Italiaans Flashcards

1
Q

Hallo (Italiaans)

A

Ciao (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gaat het? (Italiaans)

A

Come stai? (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dank je wel (Italiaans)

A

Grazie (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Dank je wel voor je hulp (Italiaans)

A

Grazie per il tuo aiuto (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Appel (Italiaans)

A

Mela (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ik eet een appel (Italiaans)

A

Mangio una mela (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Huis (Italiaans)

A

Casa (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ik woon in een huis (Italiaans)

A

Vivo in una casa (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kat (Italiaans)

A

Gatto (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De kat slaapt op het bed (Italiaans)

A

Il gatto dorme sul letto (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hond (Italiaans)

A

Cane (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Mijn hond houdt van rennen (Italiaans)

A

Il mio cane ama correre (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Boek (Italiaans)

A

Libro (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ik lees een boek (Italiaans)

A

Leggo un libro (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

School (Italiaans)

A

Scuola (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De school is gesloten (Italiaans)

A

La scuola è chiusa (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vrienden (Italiaans)

A

Amici (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ik houd van mijn vrienden (Italiaans)

A

Mi piacciono i miei amici (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Tafel (Italiaans)

A

Tavolo (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

De tafel is rond (Italiaans)

A

Il tavolo è rotondo (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Bloem (Italiaans)

A

Fiore (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ik houd van deze bloem (Italiaans)

A

Mi piace questo fiore (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Auto (Italiaans)

A

Auto (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

De auto is groen (Italiaans)

A

L’auto è verde (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Raam (Italiaans)

A

Finestra (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Het raam is open (Italiaans)

A

La finestra è aperta (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Kamer (Italiaans)

A

Stanza (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Mijn kamer is klein (Italiaans)

A

La mia stanza è piccola (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Keuken (Italiaans)

A

Cucina (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

De keuken is schoon (Italiaans)

A

La cucina è pulita (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Stoel (Italiaans)

A

Sedia (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

De stoel is comfortabel (Italiaans)

A

La sedia è comoda (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Apparaat (Italiaans)

A

Apparecchio (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Het apparaat werkt (Italiaans)

A

L’apparecchio funziona (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Deur (Italiaans)

A

Porta (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

De deur is gesloten (Italiaans)

A

La porta è chiusa (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Tuin (Italiaans)

A

Giardino (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

De tuin is mooi (Italiaans)

A

Il giardino è bello (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Ochtend (Italiaans)

A

Mattina (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Het is ochtend (Italiaans)

A

È mattina (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Nacht (Italiaans)

A

Notte (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Het is nacht (Italiaans)

A

È notte (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Boekwinkel (Italiaans)

A

Libreria (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Ik ga naar de boekwinkel (Italiaans)

A

Vado in libreria (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Straat (Italiaans)

A

Strada (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

De straat is druk (Italiaans)

A

La strada è affollata (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Winkel (Italiaans)

A

Negozio (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

De winkel is dichtbij (Italiaans)

A

Il negozio è vicino (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Restaurant (Italiaans)

A

Ristorante (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Het restaurant is groot (Italiaans)

A

Il ristorante è grande (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Brood (Italiaans)

A

Pane (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Ik koop brood (Italiaans)

A

Compro il pane (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Fruit (Italiaans)

A

Frutta (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Ik eet fruit (Italiaans)

A

Mangio frutta (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Vliegtuig (Italiaans)

A

Aereo (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Het vliegtuig is snel (Italiaans)

A

L’aereo è veloce (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Ciao (Italiaans)

A

Hallo (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Come stai? (Italiaans)

A

Hoe gaat het? (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Grazie (Italiaans)

A

Dank je wel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Grazie per il tuo aiuto (Italiaans)

A

Dank je wel voor je hulp (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Mela (Italiaans)

A

Appel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Mangio una mela (Italiaans)

A

Ik eet een appel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Casa (Italiaans)

A

Huis (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Vivo in una casa (Italiaans)

A

Ik woon in een huis (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Gatto (Italiaans)

A

Kat (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Il gatto dorme sul letto (Italiaans)

A

De kat slaapt op het bed (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Cane (Italiaans)

A

Hond (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Il mio cane ama correre (Italiaans)

A

Mijn hond houdt van rennen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Libro (Italiaans)

A

Boek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Leggo un libro (Italiaans)

A

Ik lees een boek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Scuola (Italiaans)

A

School (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
72
Q

La scuola è chiusa (Italiaans)

A

De school is gesloten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
73
Q

Amici (Italiaans)

A

Vrienden (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
74
Q

Mi piacciono i miei amici (Italiaans)

A

Ik houd van mijn vrienden (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
75
Q

Tavolo (Italiaans)

A

Tafel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
76
Q

Il tavolo è rotondo (Italiaans)

A

De tafel is rond (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
77
Q

Fiore (Italiaans)

