel je je veiliger in een maatschappij vol onzekerheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een voorbeeld van de informatieve functie?

A

Het journaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een voorbeeld van opwinding/genoegen?

A

Temptation Island.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt statusverschaffing in?

A

Je kunt tegenover anderen de indruk maken goed geïnformeerd te zijn, waardoor je sociale prestige stijgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het verschil tussen het tijdperk van de almachtige media en het tijdperk van de ontvanger?

A

Eerst injecteerde de massamedia de interpersoonlijke communicatie. Nu injecteert de interpersoonlijke communicatie de massamedia.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar gingen onderzoekers in ontvangergerichte stroomonderzoeken van uit?

A

Mensen zouden selectief waarnemen en interpreteren, en sociale waarden en relaties zouden het communicatieproces sterk beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat houdt het zwamvlokmodel in?

A

Ondergronds vindt de interpersoonlijke communicatie plaats. Boven de grond zijn de media. Als er veel ondergronds gebeurt, komt dit uiteindelijk bovengronds.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie heeft het zwamvlokmodel ontwikkeld?

A

Brouwer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een voorbeeld van de leerfunctie?

A

You op Netflix.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een voorbeeld van statusverschaffing?

A

Wie is de Mol?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat houdt de informatieve functie in?

A

Je krijgt allerlei soorten informatie, waardoor je contact houdt met de buitenwereld.

17
Q

Wat houdt opwinding/genoegen in?

A

Het is leuk en ontspannend, je vergeet vervelende dingen en je kunt ontsnappen aan de zorgen van alledag.

18
Q

Hoe ziet het uses and gratifications-onderzoek eruit? (3)

A

Het is vaak kwantitatief, het meest gebruikte middel is een vragenlijst en de selectie van respondenten gebeurt steekproefsgewijs.

19
Q

Zijn de ‘uses’ en ‘gratifications’ voor iedereen hetzelfde?

A

Nee.

20
Q

Op welke manier kunnen we nu de wensen en behoeften achterhalen?

A

Door de actieve mediagebruikers op mediaplatforms te analyseren.

21
Q

Wat is contentmarketing?

A

Een vorm van merkcommunicatie waar producten gepromoot worden en ingespeeld wordt op de communicatiebehoeften van de klant.