IN Flashcards
1
Q
in (voor namen van steden)
A
à
2
Q
in (bij namen van landen)
A
en
3
Q
in heel (namen steden/landen nader bepaald)
A
dans
4
Q
in het noorden
A
dans le Nord
5
Q
ten noorden van
A
au nord de
6
Q
in de kerk (religieuze dienst)
A
à l’église
7
Q
in de kerk (gebouw)
A
dans l’église
8
Q
in de stad waar ik woon
A
dans la ville où j’habite
9
Q
in de stad (centrum)
A
en ville
10
Q
instappen
A
montrer en voiture
11
Q
stapte in een auto
A
montèrent dans une voiture
12
Q
in de fabriek werken
A
travailler à l’usine
13
Q
in een fabriek werken
A
travailler dans une usine
14
Q
in het water (letterlijk)
A
dans l’eau
15
Q
in het water (figuurlijk
A
à l’eau