A

Bloem (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
78
Q

Mi piace questo fiore (Italiaans)

A

Ik houd van deze bloem (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
79
Q

Auto (Italiaans)

A

Auto (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
80
Q

L’auto è verde (Italiaans)

A

De auto is groen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
81
Q

Finestra (Italiaans)

A

Raam (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
82
Q

La finestra è aperta (Italiaans)

A

Het raam is open (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
83
Q

Stanza (Italiaans)

A

Kamer (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
84
Q

La mia stanza è piccola (Italiaans)

A

Mijn kamer is klein (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
85
Q

Cucina (Italiaans)

A

Keuken (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
86
Q

La cucina è pulita (Italiaans)

A

De keuken is schoon (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
87
Q

Sedia (Italiaans)

A

Stoel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
88
Q

La sedia è comoda (Italiaans)

A

De stoel is comfortabel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
89
Q

Apparecchio (Italiaans)

A

Apparaat (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
90
Q

L’apparecchio funziona (Italiaans)

A

Het apparaat werkt (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
91
Q

Porta (Italiaans)

A

Deur (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
92
Q

La porta è chiusa (Italiaans)

A

De deur is gesloten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
93
Q

Giardino (Italiaans)

A

Tuin (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
94
Q

Il giardino è bello (Italiaans)

A

De tuin is mooi (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
95
Q

Mattina (Italiaans)

A

Ochtend (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
96
Q

È mattina (Italiaans)

A

Het is ochtend (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
97
Q

Notte (Italiaans)

A

Nacht (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
98
Q

È notte (Italiaans)

A

Het is nacht (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
99
Q

Libreria (Italiaans)

A

Boekwinkel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
100
Q

Vado in libreria (Italiaans)

A

Ik ga naar de boekwinkel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
101
Q

Strada (Italiaans)

A

Straat (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
102
Q

La strada è affollata (Italiaans)

A

De straat is druk (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
103
Q

Negozio (Italiaans)

A

Winkel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
104
Q

Il negozio è vicino (Italiaans)

A

De winkel is dichtbij (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
105
Q

Ristorante (Italiaans)

A

Restaurant (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
106
Q

Il ristorante è grande (Italiaans)

A

Het restaurant is groot (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
107
Q

Pane (Italiaans)

A

Brood (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
108
Q

Compro il pane (Italiaans)

A

Ik koop brood (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
109
Q

Frutta (Italiaans)

A

Fruit (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
110
Q

Mangio frutta (Italiaans)

A

Ik eet fruit (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
111
Q

Aereo (Italiaans)

A

Vliegtuig (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
112
Q

L’aereo è veloce (Italiaans)

A

Het vliegtuig is snel (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
113
Q

Bicicletta (Italiaans)

A

Fiets (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
114
Q

Vado in bicicletta (Italiaans)

A

Ik rij op de fiets (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
115
Q

Abbigliamento (Italiaans)

A

Kleding (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
116
Q

Compro abbigliamento nuovo (Italiaans)

A

Ik koop nieuwe kleding (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
117
Q

Giardino (Italiaans)

A

Tuin (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
118
Q

Il giardino è grande (Italiaans)

A

De tuin is groot (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
119
Q

Sole (Italiaans)

A

Zon (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
120
Q

Il sole splende (Italiaans)

A

De zon schijnt (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
121
Q

Luna (Italiaans)

A

Maan (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
122
Q

La luna è bella (Italiaans)

A

De maan is mooi (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
123
Q

Orecchio (Italiaans)

A

Oor (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
124
Q

Il mio orecchio fa male (Italiaans)

A

Mijn oor doet pijn (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
125
Q

Dente (Italiaans)

A

Tand (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
126
Q

Il mio dente è rotto (Italiaans)

A

Mijn tand is kapot (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
127
Q

Mano (Italiaans)

A

Hand (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
128
Q

Stendo la mano (Italiaans)

A

Ik strek mijn hand uit (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
129
Q

Piede (Italiaans)

A

Voet (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
130
Q

Il mio piede fa male (Italiaans)

A

Mijn voet doet pijn (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
131
Q

Dito (Italiaans)

A

Vinger (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
132
Q

Il mio dito è ferito (Italiaans)

A

Mijn vinger is gewond (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
133
Q

Libro (Italiaans)

A

Boek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
134
Q

Leggo un libro (Italiaans)

A

Ik lees een boek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
135
Q

Film (Italiaans)

A

Film (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
136
Q

Guardo un film (Italiaans)

A

Ik kijk een film (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
137
Q

Televisione (Italiaans)

A

Televisie (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
138
Q

Guardo la televisione (Italiaans)

A

Ik kijk naar de televisie (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
139
Q

Musica (Italiaans)

A

Muziek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
140
Q

Ascolto musica (Italiaans)

A

Ik luister naar muziek (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
141
Q

