INTRODUCTIE IN HET DOMEIN VAN ANTROPOLOGIE EN RETORIEK: BEGRIPPEN UIT DE NIEUWE RETORIEK MET PERSPECTIEVEN OP EDUCATIE Flashcards
Verbind retoriek aan de mens als homo symbolicus
De manier waarop mensen worden overtuigd van de funderingen in een wereld. Hierbij speelt taal en media een belangrijke rol. De mens is een homo symbolicus die behoort tot de wereld van de natuur maar gebruik maakt van symbolen (taal) om te communiceren. Dit is essentieel gereedschap om betekenis en zin te creëren. Dit omvat dus de mens als homo sapiens, homo faber en homo significans. Retoriek is hierbij ook een gereedschap waarmee we beperkingen en ontsporingen van de taal in het oog houden.
Wat wordt bedoeld met de uitspraak van de mens als “symbol-using” en “mis-using animal”? Wat vertelt zo’n uitspraak over de mens (versus het dier)? Wat leren we hieruit over het belang van taal?
Filosofen zijn door de eeuwen heen altijd al gefascineerd geweest door de vraag: wanneer spreken we van de mens? Hierop geeft Kenneth Burke een antwoord:
Hij ziet de mens als een Homo Symbolicus: want een mens onderscheid zich door het gebruik van complexe symbolen (gebaren en lichaamstaal), in tegenstelling tot dieren. .-> de mens is een symbol-using animal. Dieren maken geen gebruik van symbolen, maar enkel van tekens. Tekens zijn veel minder complex dan symbolen.
Volgens Burke gebruiken mensen symbolen om de werkelijkheid af te beelden en/ of om een andere werkelijkheid te verbeelden, om te verbeelden en/of te overtuigen, om te denken en/of te communiceren => taal is dus een onderdeel van symbolen
Deze uitspraak vertelt dat de omschrijving van de mens als die dat symbolen gebruikt, suggereert dat de mens enerzijds tot de wereld van de natuur behoort, maar zich anderzijds er ook van onderscheidt. Een belangrijk voorbeeld hiervan is taal. Dit is het grote verschil met dieren. Mensen kunnen taal gebruiken (vorm van handelen) en zich op die manier veel beter uitdrukken dan dieren die geen taal gebruiken. Vb. mensen vechten voor veel complexere dingen dan dieren. Dieren vechten niet voor de betekenis van symbolen, maar reageren op natuurlijke signalen (instinctief).
Maar Burke voegt hij ook ‘mis-using aan toe: hierdoor problematiseert hij het symboolgebruik. Toch maken mensen soms ook gebruik van mis-using. Vb. rellen tussen voetbalploegen, het symbool van de ploegen wordt misbruikt.
Wat leren we specifiek over de rol van taal als een medium om de werkelijkheid te representeren?
Burke verbindt de menselijke neiging om betekenis te zoeken met de al even menselijke eigenschappen om gereedschappen te ontwikkelen. De mens is een homo symbolicus die behoort tot de wereld van de natuur maar gebruik maakt van symbolen (taal) om te communiceren.
Maar de taal die wij hanteren is een bril die we opzetten om de werkelijkheid vanuit een bepaald perspectief te bekijken die andere perspectieven uitsluit. Zo creëren we een scherm (terministic screen). We filteren onze aandacht.
Volgens Burke gebruiken mensen symbolen om de werkelijkheid af te beelden en/ of om een andere werkelijkheid te verbeelden, om te verbeelden en/of te overtuigen, om te denken en/of te communiceren => taal is dus een onderdeel van symbolen en dat onderscheid de mens van de dieren
Met taal begint volgens Burke dus ook de cultuur want de menselijke cultuur ontstaat op het moment dat mensen symbolen ontwikkelen en gebruiken.
Hiermee beweren we niet dat het leven enkel uit taal bestaat, maar taal is wel een essentieel gereedschap voor de mens.
Mensen benaderen de werkelijkheid via de zintuigen en de hersenen, daarna wordt deze werkelijkheid vertaald naar taal. MAAR: we representeren dus altijd een versie van de werkelijkheid! Want de taal die we gebruiken om de werkelijkheid te representeren, kleurt steeds onze beschrijving!
