Kapitel 3.5 Matharbeit Flashcards
0
Q
Het cijfer
A
Die Note
1
Q
Het wiskundeproefwerk
A
Die Mathearbeit
2
Q
Het proefwerk
A
Der Test
3
Q
Moeilijk
A
schwierig
4
Q
Het gevoel
A
Das Gefühl
5
Q
De stilte
A
Die Ruhe
6
Q
Erg
A
schlimm
7
Q
Helemaal
A
überhaupt
8
Q
Eerlijk
A
ehrlich
9
Q
Opschrijven
A
aufschreiben
10
Q
Afkijken
A
abschreiben
11
Q
Klopt
A
stimmt
12
Q
De discussie
A
Die Diskussion
13
Q
Doorgaan, verder gaan
A
weitermachen
14
Q
Het protest
A
Der Protest