Internationale Betrekkingen 1 Flashcards

1
Q

wat houdt Internationale Betrekkingen in?

A
  • Conflicten tussen landen
  • Samenwerking tussen landen
  • Relaties en interacties tussen landen en staten
    IB gaat over thema’s die ons allen aangaan zoals oorlog, globalisering, mensenrechten en internationale veiligheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een staat?

A

Een land en bestuur met rechtspersoonlijkheid en vaste grenzen (republiek of koninkrijk)
- Regering of hoge macht of dictator; iemand die beslist in een land wat er gaat gebeuren
- Zelfbeschikkingsrecht; hoeft geen verantwoording af te leggen aan een ander land, land mag zelf kiezen wat er gebeurt en waarom je dingen doet en inricht
- Regering staat aan het hoofd van de staat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een soevereine staat?

A

Soevereine is zelf beslissen in je eigen land (regering), geen verklaring afleggen
- Territorium met grenzen
- Permanente bevolking
- Onafhankelijke macht aan het hoofd
- Bijna 200 staten in de wereld
- De soevereine staat is het beginpunt van bijna alle IR-theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is soevereiniteit?

A
  • Zelfbeschikkingsrecht
  • Voeren van het hoogste gezag binnen grondgebied
  • Geen verantwoording afleggen
  • Piraterij versus genocide
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de rol van de staat?

A

Verzorgen van:
- Veiligheid
- Vrijheid
- Orde
- Gerechtigheid/rechtspraak
- Welvaart
- Veel staten trachten dit te doen, sommige doen dit niet of nauwelijks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe kwam de VN tot stand?

A

wilde voorkomen dat er nog een oorlog zou komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar is de koude oorlog door beëindigd

A

Er moest meer openheid en meer ruimte komen in het land door de president toen van de Sovjet-Unie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Strong/Failed states?

A

Weak States & Strong States
- Laag ‘empirical statehood’ betekent dat staten zwakke instituties hebben, economisch vaak onderontwikkeld zijn en er weinig nationale eenheid is
- Wij noemen dit soort staten ‘weak states’ of zwakke staten. De allerzwakste staten worden ook wel ‘failed states’ of gefaalde staten genoemd
- ‘Staat als een overheid vs. ‘staat als een land’
- Intern is de overheid soeverein (de overheid is het hoogste gezag binnen het land)
- Kenmerken failed states: verlies controle geweldsmonopolie, afname autoriteit collectieve beslissingen, geen/weinig publieke diensten, onvolwaardig lid internationale gemeenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is Strong/Weak power?

A
  • Staten kunnen ook een strong of weak power zijn, dit heeft betrekking op de militaire macht van staten
  • Strong power: een staat als militaire grootmacht zijn, Rusland is hier een voorbeeld van
  • Weak power: de staat als een substantiële politieke, economische en nationale eenheid, Nederland is een voorbeeld hiervan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke kenmerken heeft een failed state?

A
  • Verlies controle geweld monopolie
  • Afname autoriteit collectieve beslissingen
  • Geen/weinig publieke diensten
  • Onvolwaardig lid internationale gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem landen met strong state en strong power

A

USA, China, Frankrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Benoem landen met strong state en weak power

A

NL, Singapore

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem landen met werk/failed state en strong power

A

Pakistan, Noord-Korea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem landen met werk/failed state en weak power

A

Somalië, Libië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maar hoe is het statensysteem en de huidige wereldorde eigenlijk ontstaan?

A

De vrede van Westfalen (1648)
- Vrede maakte einde aan Dertigjarige oorlog (huidige Duitsland) en de Tachtigjarige oorlog (Nederland-Spanje)
- Eerste keer dat het idee van staatssoevereiniteit wordt verankerd
- Staten sluiten verdragen zonder toestemming van de kerk
- Erkenning soevereine staat door andere staten wordt hierdoor essentieel
- De institutionele en juridische aard van de staat wordt belangrijker dan de willekeurige en persoonlijke aard
- In de praktijk wordt staatsoevereiniteit nog maar beperkt erkend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke revoluties in de 18e eeuw?