Vb. René Magritte: ‘Ceci n’est pas une pipe’ (a way of seeing is a way of not seeing= je kijkt naar iets op een bepaalde manier, en daardoor zie je iets anders niet). We gebruiken taal om de werkelijkheid te representeren, maar taal dient eerder beschreven te worden als een bril, of verschillende brillen die ze op- en afzetten.
We kunnen dus ons perspectief veranderen door een andere bril op te zetten (en dus een andere taal te gebruiken) want door een andere bril op te zetten, krijgen we aspecten te zien die we eerder niet gezien hadden.
Motto van Burke: ‘ A way of seeing is a way of not seeing’. Dit motto impliceert dat als we ons eigen of andermans gedachten willen veranderen, we andere perspectieven (andere taal) dienen te gebruiken.
Reflectie is een weerspiegeling van de realiteit. Je maakt een selectie van de realiteit. Iedereen ziet en let op andere dingen. Hierdoor ontstaat er deflectie, vertekening van de werkelijkheid. Door de deflectie kunnen mensen dingen op een verschillende manier zien. Selectie is dus een deflectie.
Vb. de technologische vernieuwingen: jongeren zijn hier enthousiast over, maar ouderen zien dit niet als iets positiefs, het is onhandig in hun ogen.
Welke rol kan de Homo Rhetoricus spelen? Wat leren we uit retoriek als een gereedschapskist over taalgebruik?
De manier waarop mensen worden overtuigd van de funderingen in een wereld. Hierbij speelt taal en media een belangrijke rol. De mens is een homo symbolicus die behoort tot de wereld van de natuur maar gebruik maakt van symbolen (taal) om te communiceren. Dit is essentieel gereedschap om betekenis en zin te creëren. Dit omvat dus de mens als homo sapiens (betekenis en zin), homo faber (gereedschap) en homo significans (betekenis en zin). Retoriek is hierbij ook een gereedschap waarmee we beperkingen en ontsporingen van de taal in het oog houden.
Taal creëert heel wat mogelijkheden, maar impliceert dus ook wantrouwen, want taal is dus ook verbonden met beperkingen->daarom is het belangrijk dat we zicht krijgen in de manier waarop we taal gebruiken. En retoriek helpt ons daarbij (want retoriek is als een gereedsschapskist)
Wanneer we taal gebruiken, gaan we onvermijdelijk in termen van hiërarchieën en/of tegenstellingen werken. Bv we spreken steeds in termen van positief, negatief, goed of kwaad,.. Dat we dit doen, bv spreken aan de hand van goed en kwaad, hoeft niet perse verkeerd te zijn, maar wel als hierdoor ons zicht beperkt wordt. Daardoor kunnen we eenvoudige tegenstellingen gebruiken voor complexe problemen.Hier ontstaat dan de zondebok, die steeds het ‘kwaad’ representeert.
Retoriek kan geprojecteerd worden op een zondebok (=iets dat men offert). Vb. WO zondebok waren de joden, ze werden ‘afgeslacht’ want zij waren slecht in de ogen van de Nazi’s (Hitler).
Daarom waarschuwt Burke ons te letten op het gevaar van deze politieke retoriek. Maar het gaat ruimer dan enkel over politiek!
Het gevaar zit ook in de taal zelf ingebakken. Want we kunnen niet aan de taal ontsnappen, omdat we niet anders kunnen dan de werkelijkheid via taal symbolisch te benaderen, maar op die manier kunnen we dus ook niet ontsnappen aan de interpretaties!: -> A way of seeing, is a way of not seeing. Doordat je iets ziet, gaan andere dingen die te zien zijn verloren aan je zicht. Hierdoor zie je maar een deel van de realiteit. Je selecteert dingen.
Bv: een zonsondergang kunnen we interpreteren als het einde van een mooie dag of het begin van een romantische avond
Retoriek wordt traditioneel beschreven als de kunst van het overtuigen. Burke corrigeerde die traditie door te focussen op het begrip identificatie (identification) gecombineerd met verschil (division). Hiermee maakte hij een onderscheid tussen oude (vaardigheden, les over geven) en nieuwe retoriek (media, politiek).
