Inleiding Recht H5 Flashcards
Wat is de belangrijkste rechtsbron van privaatrecht? Wat zijn bijzondere wetten?
Burgelijk Wetboek. Auteursrecht, Faillissementswet en de Merkenwet
Wat zijn de 5 manieren om publiek- van privaatrecht te onderscheiden?
Privaat:
- Particulier belang
- Initiatief tot handhaving bij burger
- Middelen tot handhaving: schadevergoeding, tot nakoming, ontbinding
- Gemeen recht/commuun recht
- Ieder doel dat niet geoorloofd is
Publiek:
- Algemeen belang
- Initiatief tot handhaving bij overheid
- Middelen tot handhaving: politiedwang
- Bijzonder recht
- Bepaald doel
Wat is het verschil tussen dwingend recht en aanvullend recht?
Dwingend: de wetgever wil niet dat ervan wordt afgeweken. Burgers kunnen er ook niet van afwijken, ookal is dit onderling afgesproken.
Aanvullend recht: Mag wel van worden afgeweken bij wederzijdse goedkeuring. Is het recht dat komt kijken als er geen afspraken zijn gemaakt.
Hoe weet je of recht dwingend of aanvullend is?
- Soms geeft de wetgever het uitdrukkelijk aan (nietig)
- Soms staat het in de woorden ‘moeten’
- Materie van bepaling -> wanneer iets zo belangrijk is wordt het vaak wel dwingend geacht.
- A contrario beginsel -> is het eerst lid dwingend, dan is de rest aanvullend.
Waarom bestaat aanvullend recht?
Partijen vergeten wel eens iets te regelen en het is onmogelijk om alles te regelen. Aanvullend t.o.v. wat de partijen wel zelf geregeld hadden
Wat zijn de drie categorieën van dwingend recht binnen privaatrecht?
- Iemand in bescherming nemen tegen zichzelf (bv. iemand minderjarig of handelingsonbekwaam)
- Vormvoorschriften: bij sluiten hypotheek zwart op wit, maar bij iets kopen uit de supermarkt niet nodig
- Wet beschermt een persoon tegen de andere persoon die machtiger wordt geacht: werkgever-werknemer
Wat is absoluut en relatief recht?
Absoluut: recht dat men tegenover iedereen kan handhaven.
Relatief: werkt slechts tegenover bepaalde personen
Wat is volledig en beperkt recht?
Beperkt recht is afgeleid van volledige rechten.
Volledig: Eigendom
Beperkt: Hypotheek
Waardoor kan eigendom beperkt worden?
- Wettelijke voorschriften art. 5:56 BW
- Regels van ongeschreven recht
- Rechten van anderen
- Misbruik van bevoegdheid art. 3:13 BW -> eigen grond gebruiken om buren mee te dwarsbomen
- Hinder -> bv. geluidsoverlast
Beperkt recht kan onderverdeeld worden in genotsrechten en zekerheidsrechten. Wat zijn dit?
Genotsrechten: Geven de gerechtigde het gebruik van een goed van de ander.
Zekerheidsrechter: beschikkingsbevoegdheid ten aanzien van een goed van een ander. Zekerheidsrecht is eenmalig
Rechtsfeiten zijn feiten waaraan enig rechtsgevolg is verbonden. Waarin kunnen we rechtsfeiten onderverdelen?
- Blote rechtsfeiten (toevallig) -> hebben wel een oorzaak, maar niet per se menselijke handeling bv. blikseminslag, geboorte van een kind
- Menselijke handelingen met een beoogd rechtsgevolg (rechtshandelingen) bv. kopen van een huis
en met een niet-beoogd rechtsgevolg (feitelijke handelingen) bv. schieten van een bal door een ruit
Bij de totstandkoming van een rechtshandeling staan de wil en verklaring centraal. Waarin kunnen rechtshandelingen worden onderverdeeld?
- Eenzijdige ongerichte rechtshandelingen: geen instemming/ontvangst van andere personen vereist (opmaken van testament)
- Eenzijdige gerichte rechtshandelingen: geen instemming, wel ontvangst andere persoon vereist (opzegging van huur/arbeidsovereenkomst)
- Meerzijdige rechtshandelingen: worden door meer dan één persoon verricht (bv. overeenkomst)
Als er sprake is van een wilsgebrek, spreken we van discrepantie van wil en verklaring. Wat houdt dit in?
De naar buiten gerichte wil en verklaring zijn dan niet meer in overeenstemming en zo komt er geen rechtshandeling tot stand. Maar als er aan de vereisten van art. 3:33 BW wordt voldaan en wil en verklaring met elkaar overeenstemmen, dan komt er alsnog een geldige rechtshandeling tot stand.
Een overeenkomst kan door de benadeelde worden vernietigd als een overeenkomst tot stand is gekomen als gevolg van één van de volgende wilsgebreken:
- Dwaling -> De wil van 1 der partijen heeft zich gevormd onder invloed van een valse voorstelling. Bij dwaling gaat het om onwetendheid. Men kan zich alleen beroepen op dwalen ten aanzien van de betekenis van de regel. (art. 6:228 BW)
- Bedrog (art. 3:44 lid 3)
- Bedreiging -> Iemand is tot het sluiten van een overeenkomst gebracht doordat hem vrees werd aangejaagd (art. 3:44 lid 2) Wilsgebrek: degene die bedreigd is heeft het sluiten van de overeenkomst wel gewild, maar zijn wil heeft zich op gebrekkige wijze gevormd
- Misbruik van omstandigheden -> Een van de partijen heeft door maatschappelijk overwicht pressie kunnen uitoefenen op de ander (art. 3:44 lid 4)
Wat zijn de 5 opmerkingen rondom bedrog?
- Handelen of nalaten met het oogmerk een ander te misleiden
- Kunstgrepen -> beroep op dwaling vaker succesvol
- Gaat om kunstgrepen waar een normaal mens zich redelijkerwijs door kan laten misleiden
- Van bedrog is pas sprake als de onwaarheid als maatschappelijk onbehoorlijk moet worden beschouwd
- De wederpartij moet de bedoeling hebben gehad om een valse voorstelling te wekken.
Wanneer mag iemand zich succesvol beroepen op dwaling?
- Men moet dwalen ten aanzien van de zelfstandigheid van de zaak -> tussen de dwaling en het aangaan van de overeenkomst moet causaal verband zijn
- Het mag niet gaan om uitsluitend toekomstige eigenschappen
- Dwaling moet verschoonbaar zijn -> als wederhelft heeft geweten of redelijkerwijs had kunnen weten dat een eigenschap van de overeenkomst zo’n beslissende betekenis had dat wanneer deze eigenschap ontbrak de overeenkomst niet gesloten werd
Wat is een overeenkomst?
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij door op elkaar aansluitende wilsverklaringen van partijen tussen hen rechtsgevolgen ontstaan. Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en de aanvaarding daarvan (art. 6:217 BW)
Hoe komt een overeenkomst tot stand en wat gebeurt er als een verbintenis niet wordt nagekomen?
Overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding.
Wanneer een verbintenis niet wordt nagekomen -> tekortkoming in de nakoming:
- toerekenbare tekortkoming (wanprestatie)
- niet-toerekenbare tekortkoming (overmacht)