Ballare (Italiaans)

A

Dansen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
142
Q

Mi piace ballare (Italiaans)

A

Ik houd van dansen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
143
Q

Cantare (Italiaans)

A

Zingen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
144
Q

Mi piace cantare (Italiaans)

A

Ik houd van zingen (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
145
Q

Cibo (Italiaans)

A

Eten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
146
Q

Mi piace il cibo (Italiaans)

A

Ik hou van eten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
147
Q

Bere (Italiaans)

A

Drinken (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
148
Q

Bevo acqua (Italiaans)

A

Ik drink water (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
149
Q

Caffè (Italiaans)

A

Koffie (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
150
Q

Bevo il caffè (Italiaans)

A

Ik drink koffie (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
151
Q

Tè (Italiaans)

A

Thee (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
152
Q

Bevo il tè (Italiaans)

A

Ik drink thee (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
153
Q

Zucchero (Italiaans)

A

Suiker (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
154
Q

Metto zucchero nel tè (Italiaans)

A

Ik doe suiker in mijn thee (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
155
Q

Sale (Italiaans)

A

Zout (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
156
Q

Metto il sale sul cibo (Italiaans)

A

Ik doe zout op mijn eten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
157
Q

Pepe (Italiaans)

A

Peper (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
158
Q

Metto il pepe sul cibo (Italiaans)

A

Ik doe peper op mijn eten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
159
Q

Formaggio (Italiaans)

A

Kaas (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
160
Q

Mangio formaggio (Italiaans)

A

Ik eet kaas (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
161
Q

Carne (Italiaans)

A

Vlees (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
162
Q

Mangio carne (Italiaans)

A

Ik eet vlees (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
163
Q

Pesce (Italiaans)

A

Vis (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
164
Q

Mangio pesce (Italiaans)

A

Ik eet vis (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
165
Q

Verdura (Italiaans)

A

Groenten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
166
Q

Mangio verdura (Italiaans)

A

Ik eet groenten (Italiaans)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
167
Q

Frutta (Italiaans)

A

Fruit (Italiaans)

168
Q

Mangio frutta (Italiaans)

A

Ik eet fruit (Italiaans)

169
Q

Mela (Italiaans)

A

Appel (Italiaans)

170
Q

Mangio una mela (Italiaans)

A

Ik eet een appel (Italiaans)

171
Q

Fiets (Italiaans)

A

Bicicletta (Italiaans)

172
Q

Ik rij op de fiets (Italiaans)

A

Vado in bicicletta (Italiaans)

173
Q

Kleding (Italiaans)

A

Abbigliamento (Italiaans)

174
Q

Ik koop nieuwe kleding (Italiaans)

A

Compro abbigliamento nuovo (Italiaans)

175
Q

Tuin (Italiaans)

A

Giardino (Italiaans)

176
Q

De tuin is groot (Italiaans)

A

Il giardino è grande (Italiaans)

177
Q

Zon (Italiaans)

A

Sole (Italiaans)

178
Q

De zon schijnt (Italiaans)

A

Il sole splende (Italiaans)

179
Q

Maan (Italiaans)

A

Luna (Italiaans)

180
Q

De maan is mooi (Italiaans)

A

La luna è bella (Italiaans)

181
Q

Oor (Italiaans)

A

Orecchio (Italiaans)

182
Q

Mijn oor doet pijn (Italiaans)

A

Il mio orecchio fa male (Italiaans)

183
Q

Tand (Italiaans)

A

Dente (Italiaans)

184
Q

Mijn tand is kapot (Italiaans)

A

Il mio dente è rotto (Italiaans)

185
Q

Hand (Italiaans)

A

Mano (Italiaans)

186
Q

Ik strek mijn hand uit (Italiaans)

A

Stendo la mano (Italiaans)

187
Q

Voet (Italiaans)

A

Piede (Italiaans)

188
Q

Mijn voet doet pijn (Italiaans)

A

Il mio piede fa male (Italiaans)

189
Q

Vinger (Italiaans)

A

Dito (Italiaans)

190
Q

Mijn vinger is gewond (Italiaans)

A

Il mio dito è ferito (Italiaans)

191
Q

Boek (Italiaans)

A

Libro (Italiaans)

192
Q

Ik lees een boek (Italiaans)

A

Leggo un libro (Italiaans)

193
Q

Film (Italiaans)

A

Film (Italiaans)

194
Q

Ik kijk een film (Italiaans)

A

Guardo un film (Italiaans)

195
Q

Televisie (Italiaans)

A

Televisione (Italiaans)

196
Q

Ik kijk naar de televisie (Italiaans)

A

Guardo la televisione (Italiaans)

197
Q

Muziek (Italiaans)

A

Musica (Italiaans)

198
Q

Ik luister naar muziek (Italiaans)

A

Ascolto musica (Italiaans)