Wat leren we over het verschil tussen mens en dier vanuit de beschrijving van de mens als ‘symbol using animal’?
Burke ziet de mens als een Homo Symbolicus: want een mens onderscheid zich door het gebruik van complexe symbolen (gebaren en lichaamstaal), in tegenstelling tot dieren. .-> de mens is een symbol-using animal. Dieren maken geen gebruik van symbolen, maar enkel van tekens. Tekens zijn veel minder complex dan symbolen.
Mensen zijn dieren die symbolen (bv taal) gebruiken.
Dieren reageren op natuurlijke signalen, terwijl mensen ingewikkelde culturele symboolsystemen aanleren. Dieren kunnen wel een wereldbeeld hebben maar geen complexe filosofie zoals mensen wel hebben. Dieren hebben ook taal maar mensen blijken een bijzondere aanleg te hebben om heel complexe vormen van taal aan te leren. Mensen kunnen communiceren en leggen dit vast via diverse media.
Bv: een vogel kan niet communiceren naar een andere vogel, om te voorkomen dat elke vogel steeds opnieuw dezelfde fout maak bv tegen een raam vliegen.
Burke zegt dat het gebruik van symbolen op een complex niveau, een menselijke eigenschap is. Hierdoor is het gedrag tussen mens en dier enorm verschillend. Heel wat biologisch onderzoek toont aan dat sommige dieren bijzonder complexe talen hebben ontwikkeld, maar menselijk taalgebruik blijkt toch ‘anders’. (maar dus niet persé beter)
Wat leren we specifiek over onderwijs?
Mensen worden in tegenstelling tot dieren eigenlijk ‘onuitgerust’ geboren worden om te overleven in een bepaalde cultuur.
Want kinderen moeten ingeleid worden in een cultuur, kinderen moeten opgevoed worden en hoe complexer de cultuur waarin hij/zij leeft hoe langer die scholing duurt
> Indien je geboren wordt, en een cultuur binnentreedt moet je symbolen van een bepaalde groep ook leren om deel te kunnen uitmaken van die cultuur.
Om deze symbolen aan te leren (socialistatie) zijn er instituties en media ontwikkeld
Onderwijs is een vorm van institutie die ons moeten inleiden in de verschillende symbolensystemen. MAAR dit moet wel kritisch gebeuren! We moeten niet alleen vaardig worden in symbolengebruik maar ook als gebruikers ‘symbol wise’ worden. (deze kriticiteit is typisch voor de retoriek en zorgt dus ook voor de legitimatie van retoriek)
Keuzes worden bepaald door onderwijs. Zo studeren jongeren vaak tot hun 25e.
Beschrijf de rol van retoriek en antropologie in het creëren van een mensbeeld en onderzoeksperspectief. Beschrijf de relatie tussen biologie en cultuur in het algemeen en focus op de evolutietheorie in het bijzonder.
Burke werd ook door de antropologie geïnspireerd.
Geertz argumenteert voor een mensbeeld en passend onderzoeksperspectief het volgende:
‘We are animals ‘suspended in the webs of significance’ we ourselves have spun. Culture is the web. So: the analysis of it to be therefore not an experimental science in search of law but an interpretative one in search of meaning’
Het doel van exacte wetenschappen is onze kennis te verruimen, maar voor de betekenis- en zingeving zijn de humane wetenschappen noodzakelijk-> hierdoor wordt de menswetenschappen (bv antropologie) gelegitimeerd (want zij geven aandacht voor het gebruik van symbolen)
De antropologie treedt (vanuit zijn aandacht voor symbolen) in dialoog met biologie, hersenwetenschappen, cognitieve psychologie,..)
= dit wil zeggen dat taal vanuit verschillende perspectieven ontwikkeld is (vanuit de evolutionaire antropologie, biologie, sociobiologie, evolutietheorie,..
Want:
Aan de ene kant situeert het leren van taal zich in de hersenen van een kind en/of van diegene die de taal aanleert, dit is biologisch. Aan de andere kant echter situeert het proces zich ook buiten de hersenen, met name in de taal zelf. Er is dus sprake van een co-evolutie van mens en taal, waarbij de taal zich verder ontwikkelde en waardoor nieuwe eisen werden gesteld aan de gebruikers (de mens).
