Intelligence and learning Flashcards
g (general intelligence)
Cognitive processes that influence the ability to think and learn on all intellectual tasks
Fluid intelligence
ability to think on the spot to solve novel problems
Crystalized intelligence
Factual knowledge about the world
Primary mental abilities
Seven abilities proposed by Thurston as crucial to intelligence
- word fluency
- verbal meaning
- reasoning
- spatial visualisation
- numbering
- rote memory
- perceptual speed
Three-stratum theory of intelligence
Caroll’s model that places g at the top of the intelligence hierarchy, 8 moderately general abilities in the middle, and many specific processes at the bottom.
Wechsler Intelligence Scale for Children (WISC)
Widely used test designed to measure the intelligence of children 6 years and older,
three-statue framework:
- g;
- verbal comprehension, visual-spatial processing, working memory, fluid reasoning, processing speed;
- specific processes
Typical Verbal comprehension
VOCAB: What is a helicopter.
SIMILARITIES: how are a mountain alike.
Typical Fluid Reasoning Items
Picture concepts: pick an object from each pair and group them together (gereedschap).
Typical working memory items
Digit span: 5,3,7,4,9 zeg maar en daarna van 9 naar 5
Letter-number sequence: 4,d,2,g,7 benoem eerst letters van klein naar groot en letters op alfabetische volgorde (2,4,7d,g)
Typical visual spatial processing items
block design maak figuur met anders gevormde blokjes.
Typical processing speed items
Coding: onder ieder rondje x en vierkant -
Symbol search: Figuur links zelf als een van de figuren rechts (na de lijn)
IQ (intelligence Quotient)
A quantitative measure of a Child’s intelligence relative to that of other children of the same age.
Normal distribution
Pattern of data in which scores fall symmetrically around a mean value, with most scores falling close to the mean and fewer scores farther from it.
Standard deviation (SD)
Measure of the variability of scores in a distribution; in an normal distribution 68% sd1, 95% sd2
Continuity of iq scores
closer tests are given, stable (hoe ouder hoe stabieler), Environment
Self-dicipline
Ability to inhabit actions, follow rules, and avoid impulsive reactions. Also influence success later in life.
IQ scores as predictors
Hoe hoger hoe groter de kans dat een kind succesvol word, zowel geld als binnen een bepaalde branche
genen en omgeving
genen spelen steeds meer een rol hoe meer het kind voor zichzelf kan kiezen,
iq kind en ouder stijgt (zelfs als ze geen contact hebben), kinderen met adoptieve ouders wordt iq wel minder
Passive effects
overlap between parents and Childs genes, meer met biologische ouders (ouders houden van lezen, kind ook en daarom groeit kind op in een huis met veel boeken)
Evocative effects
Childerens genotype effecting others, Dries houdt van lezen dus moeder zal (lokaal wilt ze dat zelf niet) meer voorlezen
Active effects
Kind kiest omgeving dat bij hem of haar past (adoptief kind houdt van lezen, hoe ouder ze wordt hoe meer ze gaat lezen)
Family influences
Environment + IQ dus wel correlatie maar causaal weten we niet
shared and non-shared environment
family is unique, non-shared more with age
Influence of schooling
attending school makes kids smarter, iq stijgt door stijging