Begrippen Flashcards

1
Q

Wat zijn metavragen?

A

Moeilijk te beantwoorden vragen die gaan over het verwoorden van je veronderstellingen en invalshoeken..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn intermediërende factoren?

A

Selectieve blootstelling, selectieve waarneming, groepsnormering en interpersoonlijke communicatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn opinieleiders?

A

Deskundige, extraverte personen die maatschappelijk betrokken zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn influentials?

A

Invloedrijke adviseurs in de interpersoonlijke communicatie, dus vrienden en familie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn publieke figuren?

A

Personen met gezag in de publieke opinie. Bijvoorbeeld: Tim Hofman.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is contentmarketing?

A

Een vorm van merkcommunicatie waar producten gepromoot worden en ingespeeld wordt op de communicatiebehoeften van de klant.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt de intrapersoonlijke agenda in?

A

Het bevat onderwerpen die de ontvanger zelf belangrijk vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt de interpersoonlijke agenda in?

A

Het bevat onderwerpen die de ontvanger met anderen bespreekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt de gemeenschapsagenda in?

A

Het bevat onderwerpen die de groep van de ontvanger belangrijk vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn journalistieke frames?

A

Journalisten selecteren een maatschappelijk belangrijk onderwerp en bespreken dit nieuwsitem vanuit een eigen invalshoek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn publieksframes?

A

Het journalistieke verhaal heeft invloed op de wijze waarop een publieksgroep datzelfde onderwerp bekijkt en beoordeelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is agendavorming?

A

Het vormen van een beleidsagenda van een organisatie door ervoor te zorgen dat een bepaald onderwerp of issue op de media-agenda komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is name calling?

A

Een idee, persoon of bedrijf wordt aangeduid met een negatief woord. Dit negatieve woord zal ervoor zorgen dat er een negatieve connotatie ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is glittering generality?

A

Het tegenovergestelde van name calling. Er wordt een positieve connotatie gegeven aan een persoon, bedrijf of idee. Er worden positieve woorden gebruikt die positieve gevoelens of gedachten opwekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is transfer?

A

Een product, persoon, idee of bedrijf wordt acceptabeler door de deugdzame eigenschappen van een ander product, persoon, idee of bedrijf. Het deugdzame wordt dan overgebracht. Het wordt acceptabeler doordat het in verband wordt gebracht met de positieve associaties van een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is testimonial?

A

BN’ers worden ingezet om een boodschap over te brengen bij het publiek. Dit kan zowel positief als negatief. Zo zullen fans van dit persoon denken: hij of zij zegt dat dus dan zal ik dat ook maar doen.

17
Q

Wat is plain folks?

A

Wat houdt plain folks in?
Dit wordt veel toegepast door politici. Ze kleden zich, en gedragen zich dan alsof ze bij het volk horen en zichzelf zo een ‘menselijker’ gezicht te geven en zo het vertrouwen en sympathie te winnen van een kiezer.

18
Q

Wat is card stacking?

A

Er wordt eenzijdige informatie gegeven. Dit kan zowel positief als negatief zijn. Een bedrijf deelt bijvoorbeeld alleen maar positieve informatie en laat het negatieve achterwege. Het overtuigt mensen door ze foutieve informatie, feiten te verdraaien of een eenzijdige voorstelling te geven van de feiten.

19
Q

Wat is bandwagon?

A

Er wordt een nieuwe trend gesuggereerd waar je natuurlijk aan mee wil doen. Er wordt vanuit gegaan dat mensen zich graag aansluiten bij een nieuwe trend. Je overtuigt mensen dan ook door ze te laten weten dat ‘iedereen het ook doet’ en ‘het dus ook voor jou kan werken’.

20
Q

Wat is non-selectief kijkgedrag?

A

Mensen kijken meestal naar wat er toevallig op televisie is.

21
Q

Wat zijn zware kijkers?

A

Personen die meer dan vier uur per dag televisie kijken.

22
Q

Wat is cultivering?

A

Het gevolg van de blootstelling aan het televisiemedium.

23
Q

Wat is de cultivatiehypothese?

A

Er is een verband tussen kijktijd en wereldbeeld. Het wereldbeeld van de zware kijkers vertoont meer overeenkomsten met de televisiewerkelijkheid. En dus, hoe meer je kijkt, hoe afwijkender je wereldbeeld en je verwachtingen van de werkelijkheid.

24
Q

Wat is ‘The mean world syndrome’?

A

De hoeveelheid geweld op televisie dat leidt tot bange mensen.

25
Q

Wat is ‘The Horseless Carriage Syndrome’?

A

Bij de introductie van een nieuw medium wordt deze in het begin op dezelfde manier gebruikt als een ouder, reeds bestaand medium. Pas als een medium ‘volwassen’ is, vervult het op eigen wijze functies.

26
Q

Wat betekent remediatie?

A

Ieder medium komt voort uit een ouder medium. Bij het ontwikkelen van nieuwe media speelt altijd een proces van aanpassen en opnieuw bewerken van oudere media een rol.

27
Q

Wat betekent Global Village?

A

De wereld is een dorp geworden door de stroom van elektrische informatie.

28
Q

Wat betekent media-ecologie?

A

Het bestuderen van de samenhang van alle gemedieerde verschijningsvormen.

29
Q

Wat is mediatisering?

A

Het verschijnsel van gemedieerde alomtegenwoordigheid. Media is altijd en overal te gebruiken.

30
Q

Wat houden culturele studies in?

A

Het achterhalen van het verband tussen alle interacties op mediaplatforms en de sociale achtergrond van deelnemers.

31
Q

Wat houdt de politieke economie van de media in?

A

Het uitzoeken welke machtsmechanismen schuilgaan achter mediaplatforms.