We zouden hier taal ruim willen interpreteren tot alle symbolische systemen (naast woord ook beeld, naar muziek ook wiskunde…).
Volgens Burke zijn er dus drie domeinen: het biologische (waarin we geboren worden), het symbolische (wat we kunnen leren) en het persoonlijke (dat een combinatie is van het biologische en het persoonlijke)
De mens heeft dus langs de ene kant de genetische mogelijkheid om complexe symbolen (taal en dus cultuur) te ontwikkelen, langs de andere kant heeft die genetische bepaaldheid (om cultuur te creëren) ook een invloed op de menselijke evolutie (evolutietheorie)
Evolutionair gezien is het feit dat we taal gebruiken een enorme sprong in het ontstaan van de menselijke cultuur. We moeten dus op zoek gaan naar de plaats van taalontwikkeling in de menselijke evolutie, en de functie van taal creëert een antropologisch perspectief voor verder onderzoek.)
Vanaf de mens zich kon losmaken van de elementaire behoeften zoals honger en dorst, ontstonden tal van andere domeinen kunst, wiskunde, filosofie, ..Vb. honger wordt cultuur: diëten, chic gaan uiteten…, zich kleden wordt onderdeel van de modewereld.
1) Beschrijf de visie op onderwijs in het bijzonder vanuit deze inzichten.
Want kinderen moeten ingeleid worden in een cultuur, kinderen moeten opgevoed worden en hoe complexer de cultuur waarin hij/zij leeft hoe langer die scholing duurt
> Indien je geboren wordt, en een cultuur binnentreedt moet je symbolen van een bepaalde groep ook leren om deel te kunnen uitmaken van die cultuur.
Om deze symbolen aan te leren (socialistatie) zijn er instituties en media ontwikkeld
Onderwijs is een vorm van institutie die ons moeten inleiden in de verschillende symbolensystemen. MAAR dit moet wel kritisch gebeuren! We moeten niet alleen vaardig worden in symbolengebruik maar ook als gebruikers ‘symbol wise’ worden. (deze kriticiteit is typisch voor de retoriek en zorgt dus ook voor de legitimatie van retoriek)
Het onderwijs leert je dus talen, de codes van de verschillende taalspelen
Wat leren we uit het verschil tussen bewegen (motion) en handelen (action)? Beschrijf een eigen voorbeeld om dit verschil te verduidelijken.
Mensen leven binnen de natuur waar dingen bewegen, wij groeien als planten, reageren instinctief als dieren maar handelen als mensen met (culturele) motieven.
Ons gedrag wordt dus in hoge mate bepaald door biologische behoeften en beperkingen, maar ook door culturele behoeften. Het onderscheid tussen bewegen (motion) en handelen (action) speelt zich af op een glijdende schaal. Zonder natuur is geen menselijk handelen mogelijk. In de woorden van Burke: handelen is niet denkbaar zonder bewegen, maar maar bewegen is wel denkbaar zonder handelen. Mensen leven in beide werelden: in de natuur en de cultuur.
Het verschil tussen action en motion bestaat ook vanuit een filosofische invulling, namelijk het verschil tussen lichaam en geest door Descartes omschreven als dualisme. Burke beklemtoont de wisselwerking tussen fysieke en psychische. Je hebt een reaction die een persoonlijk motief is en een response die een instinct is.
Voorbeeld: Twee dieren die vechten met elkaar. Dit gaat puur om hun instincten om bijvoorbeeld eten te hebben. Indien twee mensen vechten, zit daar iets meer achter. Zo kan iemand vechten omdat de andere een glas bier in het gezicht van zijn vriendin heeft gegooid. Hij wordt kwaad en wilt z’n vriendin beschermen en start daarom een gevecht.
Burke staat dus kritisch tegenover de technologisering van de wereld, waarin de mens als machine steeds dominanter wordt.
Actueel: deze kritiek horen we ook binnen diverse instituties: bv in het onderwijs waar managementdenken domineert (want meten is weten))
Wat betekent het onderscheid voor de ‘two cultures’ (harde en zachte wetenschappen)?
Burke zegt dat er een onderscheid moet gemaakt worden tussen perspectieven op het beeld nl.: fysieke wetenschappen (harde wetenschappen) focussen op bewegingen uit de natuur en mens- of geesteswetenschappen (zachte wetenschappen) focussen op intentioneel handelen en de reflectie die daarbij hoort.
Dit onderscheid doet meer dan beschrijven, het waarschuwt ons voor het gevaar de bril van de fysieke wetenschappen te verwarren met de bril van de geesteswetenschappen. Concreet legt Burke een verband tussen sciëntisme (= ‘bewegen’) en suggereert hij een andere benadering voor het begrijpen van het menselijk handelen (= dramatisme.)
Wat betekent het debat voor de humane wetenschappen?
Dit debat over nieuwe retoriek introduceren we dan ook als een manier om het perspectief van de humane wetenschappen te verdedigen, waarbinnen retoriek als gereedschap kan beschreven worden. Menselijk handelen bestaat uit meer dan louter handelen, mensen analyseren, interpreteren en evalueren. En dat gebeurt dus door te symboliseren, in taal. Burke maakt een onderscheid tussen non-symbolic motion en symbolic action. Mensen handelen niet alleen, ze kunnen zichzelf observeren terwijl ze handelen. Retoriek leert mensen “to be observers of themselves, while acting”. We interpreteren niet alleen, maar interpreteren ook onze interpretaties. Link met discours analyse uit interpretatieve onderzoeksmethoden?
Wat leren we over menselijk handelen door het benaderen als drama/toneel?
Aandacht voor taal staat centraal in het werk van Burke: Verwoorden is een vorm van symbolisch en dus menselijk handelen.
Retoriek is een gereedschapskoffer: om te sleutelen en om te begrijpen hoe en waarom we begrippen hanteren en hoe we daaraan betekenis bricoleren.
= om deze processen te onderzoeken (wat retoriek doet): moeten we volgens Burke het menselijk gedrag/handelen als een toneel/drama benaderen
De mens als symboolgebruiker (symbolic action), maar dit menselijk gedrag kunnen we maar begrijpen als we dit gedrags beschrijven als een drama (dramatic action)
(het dier dat symbolen gebruikt (Homo Symbolicus), blijkt ook een dier dat verhalen vertelt (Homo Narrans), een dier dat acteert ( Homo Dramaticus) en een dier dat speelt (Homo Ludens)
Maar bij Burke staat het leven als drama centraal.
Een mens treedt de cultuur binnen door een bepaalde rol te leren spelen, door een bepaald scenario en/of bepaalde regels te volgen. (dit betekent niet dat mensen die regels of scenario’s niet kunnen betwisten of wijzingen)
We komen steeds in een toneelstuk terecht, waarin we een rol moeten opnemen, zoeken of uitvinden
Bij de beschrijving van het leven als toneel, hoort de gedachte dat mensen in het echte leven ook kunnen reflecteren op de rol die ze spelen. Als we de motieven van mensen willen begrijpen dan moeten we onderzoeken hoe ze een bepaald gedrag schrijven. ( de retoriek zal namelijk die verwoordingen onderzoeken bv waarom mensen op een bepaalde manier handelen )
Het metafoor van het theater houdt dus zowel het perspectief in op het leven als een methode om op dat perspectief te reflecteren. Theater (dramatic) wordt dus door Burke verbonden met methode (dramatism). Niet uit het oog verliezend uiteraard dat het leven niet alleen maar een toneel of verhaal zou zijn.
Beschrijf dit perspectief vanuit de pentad. Wat bedoelen we met een pentadische analyse? Beschrijf de elementen en pas ze toe op een (eventueel zelf gekozen) voorbeeld
Burke introduceerde een concrete methodologie ( een manier om de verwoordingen te onderzoeken)
Het is een methode die analyseert hoe mensen hun gedrag verklaren voor zichzelf en anderen. Het Pentad bestaat uit 5 vragen:
- Wat is er gebeurd?
- Wie heeft het gedaan?
- Waar is het gebeurd?