199
Q

Dansen (Italiaans)

A

Ballare (Italiaans)

200
Q

Ik houd van dansen (Italiaans)

A

Mi piace ballare (Italiaans)

201
Q

Zingen (Italiaans)

A

Cantare (Italiaans)

202
Q

Ik houd van zingen (Italiaans)

A

Mi piace cantare (Italiaans)

203
Q

Eten (Italiaans)

A

Cibo (Italiaans)

204
Q

Ik hou van eten (Italiaans)

A

Mi piace il cibo (Italiaans)

205
Q

Drinken (Italiaans)

A

Bere (Italiaans)

206
Q

Ik drink water (Italiaans)

A

Bevo acqua (Italiaans)

207
Q

Koffie (Italiaans)

A

Caffè (Italiaans)

208
Q

Ik drink koffie (Italiaans)

A

Bevo il caffè (Italiaans)

209
Q

Thee (Italiaans)

A

Tè (Italiaans)

210
Q

Ik drink thee (Italiaans)

A

Bevo il tè (Italiaans)

211
Q

Suiker (Italiaans)

A

Zucchero (Italiaans)

212
Q

Ik doe suiker in mijn thee (Italiaans)

A

Metto zucchero nel tè (Italiaans)

213
Q

Zout (Italiaans)

A

Sale (Italiaans)

214
Q

Ik doe zout op mijn eten (Italiaans)

A

Metto il sale sul cibo (Italiaans)

215
Q

Peper (Italiaans)

A

Pepe (Italiaans)

216
Q

Ik doe peper op mijn eten (Italiaans)

A

Metto il pepe sul cibo (Italiaans)

217
Q

Kaas (Italiaans)

A

Formaggio (Italiaans)

218
Q

Ik eet kaas (Italiaans)

A

Mangio formaggio (Italiaans)

219
Q

Vlees (Italiaans)

A

Carne (Italiaans)

220
Q

Ik eet vlees (Italiaans)

A

Mangio carne (Italiaans)

221
Q

Vis (Italiaans)

A

Pesce (Italiaans)

222
Q

Ik eet vis (Italiaans)

A

Mangio pesce (Italiaans)

223
Q

Groenten (Italiaans)

A

Verdura (Italiaans)

224
Q

Ik eet groenten (Italiaans)

A

Mangio verdura (Italiaans)

225
Q

Fruit (Italiaans)

A

Frutta (Italiaans)

226
Q

Ik eet fruit (Italiaans)

A

Mangio frutta (Italiaans)

227
Q

Appel (Italiaans)

A

Mela (Italiaans)

228
Q

Ik eet een appel (Italiaans)

A

Mangio una mela (Italiaans)

229
Q

Scarpe (Skar-pe) (Italiaans)

A

Schoen (Italiaans)

230
Q

Porto le scarpe (Por-toh leh skar-peh) (Italiaans)

A

Ik draag schoenen (Italiaans)

231
Q

Camicia (Ka-mee-cha) (Italiaans)

A

Hemd (Italiaans)

232
Q

Porto una camicia (Por-toh oona ka-mee-cha) (Italiaans)

A

Ik draag een hemd (Italiaans)

233
Q

Pantaloni (Pan-ta-loh-nee) (Italiaans)

A

Broek (Italiaans)

234
Q

Porto dei pantaloni (Por-toh dei pan-ta-loh-nee) (Italiaans)

A

Ik draag een broek (Italiaans)

235
Q

Gonna (Gon-nah) (Italiaans)

A

Rok (Italiaans)

236
Q

Porto una gonna (Por-toh oona gon-nah) (Italiaans)

A

Ik draag een rok (Italiaans)

237
Q

Cappello (Kap-pel-lo) (Italiaans)

A

Hoed (Italiaans)

238
Q

Porto un cappello (Por-toh oon kap-pel-lo) (Italiaans)

A

Ik draag een hoed (Italiaans)

239
Q

Guanti (Gwan-tee) (Italiaans)

A

Handschoenen (Italiaans)

240
Q

Porto i guanti (Por-toh ee gwan-tee) (Italiaans)

A

Ik draag handschoenen (Italiaans)

241
Q

Giacca (Jyak-kah) (Italiaans)

A

Jas (Italiaans)

242
Q

Porto una giacca (Por-toh oona jyak-kah) (Italiaans)

A

Ik draag een jas (Italiaans)

243
Q

Sciarpa (Shyar-pah) (Italiaans)

A

Sjaal (Italiaans)

244
Q

Porto una sciarpa (Por-toh oona shyar-pah) (Italiaans)

A

Ik draag een sjaal (Italiaans)

245
Q

Cappuccio (Kap-poo-cho) (Italiaans)

A

Muts (Italiaans)

246
Q

Porto un cappuccio (Por-toh oon kap-poo-cho) (Italiaans)