A
  • Amerikaanse revolutie
  • Franse revolutie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Amerikaanse revolutie

A

Britse koloniën in Noord-Amerika nam de bevolking geen genoegen meer met bestuur vanuit het Europese moederland, bewoners van de 13 provincies keerde zich tegen de hoge Britse belastingen:

  • ‘No taxation without representation’
  • 4 juli 1776 verklaarden de VS zich onafhankelijk van de Britten: onafhankelijkheidsverklaring
  • Amerikaanse grondwet 1787 maakt VS voorbeeld voor de wereld (Frankrijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Franse Revolutie

A

Amerikaanse grondwet 1787 maakt VS voorbeeld voor de wereld:
- Franse revolutie van start in 1787 met de ‘Eed op de Kaatsbaan’ (wilde ook nieuwe grondwet)
- Revoluties in heel Europa volgen, tot ver in de 19e eeuw

19
Q

Gevolgen van de revoluties in Europa

A

Agrarische revolutie en Industriële revolutie

20
Q

Agrarische revolutie

A

(midden 18e eeuw) onder meer door toepassing van wetenschappelijke kennis, deze ontwikkeling in de landbouw zorgt voor een sterke bevolkingsgroei en het einde van de keuterboer

21
Q

Industriële revolutie

A

(midden 18e eeuw) toepassing van technische uitvindingen en ingrijpende maatschappelijke gevolgen van het grootschalige gebruik van uitvindingen: door gebruik van nieuwe mogelijkheden uit de natuur- kolen en stoom maakte de industriële revolutie de samenleving los van vroegere beperkingen. Een veel hoger productieniveau bleek mogelijk en een periode van ‘moderne economische groei’ kwam tot stand

22
Q

Wat waren de gevolgen van de revoluties in Europa

A
  • Einde absolutisme (macht komt niet meer van God)
  • Volk centraal, opkomt Grondwet
  • Uiteindelijk algemeen kiesrecht
23
Q

Congres van Wenen (1815)

A

Door het Congres van Wenen was in 1815 getracht een machtsevenwicht in Europa te scheppen dat oorlogen zou moeten verminderen
- dit was een reactie op de revoluties
- resulteert in het Concert van Europa (1914)

24
Q

De opkomst van naties en nationalisme

A
  • ‘De staat’ is simpelweg een republiek of koninkrijk
  • Natievorming wordt in de 19e eeuw een streven van staten, en hiermee ontstaan nationalisme
25
Q

Wat is een natie

A

Een natie betreft echter een grote groep mensen die bijeen hoort op basis van hun grondgebied, taal, cultuur en die ook een gemeenschappelijk verleden en toekomst heeft

26
Q

Wat is nationalisme

A

Nationalisme is een ideologie die het eigen land als uitgangspunt stelt

27
Q

Wat is absolutisme

A

de absolute monarchie of het vorstelijke absolutisme is een regeringsvorm waarbij de vorst over volledig regerende autoriteit beschikt: hij is biet door wetten gebonden: noch is hij verantwoording verschuldigd

28
Q

Het einde van het concert van Europa

A
  • Congres van Wenen (reactie op revoluties) resulteert het Concert van Europa
  • Zoals de samenwerking tussen de verschillende landen werd genoemd
  • Eenwording van Italië en Duitsland
  • wegvallen machtsevenwicht
  • Koloniaal imperialisme creëert spanning tussen Europese staten
  • Duitse ambities tot expansie binnen Europa onder Keizer Wilhelm II
  • Allianties binnen Europa:
  • Triple Entente (Rusland, GB en Frankrijk)
  • Triple Alliantie (Duitsland, Oostenrijk-Hongarijen en Italië
29
Q

