Inleiding farmacotherapie Flashcards

1
Q

Welke 3 effecten kan een geneesmiddel hebben?

A

-therapeutisch
-profylactisch (preventief)
-diagnostisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een voorbeeld van een diagnostisch geneesmiddel?

A

oogdruppels om pupillen te vergroten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarbij worden vaak profylactische medicatie gegeven?

A

hart- en vaatziekten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is functie van CBG?

A

beoordeelt en bewaakt werkzaamheid, risico’s en kwaliteit van geneesmiddelen voor mens en door. Ook verantwoordelijk voor toelating op de markt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een unmet medical need?

A

Voor bepaalde innovatieve geneesmiddelen kan een tegemoetkoming worden toegekend, zelfs nog voordat ze geregistreerd zijn. Dit is mogelijk wanneer ze gebruikt worden bij de behandeling van een ernstige of dodelijke aandoening waarvoor geen therapeutisch alternatief bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke organisatie zorgt voor vergoeding van geneesmiddelen?

A

ZIN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet de METC

A

beoordeelt of er studie gedaan kan worden naar een bepaald geneesmiddel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar kan je terecht als er een onbekende bijwerking optreedt?

A

LAREB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarop is het deskundig voorschrijven van geneesmiddelen gebaseerd?

A

-werkzaamheid
-veiligheid
-doelmatigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is klinisch redeneren?

A

Betekenis geven aan wat je weet en waarneemt om zodoende over te kunnen gaan tot de juiste actie(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly