Inleiding Recht H1 Flashcards

1
Q

Objectief recht
Subjectief recht

A

Objectief: Recht als geheel van regels of normen dat de samenleving ordent
Subjectief: Het gaat hier om een bepaalde bevoegdheid die wordt ontleend aan het objectieve recht, bv. dat je recht hebt op iets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn volgens Hugo de Groot de vier beginselen van rationalistisch natuurrecht?

A
  1. Het principe van het mijn en dijn (we mogen geen inbreuk maken op het eigendomsrecht van anderen)
  2. Het principe dat we afspraken moeten nakomen (pacta sunt servanda)
  3. Het principe dat schade die door schuld veroorzaakt is, moet worden vergoed
  4. Het principe dat inbreuk op het natuurrecht en ander recht moeten worden gestraft.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Positief recht
Natuurrecht

A

Positief recht: Het recht dat geldt krachtens uitvaardiging; het feit dat het door de staat als geldend wordt geproclameerd.
Natuurrecht: Het gaat om een niet bewust door mensen of door de wetgever gemaakt recht, maar een recht dat onafhankelijk van menselijke wilsbeslissingen, geldt. Bv. recht op leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Publiekrecht
Privaatrecht

A

Publiekrecht: Het deel van het recht dat specifiek van toepassing is op de staat. Het algemeen belang staat centraal. Partijen staan niet als gelijken tegenover elkaar, bv. overheid vs individu. Initiatief gaat uit tot de handhaving.
Privaatrecht: Het deel van het recht dat de individuen dient. Het particuliere belang van de individuen staat centraal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Dwingend recht + vb.
Aanvullend/regelend recht + vb
Dwingend en aanvullend recht bestaat alleen in privaatrecht, want aanvullend recht bestaat niet in publiekrecht.

A

Dwingend recht: Regels waarvan de belanghebbenden niet mogen afwijken, ookal zouden zij dat bij onderlinge overeenkomst afspreken, bv. personen- en familierecht.
Aanvullend recht: Recht dat geldt wanneer partijen zelf niets anders zijn overeengekomen, bv. burgerlijk recht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Formeel recht
Materieel recht

A

Formeel recht: De regeling van de procedure van het rechtsgeding, ookwel procesrecht. Te herkennen aan: intitule, aanhef en considerans
Materieel recht: Het gaat hier om de aard en inhoud van het overheidsbesluit. Het heeft algemeen verbindende voorschriften.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de vier rechtsgebieden?

A
  1. Privaatrecht
  2. Strafrecht
  3. Staatsrecht
  4. Bestuursrecht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kenmerken van privaatrecht

A
  • Afspraken die mensen met elkaar maken: overeenkomsten
  • Contractanten/partijen: mensen die zo’n overeenkomst sluiten
  • Verbintenissen: wederzijdse rechten en verplichtingen
  • Partijen als gelijken, zelf oplossen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Kenmerken van strafrecht

A
  • Het geheel van geboden en verboden waarop bij niet-naleving sancties zijn gesteld op basis van Wetboek van Strafrecht (materieel) en Wetboek van Strafvordering (formeel)
  • Strafrecht pas in het geding als andere middelen hebben gefaald.
  • Aanvullend recht
  • Normen die zo belangrijk zijn voor de samenleving dat het niet aan de burgers wordt overgelaten of zij daarover een procedure willen voeren.
  • Vrijheidsberoving en geldboete
  • Doleuze delicten (opzet) en culpoze delicten (schuld)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kenmerken van Staatsrecht

A
  • Belangrijkste regels van de nationale ordening van het overheidsapparaat, van de invloed van de burgers daarop, van de burgerlijke rechten en vrijheden.
  • Grondwet: Kieswet, Provinciewet, Gemeentewet, Wet van Raad van State
  • Grondwet: belangrijkste regels en beginselen m.b.t. de staatsorganisatie (positie koning, ministers, parlement, inrichting van de rechterlijke organisatie) en belangrijkste vrijheidsrechten of grondrechten
  • Grondwet: Geschreven document waarin de belangrijkste bepalingen van het staatsrecht zijn neergelegd
  • Constitutie: Kan ook het ongeschreven recht op het gebied van de staatsinrichting bevatten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de Nederlandse staatsvorm?

A

Parlementaire democratie met constitutionele monarchie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kenmerken van bestuursrecht

A
  • Geheel van rechtsregels dat betrekking heeft op de bestuurstaak van de overheid.
  • Het omvat de regels betreffende de overheidsbemoeienis met het maatschappelijk leven.
  • Ruimtelijke ordening, het onderwijs en sociale verzekeringen, bv. Hinderwet, Wegenverkeerswet en Prijzenwet
  • Grondwet, Algemene wet bestuursrecht (Awb)
  • Ongeschreven bestuursrecht: algemene beginselen van behoorlijk bestuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de definitie van rechtsbronnen en rechtsregels?
Wat zijn de rechtsbronnen in het Nederlandse rechtsstelsel?

A

Identificatiemiddelen voor het geldende recht. Alle regels die voortvloeien uit de rechtsbronnen in juridische zin zijn rechtsregels, regels die behoren tot het positieve recht.
1. de wet
2. de gewoonte
3. de rechtspraak (jurisprudentie)
4. het verdrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de drie categorieën van de wet?

A
  1. Wetten die alleen wet in formele zin zijn en geen wet in materiële zin bv. goedkeuringswet van een verdrag en een begrotingswet.
  2. Wetten die zowel wet in formele zin als wet in materiële zin zijn, bv. WvSr, BW, Opiumwet
  3. Wetten die alleen wet in materiële zin zijn en geen wet in formele zin bv. verordeningen van de gemeente en de provincie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de drie regels om de hiërarchie van wetten vast te stellen?

A
  1. Een hogere wet gaat voor een lagere (Lex superior derogat legi inferiori)
  2. Een latere wet gaat voor een eerdere (Lex posterior derogat legi priori)
  3. Een bijzondere wet gaat voor een algemene (Lex specialis derogat legi generali)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is rechtszekerheid belangrijk?

A

Het recht kan gebruikt worden als instrument om het gedrag van de overheid te voorzien en te voorspellen. Het recht geeft precies aan onder welke voorwaarden de overheid van haar dwingende macht gebruik zal en mag maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is codificeren?

A

Het vastleggen van de gehele rechtsstof in wetboeken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer gaat men tot codificatie over?

A
  1. Wanneer de rechtsonzekerheid onder de oude toestand te groot is geworden
  2. Wanneer men het heersende recht in het geheel niet meer uit de wet kan leren, omdat rond die wet een heel web van interpretatie geweven is
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Montesquieu onderscheidde drie machten, trias-politica binnen de staatswerkzaamheid. Welke zijn dit?

A
  1. Wetgevende functie
  2. Uitvoerende functie
  3. Rechterlijke functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is legisme?

A

De stroming die leert dat de rechter al het recht uit de wet haalt en dat hij niets anders zou mogen doen dan het recht mechanisch toepassen. Een theorie over rechtsbronnen en rechtspraak

21
Q

Wat is een rechtsbeginsel?

A

Een gedachte waaraan een volk waarde is gaan hechten, die neergelegd is in zijn recht of daarin voorondersteld, een gedachte - die, omdat zij niet zelve is rechtsregel, niet als zodanig mag worden gehanteerd en toegepast naar het heet, doch die telkens weer in de toepassing wordt erkend.

22
Q

Wat onderscheidt rechtsbeginselen van rechtsregels? En wat zijn wat belangrijke geschreven rechtsbeginselen?

A
  • De grotere algemeenheid van beginselen
  • De ethische dimensie van beginselen
  • Het feit dat beginselen niet zijn gemaakt door een wetgever, maar organisch zijn gegroeid binnen een bepaalde rechtscultuur

Gelijkheidsbeginsel: art. 1 Sr
Nulla poena-principe (geen straf zonder vooraf aangekondigde wet): art. 16 GW

23
Q

Onder welke twee voorwaarden wordt een gewoonte recht?

A
  1. Herhaling van gedragingen (usus)
  2. De overtuiging dat men zich zo behoort te gedragen als gevolg van een rechtsplicht (opinio necessitatis)
24
Q

Wettenrecht vs gewoonterecht

A

Wettenrecht:
- Bewuste schepping
- Product van hoger hand, overheid maakt het
- Geschreven recht –> officiële instantie
- Er is geen herhaling nodig
Gewoonterecht:
- Ontstaat geleidelijk
- Rijst op uit interactie tussen mensen, uit de interactie ontstaan gedrag en verwachtingen daarover
- Ongeschreven recht –> niet-officiële instantie
- Er is herhaling nodig

25
Q

Wet vs Rechtspraak

A

Wet:
- Algemene voorschriften
- Situaties vooraf te reguleren met als doel het handhaven van de vrede en het voorkomen van conflicten
- Is een algemeen geldende regel
Rechtspraak:
- Concrete oordelen
- Achteraf reguleren. Het conflict heeft al plaatsgevonden.
- Bindt alleen procederende partijen; geeft een oplossing voor een concreet geval, maar geen algemeen geldende regeling.

26
Q

Wat is vaste jurisprudentie en wat gebeurt er als dit ontstaat?

A

Wanneer een bepaalde regel in de rechtspraak steeds wordt gevolgd, spreken we van vaste jurisprudentie en wanneer dat het geval is, zou men kunnen spreken van de rechtspraak als een bron van het recht. Vaste jurisprudentie gaat dan tot de rechtsgewoonte behoren.

27
Q

Hoe ontstaat een verdrag?

A
  1. Onderhandeling door vertegenwoordigers van de staten die hier een volmacht krijgen.
  2. Bij overeenstemming, overgaan tot sluiten van een verdrag door de regering.
  3. Verdrag aan de SG ter goedkeuring voorgelegd en dan kan het verbindend worden.
  4. Na de goedkeuring moet nog ratificatie/bekrachtiging volgens, voor zover de overeenkomst dit eist. Oorkonde gemaakt.
  5. Bekendmaking in het Tractatenblad.
28
Q

Wat is dualisme?

A

Bij dualisme gaat men ervan uit dat de nationale rechtsorde en de internationale rechtsorde strikt gescheiden grootheden zijn. Internationaal recht kan de burger niet binden –> Transformatieleer: Het internationale recht moet door een nationale wet van toepassing worden verklaard binnen de nationale verhoudingen.

29
Q

Wat is monisme?

A

Het volkenrecht en nationaal recht wordt niet gezien als twee gescheiden rechtsstelsels, maar als één systeem. Een verdrag wordt dan gezien als een rechtsregeling voor een grotere rechtsgemeenschap dan waarvoor de nationale rechtsregelingen gelden. Voor zover het gaat om ieder verbindende bepalingen heeft de Nederlandse Grondwet de monistische opvatting geaccepteerd.

30
Q

Wat is recht?

A

Het geheel van regels en normen aangaande het ordenen van een samenleving en het beslechten van conflicten tussen partijen in de samenleving wanneer deze niet handelen naar elkaars verwachtingen of geaccepteerde verplichtingen.

31
Q

Wat is het verschil tussen moraal en recht?

A

Moraal is niet afdwingbaar en een innerlijke gedraging.
Recht is wel afdwingbaar en een uiterlijke gedraging.

32
Q

Wat is de functie van rechtsbronnen?

A

Het bewaren van de orde en met eenduidige regels stabiliteit en vertrouwen tussen partijen in een samenleving te waarborgen. Het primaire doel is het ordenen van de maatschappij.

33
Q

Wat zijn de belangrijkste verschillen tussen privaat- en publiekrecht?

A

Privaatrecht:
- Eigen belang van burgers
- Partijen staan als gelijken tegenover elkaar: horizontale verhouding
- Initiatief ligt bij burgers
- Recht ontstaat door spontane ordening die voortkomt uit interactie tussen individuen
Publiekrecht:
- Overheid handelt in algemeen belang
- Partijen staan niet als gelijken tegenover elkaar: verticale verhouding
- Initiatief ligt bij de overheid
- Recht komt voort uit dwangordening (wetten)

34
Q

In welke vier onderdelen kan publiekrecht worden ondergedeeld?

A
  • Strafrecht
  • Bestuursrecht
  • Staatsrecht
  • Volkenrecht/internationaal publiekrecht
35
Q

Wat zijn klassieke en sociale grondrechten?

A

Klassieke grondrechten: Rechten die de burger een sfeer garanderen waarin de overheid niet kan en niet mag handelen zonder een overtuigende en wettelijk vastgelegde rechtvaardiging. De overheid moet juist iets laten. Dit zijn verboden. Bv. vrijheid van meningsuiting.
Sociale grondrechten: Grondrechten waarbij de overheid juist actief iets moet doen. Vb. recht op onderwijs

36
Q

Binnen het privaatrecht wordt onderscheid gemaakt tussen het burgerlijk recht en handelsrecht. Wat is het verschil en waarin is burgerlijk recht ook nog onder te verdelen?

A

Handelsrecht: Regels over verzekeringen en wissel- en chequerecht.
Burgerlijk recht:
- Personen- en familierecht: Regels omtrent ouderlijk gezag, voogdij, huwelijk en echtscheiding.
- Vermogensrecht: Alles wat op geld waardeerbaar is: het vermogen van de mens. Bv. Het erfrecht en goederenrecht.

37
Q

Wat is ius constituendum?

A

Het recht zoals wij zouden willen dat het geldt (idealenrecht)

38
Q

Wat betekent wet in formele zin?

A

Ieder gezamenlijk besluit van regering en SG dat volgens een bepaalde procedure tot stand is gekomen.

39
Q

Wat betekent wet in materiële zin?

A

Iedere naar buiten werkende algemene en burgers bindende regeling, uitgaande van een overheidsorgaan, dat zijn bevoegdheid daartoe direct ontleent aan een wet in formele zin; ookwel een algemeen verbindend voorschrift.

40
Q

De meeste wetten zijn wetten in materiële en formele zin: het besluit is afkomstig van regering en SG tezamen met als inhoud algemeen verbindende voorschriften, maar er zijn ook:

A
  • Wetten die alleen wif zijn en geen wim: procedure van benoeming van een vorst of goedkeuring van een begroting
  • Wetten die zowel wif zijn als wim: BW
  • Wetten die alleen wim zijn en geen wif: lokale verordeningen van burgemeesters
41
Q

Wat voor kritiek was er op het legisme?

A

De wet is niet altijd duidelijk en vertoont leemtes die de rechter zal moeten opvullen. Alleen de wetten is niet genoeg als bron om recht te spreken.

42
Q

Wat is de hoogste rechter en wat beoordeelt hij?

A

De cassatierechter: de Hoge Raad der Nederlanden. Hij beoordeelt alleen rechtsvragen en geen feitelijke kwesties.

43
Q

Volgens de Trias leer moet de rechtsprekende macht zich houden aan het Stare-decis-beginsel. Wat is dat?

A

Het beginsel dat men bij gedane uitspraken moet blijven.

44
Q

Wat is recht volgens H.L.A. Hart?

A

Het recht komt tot stand volgens bepaalde procedure die is onderworpen aan de regels (essential law-making, procedures)

45
Q

Wat is recht volgens Oliver Wendell Holmes?

A

Rechtspraak staat centraal

46
Q

Wat is recht volgens John Austin?

A

Recht als bevel

47
Q

Wat is recht volgens Immanuel Kant?

A

De wet staat centraal

48
Q

Wat zijn de trends van rechtsbronnen in Nederland vanaf de 19e eeuw?

A

19e eeuw: de wet en de gewoonte
20e eeuw begin: de rechter
20e eeuw tweede helft: het verdrag