Wat was de aanleiding van de Eerste Wereldoorlog

A
  • Het breed gedeelde gevoel van onveiligheid leidde tot het vormen van allianties tussen de verschillende landen wat uiteindelijk een lokaal conflict op de Balkan tot een Europese oorlog zou doen escaleren. Toch is ook het bestaan van een alliantiesysteem onvoldoende om het uitbreken van de Eerste wereldoorlog te verklaren
  • Veel landen probeerden de aandacht af te leiden van binnenlandse problemen
  • Een derde belangrijke factor was het sterk gevoelde nationalisme in alle Europese landen, nog versterkt door het opgekomen sociaal-darwinisme: een survival of the fittest tussen verschillende staten
  • Het uitbreken van de eerste wereldoorlog: het grote oorlogsenthousiasme in de verschillende landen
30
Q

Wat was de aanleiding van de Tweede Wereldoorlog

A
  • Duitsland verbreekt het Verdrag van Versailles onder de leiding van Hitler
  • In eerste instantie wordt Duitsland expansie toegestaan, maar wanneer Duitsland Polen binnenvalt treden Frankrijk en GB op
  • Duitsland heeft een alliantie met Japan, Japan valt de VS aan en zodoende raakt de VS betrokken bij WOII
  • Op 6 en 9 augustus gebruikte de VS-kernwapens op Japan in een poging WOII te stoppen
  • 2 september 1045 geeft Japan zich over en eindigt WOII
  • Duitsland en Japan verliezen de oorlog en de VS, GB en de Sovjet-Unie zijn de overwinnaars
31
Q

Beëindiging Koude Oorlog

A
  • Halverwege de jaren tachtig had de Sovjet-Unie een enorme economische achterstand opgelopen ten opzichte van de VS en west-europa
  • INF verdrag: overeenkomst wapenbeperking, nucleaire raketten wederzijds afschaffen
  • Sovjet -Unie werd opgeheven
32
Q

Consequenties einde Koude Oorlog

A

Het einde van de koude oorlog had grote gevolgen voor de wereldpolitiek; niet langer stonden twee tot de tanden bewapende supermachten en de door hen geleide allianties tegenover elkaar: een nieuwe wereldorde moest worden geschapen, er kwam een multipolair-systeem; het bestel van kernwapenontmanteling was niet vreedzamer dan tijden de Koude Oorlog

33
Q

Wereldsysteem na Koude Oorlog

A
  • Statensysteem en de machtsverhoudingen na 1945 werden grondig gewijzigd
  • De rol van Europa was internationaal uitgespeeld
  • Frankrijk en GB waren vervallen van de tweede rang
  • Duitsland en Japan waren vernietigd en werden bezet: Duitsland door VS, GB, FR en Sovjet-Unie en Japan alleen door VS
34
Q

Conflict: Koreaanse oorlog 1950

A
  • Eerste open conflict in Koude oorlog
  • Sovjet-Unie & Noord-Korea
  • VS & Noord-Korea; VS is Noord-Korea te hulp geschoten
  • Noord en Zuid-Korea zijn nog altijd gescheiden en zelfs in oorlog
  • Is nog niet opgelost
  • Ze streven naar één land maar allebei in een ander perspectief
35
Q

Wie steunen wie Koreaanse oorlog

A

Noord-Korea -> China (bondgenoten, willen een oorlog voorkomen; tegen het westen, zijn allebei communist) en Sovjet-Unie (Rusland)
Zuid-Korea -> VS en Japan