- Wanneer is het gebeurd?
- Hoe en waarom is het gebeurd?
Deze vragen komen in het model van het pentad als volgt:
- Wat (act)
- Wie (agent)
- Waar (scene)
- Hoe (agency)
- Waarom (purpose)
- Op welke manier(botsing agent en scene)
Specifieke betekenissen komen in beeld door aspecten uit deze pentad te selecteren en met elkaar te verbinden(= ratio die tekening) bv door een botsing tussen agent en scene
Elke antwoord op 1 van de vragen wordt onvermijdelijk gekleurd door het selecteren en interpreteren van bepaalde aspecten. Ook hier constateren we dat selectie onvermijdelijk deflectie is.
We zullen dus een bepaald verhaal creëren (interpretatie) en zo’n interpretatie is onvermijdelijk een vereenvoudiging van de complexiteit
Voorbeeld:
- Act: eten in de les
- Agent: docent
- Scene: in het auditorium van de universiteit
- Agency: er wordt les gegeven met een ppt
- Purpose: les volgen
- Botising agent en scene: docent (agent) wilt niet dat er gegeten wordt tijdens de les (scene). Hij wilt dat er volledige aandacht voor de les is.
Wat wordt bedoeld met kunst als gereedschap?
Retoriek/kunst/literatuur is volgens Burke een gereedschapskoffer: om te sleutelen en om te begrijpen hoe en waarom we begrippen hanteren en hoe we daaraan betekenis bricoleren.
Het woord gereedschap suggereert dat kunst (en dus ook literatuur) bepaalde functies kan vervullen. Deze functies kunnen zowel negatief als positief zijn. Je kan zowel goed als slecht gereedschap hebben. Men moet zich steeds bewust zijn van z’n frame (terministic screen): elke way of seeing wordt vergezeld door a way of not seeing.
Burke gaat dus op zoek naar een antwoord op de vraag: hoe werkt literatuur? Hoe werkt taal? (omdat hij zo kan achterhalen welke functie literatuur/taal/ kunst kan vervullen)
Om die reden gaat hij op zoek naar een element die belangrijk is binnen het dagelijkse taalgebruik namelijk de proverbs (= de spreekwoorden, zegswijzen, algemene wijsheden..)
= want door proverbs te onderzoeken wordt duidelijk welke betekenis we aan deze proverbs geven en wat voor functie dit heeft..
= bovendien worden dergelijke spreekwoorden (proverbs) ook vaak gebruikt om te overtuigen (typisch voor retoriek)
Bv spreekwoorden worden vaak gehanteerd om een bepaalde betekenis te verlenen vc om te troosten, om te waarschuwen, te relativeren,.. (het heeft dus een functie)
Spreekwoorden spelen dus een belangrijke rol in taal en vertellen ons iets over de spreker en over de cultuur waarin de spreker leeft.
Bv een volk maakt vaak gebruik maakt van de zegswijze: na regen komt zonneschijn (hierdoor wordt duidelijk welke betekenissen zij geven aan het leven)
Wat wordt bedoeld met een ‘representative anecdote’
Representive impliceert dat de anekdote iets vertegenwoordigt, het is een representatie van een bepaalde situatie (het is dus een selectie, maar ook een deflectie), maar het betekent ook ‘toonaangevend’.
Zo een anekdote is een manier om te verwoorden wat we belangrijk vinden. Het zijn dus de ‘strategic answers, stylized answers’. Gestileerde antwoorden suggereren hoe naast de inhoud ook de vorm van belang is. Strategische antwoorden suggereren de manier waarop we taal gebruiken en verhalen vertellen ook strategisch is. Naast de inhoud (gereedschapskist) speelt ook de vorm een belangrijke rol volgens Burke.
Bij retoriek is niet enkel de inhoud, maar ook de vorm belangrijk (de manier waarop je iets overbrengt zie les interpret. Onderzoeksmeth discours analyse): op die manier zullen bv politikers ons manipuleren (door de manier waarop ze iets verkondigen)
Deze annecdotes (verhalen) kunnen een blijvende rol spelen in een cultuur, op die manier wordt een anekdote een soort van mythe