A

Ik draag een muts (Italiaans)

247
Q

Maglietta (Mah-lyet-tah) (Italiaans)

A

T-shirt (Italiaans)

248
Q

Porto una maglietta (Por-toh oona mah-lyet-tah) (Italiaans)

A

Ik draag een t-shirt (Italiaans)

249
Q

Completo (Kom-pleh-toh) (Italiaans)

A

Pak (Italiaans)

250
Q

Porto un completo (Por-toh oon kom-pleh-toh) (Italiaans)

A

Ik draag een pak (Italiaans)

251
Q

Ciabatte (Chah-bah-teh) (Italiaans)

A

Pantoffels (Italiaans)

252
Q

Porto le ciabatte (Por-toh leh chah-bah-teh) (Italiaans)

A

Ik draag pantoffels (Italiaans)

253
Q

Pigiama (Pee-jah-mah) (Italiaans)

A

Pyjama (Italiaans)

254
Q

Porto un pigiama (Por-toh oon pee-jah-mah) (Italiaans)

A

Ik draag een pyjama (Italiaans)

255
Q

Schoen (Italiaans)

A

Scarpe (Skar-pe) (Italiaans)

256
Q

Ik draag schoenen (Italiaans)

A

Porto le scarpe (Por-toh leh skar-peh) (Italiaans)

257
Q

Hemd (Italiaans)

A

Camicia (Ka-mee-cha) (Italiaans)

258
Q

Ik draag een hemd (Italiaans)

A

Porto una camicia (Por-toh oona ka-mee-cha) (Italiaans)

259
Q

Broek (Italiaans)

A

Pantaloni (Pan-ta-loh-nee) (Italiaans)

260
Q

Ik draag een broek (Italiaans)

A

Porto dei pantaloni (Por-toh dei pan-ta-loh-nee) (Italiaans)

261
Q

Rok (Italiaans)

A

Gonna (Gon-nah) (Italiaans)

262
Q

Ik draag een rok (Italiaans)

A

Porto una gonna (Por-toh oona gon-nah) (Italiaans)

263
Q

Hoed (Italiaans)

A

Cappello (Kap-pel-lo) (Italiaans)

264
Q

Ik draag een hoed (Italiaans)

A

Porto un cappello (Por-toh oon kap-pel-lo) (Italiaans)

265
Q

Handschoenen (Italiaans)

A

Guanti (Gwan-tee) (Italiaans)

266
Q

Ik draag handschoenen (Italiaans)

A

Porto i guanti (Por-toh ee gwan-tee) (Italiaans)

267
Q

Jas (Italiaans)

A

Giacca (Jyak-kah) (Italiaans)

268
Q

Ik draag een jas (Italiaans)

A

Porto una giacca (Por-toh oona jyak-kah) (Italiaans)

269
Q

Sjaal (Italiaans)

A

Sciarpa (Shyar-pah) (Italiaans)

270
Q

Ik draag een sjaal (Italiaans)

A

Porto una sciarpa (Por-toh oona shyar-pah) (Italiaans)

271
Q

Muts (Italiaans)

A

Cappuccio (Kap-poo-cho) (Italiaans)

272
Q

Ik draag een muts (Italiaans)

A

Porto un cappuccio (Por-toh oon kap-poo-cho) (Italiaans)

273
Q

T-shirt (Italiaans)

A

Maglietta (Mah-lyet-tah) (Italiaans)

274
Q

Ik draag een t-shirt (Italiaans)

A

Porto una maglietta (Por-toh oona mah-lyet-tah) (Italiaans)

275
Q

Pak (Italiaans)

A

Completo (Kom-pleh-toh) (Italiaans)

276
Q

Ik draag een pak (Italiaans)

A

Porto un completo (Por-toh oon kom-pleh-toh) (Italiaans)

277
Q

Pantoffels (Italiaans)

A

Ciabatte (Chah-bah-teh) (Italiaans)

278
Q

Ik draag pantoffels (Italiaans)

A

Porto le ciabatte (Por-toh leh chah-bah-teh) (Italiaans)

279
Q

Pyjama (Italiaans)

A

Pigiama (Pee-jah-mah) (Italiaans)

280
Q

Ik draag een pyjama (Italiaans)

A

Porto un pigiama (Por-toh oon pee-jah-mah) (Italiaans)

281
Q

Scarpe (Skar-peh) (Italiaans)

A

Schoen (Italiaans)

282
Q

Camicia (Ka-mi-tsja) (Italiaans)

A

Hemd (Italiaans)

283
Q

Pantaloni (Pan-ta-lo-ni) (Italiaans)

A

Broek (Italiaans)

284
Q

Gonna (Gon-na) (Italiaans)

A

Rok (Italiaans)

285
Q

Cappello (Kap-pel-lo) (Italiaans)

A

Hoed (Italiaans)