36
Q

Wat zijn de belangrijkste kenmerken van het realisme als theorie

A
  • Macht staat centraal
  • Samenwerking tussen staten is moeizaam en nooit langdurig
  • Realisme gaat over zelfbehoud = gericht op eigen belang land
  • Staten wantrouwen elkaar door de Internationale Anarchie
  • Pessimistisch wereld- en mensbeeld, denk aan de ‘state of nature van Hobbes’
  • Negatief beeld, mensen zijn uit op conflicten en denken aan zichzelf, eigen belang, macht
  • Ziet samenwerking als soms nodig maar gaat altijd moeizaam en eigen belang zal altijd voorop staan in de samenwerking (is vooral om zelf beter te worden als land, eigen belang)
  • Er is geen macht, geen wereldregering, geen sturing, landen moeten het zelf uitvechten met elkaar
  • (Iedereen wil eigen belang)
  • Bipolaire vrede
  • Oorlog uit zelfverdediging en overleving
  • Staat gerichts op machtsbehoud en vergroting (laten zien welke wapens je hebt en hoe groot je bent)
37
Q

Het realisme (macht)

A
  • Mogelijkheid een ander te beïnvloeden
  • Macht is relatief (land A machtiger dan land B, maar niet de land C)
  • Alle internationale relaties zijn geworteld in macht
  • Soorten macht:
  • Hard Power: Carrots and sticks
  • Soft Power: Agenda Setting
38
Q

State of Nature van Hobbes Leviathan (1651)

A

Gaat over dat er geen grote macht/overheid is geen regering dus als overkoepelend orgaan dat de wereld in bedwang houdt hierdoor is chaos, wantrouwen tussen de overheden/landen en zijn ze vreed naar elkaar voeren. Hierdoor is er dus een internationale anarchie, mensen zijn elkaar vijanden

39
Q

Internationale anarchie en het security dilemma

A

Er is geen internationale autoriteit, staten zijn elkaar gelijken (staten zijn niet even sterk maar zijn allemaal soeverein daarom zijn ze elkaars gelijken

Security dilemma
- Staten hebben geen directe controle over elkaar
- Er is onzekerheid over elkaars motieven
- In reactie op onzekerheid bewapenen staten zich
- Bewapening kan leiden tot spanning, wat meer kan leiden tot onveiligheid

40
Q

Soorten realisme (vervolg)

A

Stability theory
- Dreiging van oorlog maar ook mogelijkheid tot stabiliteit
- Bipolair systeem (Koude oorlog)
- Multipolair systeem (voor en na Koude oorlog)
De stability theory gaat er dus vanuit data ls er twee grootmachten aan elkaar gewaagd zijn tegen over elkaar staan zorgt dat voor een balans en binnen die balans is er eigenlijk vrede

Defensive realisme: Hegemony
- Kan een staat ooit genoeg macht hebben?
- Wil altijd meer macht, maar wereld dominatie is onmogelijk
- Alle staten willen regionale controle uit zelfbehoud
- Is het realisme realistisch? In hoeverre en waarom?
nee is niet realistisch, geen enkele theorie is realistisch
- Wat is volgens het realisme nodig om de vrede te bewaren?
samenwerking waarbij beide partijen belang bij hebben en bipolaire vrede = twee even sterke machten

41
Q

Nucleair conflict

A

Waarom willen landen nucleaire wapens?
- Capaciteit
- legermacht is nodig, maar niet bepalend

  • Veiligheid
  • het is wel onduidelijk of wapens veiligheid garanderen
  • Internationale normen en perspectieven
  • Staten als lid van een international gemeenschap: respectabel of machtig? Verkrijgen van aandacht en respect van staten?
  • Interne politieke situatie
  • mogelijk ter afleiding van interne problemen in de staat/democratie?
42
Q

wat is de soevereine staat?

A

territorium met grenzen, permanente bevolking en een onafhankelijke macht aan het hoofd

43
Q

Security dilemma

A

idee van een samenleving zonder autoriteit, macht of geweld, hierdoor zijn staten elkaars gelijken en is er geen directe controle over elkaar, hierdoor ontstaat onzekerheid. Deze reactie zorgt voor het dilemma wel of niet bewapenen. Bewapening als bron van veiligheid of als reden voor aanval. Wel bewapenen zorgt ervoor dat staten zich kunnen verdedigen en aanvallen, niet bewapenen zorgt ervoor dat staten zich niet kunnen verdedigen en aanvallen