286
Q

Guanti (Gwan-ti) (Italiaans)

A

Handschoenen (Italiaans)

287
Q

Giacca (Dsjakka) (Italiaans)

A

Jas (Italiaans)

288
Q

Sciarpa (Sjaar-pa) (Italiaans)

A

Sjaal (Italiaans)

289
Q

Berretto (Ber-ret-to) (Italiaans)

A

Muts (Italiaans)

290
Q

Maglietta (Ma-ljet-ta) (Italiaans)

A

T-shirt (Italiaans)

291
Q

Completo (Kom-ple-to) (Italiaans)

A

Pak (Italiaans)

292
Q

Pantofole (Pan-to-fo-le) (Italiaans)

A

Pantoffels (Italiaans)

293
Q

Pigiama (Pi-dsjama) (Italiaans)

A

Pyjama (Italiaans)

294
Q

Cravatta (Kra-vat-ta) (Italiaans)

A

Stropdas (Italiaans)

295
Q

Abbigliamento (Ab-bi-glia-men-to) (Italiaans)

A

Kleding (Italiaans)

296
Q

Cappotto (Kap-pot-to) (Italiaans)

A

Jas (Italiaans)

297
Q

Costume da bagno (Kos-too-meh da ba-njo) (Italiaans)

A

Zwembroek (Italiaans)

298
Q

Vestito (Ves-tee-to) (Italiaans)

A

Jurk (Italiaans)

299
Q

Calzini (Kal-tsi-ni) (Italiaans)

A

Sokken (Italiaans)

300
Q

Costume da bagno (Kos-too-meh da ba-njo) (Italiaans)

A

Badpak (Italiaans)

301
Q

Pantaloncini (Pan-ta-lon-tchi-ni) (Italiaans)

A

Korte broek (Italiaans)

302
Q

Occhiali (Ok-ja-li) (Italiaans)

A

Bril (Italiaans)

303
Q

Orologio (O-ro-lo-dsjoo) (Italiaans)

A

Horloge (Italiaans)

304
Q

Braccialetto (Brat-tsja-let-to) (Italiaans)

A

Armband (Italiaans)

305
Q

Collana (Kol-la-na) (Italiaans)

A

Ketting (Italiaans)

306
Q

Anello (A-nel-lo) (Italiaans)

A

Ring (Italiaans)

307
Q

Stivali (Sti-va-li) (Italiaans)

A

Laarzen (Italiaans)

308
Q

Scarpe sportive (Skar-peh spor-tive) (Italiaans)

A

Sportschoenen (Italiaans)

309
Q

Giacca di pelle (Dsjakka di pel-le) (Italiaans)

A

Leren jas (Italiaans)

310
Q

Gilet (Dsjile) (Italiaans)

A

Gilet (Italiaans)

311
Q

Camicia a maniche lunghe (Ka-mi-tsja a ma-ni-keh loon-ghe) (Italiaans)

A

Overhemd met lange mouwen (Italiaans)

312
Q

Camicia a maniche corte (Ka-mi-tsja a ma-ni-keh kor-teh) (Italiaans)

A

Hemd met korte mouwen (Italiaans)

313
Q

Abito da festa (A-bi-to da fes-ta) (Italiaans)

A

Feestoutfit (Italiaans)

314
Q

Portafoglio (Por-ta-fo-ljo) (Italiaans)

A

Portemonnee (Italiaans)

315
Q

Zaino (Dzai-no) (Italiaans)

A

Rugzak (Italiaans)

316
Q

Valigia (Va-li-dsja) (Italiaans)

A

Koffer (Italiaans)

317
Q

Sedia (Se-di-a) (Italiaans)

A

Stoel (Italiaans)

318
Q

Tavolo (Ta-vo-lo) (Italiaans)

A

Tafel (Italiaans)

319
Q

Divano (Di-va-no) (Italiaans)

A

Bank (Italiaans)

320
Q

Libreria (Li-bre-ria) (Italiaans)

A

Boekenrek (Italiaans)

321
Q

Tenda (Ten-da) (Italiaans)

A

Gordijn (Italiaans)

322
Q

Lampada (Lam-pa-da) (Italiaans)

A

Lamp (Italiaans)

323
Q

Ventilatore (Ven-ti-la-to-re) (Italiaans)

A

Ventilator (Italiaans)

324
Q

Frigorifero (Fri-go-ri-fe-ro) (Italiaans)

A

Koelkast (Italiaans)

325
Q

Microonde (Mi-cro-on-de) (Italiaans)

A

Magnetron (Italiaans)

326
Q

Forno (For-no) (Italiaans)

A

Oven (Italiaans)

327
Q

Lavatrice (La-va-tri-tche) (Italiaans)

A

Wasmachine (Italiaans)

328
Q

Asciugatrice (A-sju-ga-tri-tche) (Italiaans)

A

Droger (Italiaans)

329
Q

Cucina (Koo-tji-na) (Italiaans)

A

Keuken (Italiaans)

330
Q

Quadro (Kwa-dro) (Italiaans)

A

Schilderij (Italiaans)

331
Q

Portachiavi (Por-ta-kia-vi) (Italiaans)

A

Sleutelhanger (Italiaans)

332
Q

Cuscino (Kus-sie-no) (Italiaans)

A

Slaapkamerkussen (Italiaans)

333
Q

Asciugamano (A-sju-ga-ma-no) (Italiaans)

A

Handdoek (Italiaans)

334
Q

Lenzuola (Len-tswo-la) (Italiaans)

A

Bedlinnen (Italiaans)

335
Q

Materasso (Ma-te-ras-so) (Italiaans)

A

Matras (Italiaans)

336
Q

Specchio (Spek-kjo) (Italiaans)

A

Spiegel (Italiaans)

337
Q

Piatto (Pjat-to) (Italiaans)

A

Bord (Italiaans)

338
Q

Forchetta (For-ket-ta) (Italiaans)

A

Vork (Italiaans)

339
Q

Coltello (Kol-tel-lo) (Italiaans)

A

Mes (Italiaans)

340
Q

Cucchiaino (Koek-ki-ai-no) (Italiaans)

A

Theelepel (Italiaans)

341
Q

Bicchiere (Bik-ki-e-re) (Italiaans)

A

Glas (Italiaans)

342
Q

Tazza (Tat-sa) (Italiaans)

A

Kopje (Italiaans)

343
Q

Zuppa (Dzoe-pah) (Italiaans)

A

Soep (Italiaans)

344
Q

Pane (Pa-ne) (Italiaans)

A

Brood (Italiaans)

345
Q

Carne (Car-ne) (Italiaans)

A

Vlees (Italiaans)

346
Q

Pesce (Pes-tje) (Italiaans)

A

Vis (Italiaans)

347
Q

Verdure (Ver-dur-e) (Italiaans)

A

Groente (Italiaans)

348
Q

Frutta (Froet-ta) (Italiaans)

A

Fruit (Italiaans)

349
Q

Schoen (Italiaans)

A

Scarpe (Skar-peh) (Italiaans)

350
Q

Hemd (Italiaans)

A

Camicia (Ka-mi-tsja) (Italiaans)

351
Q

Broek (Italiaans)

A

Pantaloni (Pan-ta-lo-ni) (Italiaans)

352
Q

Rok (Italiaans)

A

Gonna (Gon-na) (Italiaans)

353
Q

Hoed (Italiaans)

A

Cappello (Kap-pel-lo) (Italiaans)

354
Q

Handschoenen (Italiaans)

A

Guanti (Gwan-ti) (Italiaans)

355
Q

Jas (Italiaans)

A

Giacca (Dsjakka) (Italiaans)

356
Q

Sjaal (Italiaans)

A

Sciarpa (Sjaar-pa) (Italiaans)

357
Q

Muts (Italiaans)

A

Berretto (Ber-ret-to) (Italiaans)

358
Q

T-shirt (Italiaans)

A

Maglietta (Ma-ljet-ta) (Italiaans)

359
Q

Pak (Italiaans)

A

Completo (Kom-ple-to) (Italiaans)

360
Q

Pantoffels (Italiaans)

A

Pantofole (Pan-to-fo-le) (Italiaans)

361
Q

Pyjama (Italiaans)

A

Pigiama (Pi-dsjama) (Italiaans)

362
Q

Stropdas (Italiaans)

A

Cravatta (Kra-vat-ta) (Italiaans)

363
Q

Kleding (Italiaans)

A

Abbigliamento (Ab-bi-glia-men-to) (Italiaans)

364
Q

Jas (Italiaans)

A

Cappotto (Kap-pot-to) (Italiaans)

365
Q

Zwembroek (Italiaans)

A

Costume da bagno (Kos-too-meh da ba-njo) (Italiaans)

366
Q

Jurk (Italiaans)

A

Vestito (Ves-tee-to) (Italiaans)

367
Q

Sokken (Italiaans)

A

Calzini (Kal-tsi-ni) (Italiaans)

368
Q

Badpak (Italiaans)

A

Costume da bagno (Kos-too-meh da ba-njo) (Italiaans)

369
Q

Korte broek (Italiaans)

A

Pantaloncini (Pan-ta-lon-tchi-ni) (Italiaans)

370
Q

Bril (Italiaans)

A

Occhiali (Ok-ja-li) (Italiaans)

371
Q

Horloge (Italiaans)

A

Orologio (O-ro-lo-dsjoo) (Italiaans)

372
Q

Armband (Italiaans)

A

Braccialetto (Brat-tsja-let-to) (Italiaans)

373
Q

Ketting (Italiaans)

A

Collana (Kol-la-na) (Italiaans)

374
Q

Ring (Italiaans)

A

Anello (A-nel-lo) (Italiaans)

375
Q

Laarzen (Italiaans)

A

Stivali (Sti-va-li) (Italiaans)

376
Q

Sportschoenen (Italiaans)

A

Scarpe sportive (Skar-peh spor-tive) (Italiaans)

377
Q

Leren jas (Italiaans)

A

Giacca di pelle (Dsjakka di pel-le) (Italiaans)

378
Q

Gilet (Italiaans)

A

Gilet (Dsjile) (Italiaans)

379
Q

Overhemd met lange mouwen (Italiaans)

A

Camicia a maniche lunghe (Ka-mi-tsja a ma-ni-keh loon-ghe) (Italiaans)

380
Q

Hemd met korte mouwen (Italiaans)

A

Camicia a maniche corte (Ka-mi-tsja a ma-ni-keh kor-teh) (Italiaans)

381
Q

Feestoutfit (Italiaans)

A

Abito da festa (A-bi-to da fes-ta) (Italiaans)

382
Q

Portemonnee (Italiaans)

A

Portafoglio (Por-ta-fo-ljo) (Italiaans)

383
Q

Rugzak (Italiaans)

A

Zaino (Dzai-no) (Italiaans)

384
Q

Koffer (Italiaans)

A

Valigia (Va-li-dsja) (Italiaans)

385
Q

Stoel (Italiaans)

A

Sedia (Se-di-a) (Italiaans)

386
Q

Tafel (Italiaans)

A

Tavolo (Ta-vo-lo) (Italiaans)

387
Q

Bank (Italiaans)

A

Divano (Di-va-no) (Italiaans)

388
Q

Boekenrek (Italiaans)

A

Libreria (Li-bre-ria) (Italiaans)

389
Q

Gordijn (Italiaans)

A

Tenda (Ten-da) (Italiaans)

390
Q

Lamp (Italiaans)

A

Lampada (Lam-pa-da) (Italiaans)

391
Q

Ventilator (Italiaans)

A

Ventilatore (Ven-ti-la-to-re) (Italiaans)

392
Q

Koelkast (Italiaans)

A

Frigorifero (Fri-go-ri-fe-ro) (Italiaans)

393
Q

Magnetron (Italiaans)

A

Microonde (Mi-cro-on-de) (Italiaans)

394
Q

Oven (Italiaans)

A

Forno (For-no) (Italiaans)

395
Q

Wasmachine (Italiaans)

A

Lavatrice (La-va-tri-tche) (Italiaans)

396
Q

Droger (Italiaans)

A

Asciugatrice (A-sju-ga-tri-tche) (Italiaans)

397
Q

Keuken (Italiaans)

A

Cucina (Koo-tji-na) (Italiaans)

398
Q

Schilderij (Italiaans)

A

Quadro (Kwa-dro) (Italiaans)

399
Q

Sleutelhanger (Italiaans)

A

Portachiavi (Por-ta-kia-vi) (Italiaans)

400
Q

Slaapkamerkussen (Italiaans)

A

Cuscino (Kus-sie-no) (Italiaans)

401
Q

Handdoek (Italiaans)

A

Asciugamano (A-sju-ga-ma-no) (Italiaans)

402
Q

Bedlinnen (Italiaans)

A

Lenzuola (Len-tswo-la) (Italiaans)

403
Q

Matras (Italiaans)

A

Materasso (Ma-te-ras-so) (Italiaans)

404
Q

Spiegel (Italiaans)

A

Specchio (Spek-kjo) (Italiaans)

405
Q

Bord (Italiaans)

A

Piatto (Pjat-to) (Italiaans)

406
Q

Vork (Italiaans)

A

Forchetta (For-ket-ta) (Italiaans)

407
Q

Mes (Italiaans)

A

Coltello (Kol-tel-lo) (Italiaans)

408
Q

Theelepel (Italiaans)

A

Cucchiaino (Koek-ki-ai-no) (Italiaans)

409
Q

Glas (Italiaans)

A

Bicchiere (Bik-ki-e-re) (Italiaans)

410
Q

Kopje (Italiaans)

A

Tazza (Tat-sa) (Italiaans)

411
Q

Soep (Italiaans)

A

Zuppa (Dzoe-pah) (Italiaans)

412
Q

Brood (Italiaans)

A

Pane (Pa-ne) (Italiaans)

413
Q

Vlees (Italiaans)

A

Carne (Car-ne) (Italiaans)

414
Q

Vis (Italiaans)

A

Pesce (Pes-tje) (Italiaans)

415
Q

Groente (Italiaans)

A

Verdure (Ver-dur-e) (Italiaans)

416
Q

Fruit (Italiaans)

A

Frutta (Froet-ta) (Italiaans)